ECLI:NL:RBNHO:2023:3178

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/15/328367 / FA RK 22-2380
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot partneradoptie en toewijzing van gezamenlijk gezag over een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een minderjarige door de verzoeker, die de levenspartner van de moeder is. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen, omdat niet voldaan was aan de samenlevingstermijn van drie jaar, zoals vereist in artikel 1:227 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank overwoog dat, hoewel de verzoeker en de moeder een langdurige relatie hebben, zij tot voor kort niet op hetzelfde adres woonden en dus niet aan de strikte eisen van de wet voldeden. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de recente ontwikkelingen in het contact tussen de minderjarige en haar biologische vader ook een rol spelen in de beslissing. De rechtbank concludeerde dat de adoptie op dit moment niet in het kennelijk belang van de minderjarige is, gezien haar jonge leeftijd en de recente positieve ontwikkelingen in het contact met de vader.

Daarnaast heeft de rechtbank het subsidiaire verzoek van de verzoeker en de moeder om gezamenlijk gezag over de minderjarige toegekend. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet aan de verzorgingstermijn van een jaar was voldaan, de omstandigheden en de nauwe persoonlijke betrekking tussen de verzoeker en de minderjarige voldoende basis gaven om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft ook de geslachtsnaam van de minderjarige gewijzigd in die van de verzoeker, wat in het belang van de minderjarige werd geacht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de nodige stappen voor de wijziging van de geslachtsnaam gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
partneradoptie, gezag, geslachtsnaamwijziging
zaak-/rekestnr.: C/15/328367 / FA RK 22-2380
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 april 2023
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. Y. Bruin, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. Y. Bruin, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
hierna afzonderlijk te noemen verzoeker en de moeder, en gezamenlijk verzoekers
-- betreffende --
de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna ook: [de minderjarige] ).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
domicilie gekozen hebbende ten kantore van zijn advocaat,
hierna mede te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Kochheim-Bossink, kantoorhoudende te Aerdenhout.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoekers, ingekomen op 24 mei 2022;
- het bericht van de advocaat van verzoekers, met bijlagen, ingekomen op 27 juni 2022;
- het bericht van de advocaat van verzoekers, met bijlagen, ingekomen op 7 juli 2022;
- het bericht van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), ingekomen op 26 juli 2022;
- de referteverklaring van de vader van 26 juli 2022, ingekomen op 4 augustus 2022;
- het bericht van de advocaat van verzoekers, met bijlagen, ingekomen op 20 februari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 februari 2023 in aanwezigheid van verzoeker en de moeder, bijgestaan door mr. Y. Bruin, en de vader, bijgestaan door mr. B. Kochheim-Bossink.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is op 6 maart 2023 een brief van [de minderjarige] ingekomen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en de vader hebben een korte affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [de minderjarige] geboren. [de minderjarige] is woonachtig bij de moeder. De vader heeft [de minderjarige] op [datum] erkend. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De moeder heeft een zoon uit een eerder huwelijk met [naam] , te weten:
- [zoon] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
De moeder en de vader van [zoon] zijn gezamenlijk belast met het gezag over [zoon] . [zoon] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder en er is een zorg- en contactregeling met zijn vader.
2.3.
Uit een eerdere relatie van de verzoeker zijn geboren:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en;
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Verzoeker en de moeder van voormelde kinderen, [de moeder van kind 1 en kind 2] , zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] . Zij verblijven ongeveer de helft van de tijd bij verzoeker.

