In deze zaak heeft de besloten vennootschap The Lake Hotel B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] c.s. en tevens een incidentele vordering tot voeging. De gedaagden hebben geantwoord op de incidentele vordering en gesteld dat de kantonrechter onbevoegd is. De kantonrechter heeft zich bevoegd verklaard in een andere zaak, maar heeft de gevorderde voeging afgewezen omdat de voorwaarde voor voeging niet vervuld was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van The Lake Hotel komen, omdat zij ongelijk heeft gekregen in het incident.
De kantonrechter heeft vervolgens de bevoegdheid beoordeeld. [gedaagde 1] c.s. stelden dat de kantonrechter niet bevoegd was voor vorderingen die betrekking hebben op de koopovereenkomst en schadevergoeding. The Lake Hotel voerde aan dat de vorderingen onlosmakelijk verbonden zijn met de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende samenhang was tussen de overeenkomsten, waardoor hij zich bevoegd achtte om van de vorderingen kennis te nemen. De vordering in het incident werd afgewezen en de proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde 1] c.s. omdat zij ongelijk kregen.
De beslissing van de kantonrechter omvatte de afwijzing van de vordering tot voeging en de veroordeling van beide partijen in de proceskosten. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rolzitting voor beraad op 26 april 2023.