ECLI:NL:RBNHO:2023:3192

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3377
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met correctiebeleid Belastingdienst

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De aanslag was berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 7.751, met een belastingrente van € 14. Na bezwaar is de aanslag verminderd tot een biww van € 7.400 en de belastingrente tot € 4. Eiser betwist de aanslag en stelt dat deze in strijd is met het correctiebeleid van de Belastingdienst. Tijdens de zitting heeft eiser een kopie van de aangifte overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze afwijkt van de originele aangifte in het dossier. De rechtbank concludeert dat de correctie door verweerder niet in strijd is met het correctiebeleid, omdat de correctie op het aangegeven biww meer dan € 500 bedraagt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst op eerdere jurisprudentie van het Gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad die het standpunt van verweerder ondersteunen. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen op 17 maart 2023.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [plaats] , eiser

(gemachtigde: J.A. Klaver),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 7.751, en daarbij bij beschikking € 14 belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een, berekend naar een biww van € 7.400 en de belastingrente verminderd tot € 4.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023 te Haarlem.
Namens eiser is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [naam] en [naam] .

Overwegingen

Feiten
1. Voor het jaar 2018 heeft eiser een papieren aangifte ingediend die in kopie tot de gedingstukken behoort. In de aangifte is een biww vermeld van € 7.217 en een aftrek specifieke zorgkosten van € 2.641. Conform de aangifte is aan eiser met dagtekening 17 mei 2019 een voorlopige aanslag opgelegd.
2. Per brief van 27 juni 2019 heeft verweerder eiser gevraagd om nadere informatie over de aangifte. Daarop heeft eiser bij verweerder stukken ingediend en hebben partijen daarover gecorrespondeerd. Per brief van 26 mei 2021 heeft verweerder meegedeeld dat hij voornemens was van de aangifte af te wijken en de specifieke zorgkosten voor € 2.107 in aftrek zou toelaten. Met dagtekening 17 juni 2021 heeft verweerder de aanslag opgelegd, berekend naar een biww van € 7.751 (€ 7.217 + € 2.641 -/- € 2.107).
3. Eiseres heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 16 juli 2021 en is op 20 juli 2021 bij verweerder ontvangen. Daarop hebben partijen opnieuw met elkaar gecorrespondeerd en bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd tot een, berekend naar een biww van € 7.400.

Geschil4. In geschil is of de uitspraak op bezwaar in strijd is met het binnen de Belastingdienst gevoerde correctiebeleid.

5. Eiser stelt dat de door verweerder toegepaste correctie minder is dan € 500 en de uitspraak op bezwaar daarom in strijd is met het correctiebeleid. Als bewijs voor zijn stelling heeft de gemachtigde van eiser ter zitting een kopie van een ingevuld aangiftebiljet overgelegd. Hierin is een aftrek specifieke zorgkosten vermeld van € 2.614.
6. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een biww van € 7.244.
7. Verweerder stelt dat de uitspraak op bezwaar niet in strijd is met het correctiebeleid omdat de correctie op het aangegeven biww meer is dan € 500, namelijk € 534 (€ 7.751 -/- € 7.217). Volgens verweerder komt eiser tot een lager correctiebedrag omdat hij in de bezwaarfase nog heeft gevraagd om aftrek van de uitgaven voor een insulineresistentiedieet van € 350 (€ 250 + 40%).
8. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
9. Het binnen de Belastingdienst gevoerde correctiebeleid houdt in dat correctie achterwege blijft als de correctie op het inkomen minder is dan € 500 of de over de correctie verschuldigde belasting minder is dan € 225.
10. De rechtbank overweegt dat het door de gemachtigde ter zitting overgelegde aangiftebiljet niet hetzelfde is als het in 1 genoemde biljet dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Ter zitting heeft verweerder dan ook gesteld dat het bij de ter zitting overgelegde aangifte om een valselijk opgemaakt stuk gaat met kennelijk geen andere strekking om verweerder en de rechtbank een onjuiste voorstelling van zaken te presenteren. De rechtbank heeft het overgelegde stuk beoordeeld en heeft vastgesteld dat het op groot aantal punten afwijkt van de als bijlage 1 overgelegde kopie van het oorspronkelijk ingediende aangiftebiljet waaronder het bedrag en de specificatie van de als specifieke zorgkosten vermelde posten. De gemachtigde is om een reactie gevraagd en heeft daarop geen afdoende antwoord kunnen en/of willen geven. De rechtbank volgt daarom het standpunt van verweerder en houdt het ervoor dat de in 1 genoemde aangifte de aangifte is die door eiser daadwerkelijk is ingediend en die aangifte dan ook het uitgangspunt is bij de beoordeling of de aanslag wel of niet in strijd is met het binnen de Belastingdienst gevoerde correctiebeleid.
11. Verweerder heeft gewezen op de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (het Hof), ECLI:NL:GHAMS:2020:2990. Het Hof overwoog dat het correctiebeleid niet op de wijze die gemachtigde verdedigt moet worden uitgelegd, namelijk dat het ertoe leidt dat een correctie van de aangifte bij de uitspraak op bezwaar volledig moet worden teruggenomen in een geval als het onderhavige waarin het in het correctiebeleid genoemde bedrag van € 500 na bezwaar alleen daarom niet wordt overschreden omdat in de bezwaarfase meer, nieuwe of andere kosten dan in de aangifte worden geclaimd en in aftrek worden toegelaten. Bij arrest van 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1057, heeft de Hoge Raad onder toepassing van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dit oordeel van het Hof in stand gelaten.
12. Zoals blijkt uit hetgeen is vermeld in 1, 2 en 3 is het onderhavige geval gelijk aan het bij de hierboven aangehaald jurisprudentie berechte geval. Dit kan dan ook tot geen ander oordeel leiden dan dat de uitspraak op bezwaar niet in strijd is met het correctiebeleid. Het beroep is daarom ongegrond.
Proceskosten
13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.