3.Verzoek

3.1.
Verzoeker verzoekt de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. het verzoek tot adoptie van [verzoeker] tot adoptie van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , toe te wijzen;
II. indien het onder I. vermelde verzoek zal worden toegewezen, tevens de beschikking in te schrijven in het gezagsregister.
Subsidiairverzoeken verzoeker en de moeder:
III. te bepalen dat [verzoeker] gezamenlijk met [de moeder] zal worden belast met het gezag over [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Zowel primair als subsidiair verzoeken verzoeker en de moeder:
IV. te bepalen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , zal worden gewijzigd naar ‘ [geslachtsnaam] ’.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken hebben verzoekers het volgende aangevoerd.
Tijdens de zwangerschap hebben de ouders van [de minderjarige] hun affectieve relatie beëindigd. [de minderjarige] is wel - anderhalf jaar later - door de vader erkend, maar het ouderlijk gezag voor de vader is nooit geregeld. Dit is in lijn met de wensen van de vader. Voordat de moeder in verwachting was van [de minderjarige] had de vader een relatie met zijn huidige echtgenote. De vader had de wens om zijn leven samen met haar in te richten, en daar kon [de minderjarige] geen onderdeel van uitmaken.
De ouders zijn uiteindelijk tot een ‘non-verzorgingsovereenkomst’ gekomen, waarin zij - kort gezegd - hebben vastgesteld dat vader geen omgang met, noch informatie aangaande, [de minderjarige] wenst. Daar hing ook mee samen dat de moeder nimmer om een kinderbijdrage zou verzoeken.
In de zomer van 2018 kregen de moeder en verzoeker een relatie. De kinderen van verzoeker en de kinderen van de moeder kunnen erg goed met elkaar overweg. [de minderjarige] beschouwt de kinderen van verzoeker als haar grote broer en grote zus. De moeder en [de minderjarige] verblijven regelmatig bij verzoeker, en verzoeker verblijft regelmatig bij moeder en [de minderjarige] . Tijdens de momenten dat de moeder en verzoeker samen zijn, nemen zij samen de zorg- en opvoedtaken voor hun rekening en kan [de minderjarige] van hen beiden erop aan dat zij haar zullen verzorgen. [de minderjarige] vraagt zowel aan de moeder als aan verzoeker om liefde, affectie, en hulp. Verzoeker heeft een inkomen en draagt ook op financieel gebied bij voor [de minderjarige] . Hij is voor haar een vaderfiguur, houdt van haar en zorgt voor haar als ware [de minderjarige] zijn eigen (biologische) dochter. [de minderjarige] beschouwt verzoeker inmiddels als haar vader, hoewel zij ermee bekend is dat hij niet haar biologische vader is.
[de minderjarige] heeft haar biologische vader inmiddels ontmoet en hem gevraagd of verzoeker haar vader mag zijn. De vader heeft toen mondeling aangegeven dat hij dat goed vond. Gelet op de wens van [de minderjarige] hebben de moeder en verzoeker zich tot een advocaat gewend, teneinde de wens van [de minderjarige] te laten verwezenlijken. Verzoeker wenst in de hoedanigheid van levensgezel (en binnenkort als echtgenoot) van de moeder [de minderjarige] te adopteren. Zij vinden het belangrijk dit te regelen mocht de moeder onverhoopt komen te overlijden. Dat verzoeker niet aan de samenlevingstermijn heeft voldaan dient in dit geval achterwege te worden gelaten. Verzoeker stelt dat in onderhavige situatie sprake is van de nodige bestendigheid en daarmee is voldaan aan de achterliggende gedachte van de eis van de samenlevingstermijn. Indien en voor zover het primaire verzoek tot partneradoptie wordt afgewezen, wordt verzocht te bepalen dat verzoeker mede zal worden belast met het gezag over [de minderjarige] . Voorts wensen verzoekers dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] zal worden gewijzigd naar [geslachtsnaam] .

4.Standpunten ter zitting

Mr. Bruin
4.1.
Mr. Bruin heeft ter zitting aangevuld dat, hoewel verzoeker en de moeder in juli 2022 pas echt zijn gaan samenwonen, zij al vier jaar een relatie hebben die de nodige bestendigheid heeft. Verzoekers zullen op [huwelijksdatum] in het huwelijk treden. Het afgelopen jaar is niet makkelijk voor hen geweest. De moeder heeft meerdere zware operaties moeten ondergaan. Ook heeft bij de buren een brand gewoed waardoor de woning van verzoeker en de moeder brandschade heeft opgelopen. Ondanks deze heftige periode zijn zij daar sterker uit gekomen. Na de huwelijkssluiting op [huwelijksdatum] wenst de moeder de achternaam [geslachtsnaam] te dragen. Verzoekers wensen dat [de minderjarige] deze achternaam ook krijgt.
Er is recentelijk meer contact tussen [de minderjarige] en de vader geweest. Dit contact verloopt goed. De moeder informeert de vader over [de minderjarige] op een aparte telefoon. Ook worden door of namens [de minderjarige] berichtjes aan de vader verzonden. Er zijn de afgelopen maanden vier omgangsmomenten tussen [de minderjarige] en haar vader geweest. Ondanks deze ontwikkelingen is het niet te verwachten dat de vader in de toekomst een meer intensieve rol zal spelen dan hij thans doet.
Verzoeker
4.2.
Verzoeker wenst met [de minderjarige] dat hij haar vader zal zijn. Zij willen als gezin oud worden met elkaar en gelukkig zijn. Mocht er in de toekomst iets met de moeder gebeuren dan wil hij ook voor [de minderjarige] en [zoon] blijven zorgen. [de minderjarige] staat in zijn testament. Hij zal [de minderjarige] contact met haar biologische vader nooit ontzeggen omdat hij weet hoe belangrijk dat voor haar is.
De moeder
4.3.
In het begin van de relatie hebben de moeder en verzoeker geprobeerd het omwille van de kinderen rustig aan te doen. Toen de kinderen aangaven daar aan toe te zijn, zijn de moeder en verzoeker gaan nadenken over samenwonen. In hun samengestelde gezin zorgen zij allebei voor alle kinderen en dat gaat heel goed.
Het prille contact dat [de minderjarige] met haar vader heeft doet [de minderjarige] zichtbaar goed. [de minderjarige] vond het moeilijk dat dat er niet was. Het contact zorgt voor veel vragen bij [de minderjarige] . [de minderjarige] weet dat haar vader haar niet meer kan bieden dan hij nu doet, en dat zal niet veranderen. [de minderjarige] wil zelf graag dat verzoeker haar adopteert en is volgens de moeder in staat de gevolgen daarvan te overzien.
De vader
4.4.
Hoewel de gezondheid van de vader eerder slecht was, gaat het op dit moment goed met hem. Het contact dat er sinds kort met [de minderjarige] is heeft betekenis voor hem. Echter omdat [de minderjarige] een buitenechtelijk kind is dat in de thuissituatie van de vader niet wordt geaccepteerd, is het hebben van contact met [de minderjarige] voor de vader erg moeilijk. Hij kan [de minderjarige] het nodige niet bieden en hij ziet dat zij het goed heeft in het gezin van verzoeker en de moeder. Het belang van [de minderjarige] staat voor hem voorop.
De vader heeft [de minderjarige] laatst wat geld gegeven. Als hij op die manier het leven van [de minderjarige] kan verrijken doet hij dat graag. [de minderjarige] heeft hem verteld dat dat ze graag wil dat verzoeker haar vader is.
4.5.
Mr. Kochheim-Bossink heeft ter zitting aangevuld dat de vader het verzoek onderschrijft, met name het primaire verzoek tot adoptie. Het is in het belang van [de minderjarige] dat het verzoek wordt toegewezen. De vader kan [de minderjarige] niet geven wat hij zou willen omdat zijn partner dat niet accepteert. Dat doet hem pijn, maar hij gunt [de minderjarige] een leven met een vader.

5.Beoordeling

Adoptie
5.1.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit artikel 1:227 BW volgt - voor zover hier van belang - het volgende. Adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel van de ouder is, kan slechts worden gedaan, indien hij tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Het verzoek kan alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
5.3.
De voorwaarden voor adoptie genoemd in artikel 1:228, eerste lid, BW zijn:
a. a) dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op
de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van
bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b) dat het kind geen kleinkind is van de adoptant;
c) dat de adoptant ten minste achttien jaar ouder is dan het kind;
d) dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e) dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien
jaren heeft bereikt;
f) dat de adoptant en de ouder (in dit geval: de moeder) het kind gedurende tenminste een
jaar feitelijk gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
g) dat de ouder alleen of samen met de adoptant het gezag over de minderjarige heeft.
5.4.
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of verzoekers voldoen aan het samenlevingsvereiste van artikel 1:227 lid 2 BW. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
5.5.
Het verzoek is ingediend op 24 mei 2022 en het samenlevingsvereiste ziet op de drie jaar voorafgaand aan deze periode. Uit de overgelegde gegevens van de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat verzoekers zich met [de minderjarige] op [datum] hebben gevestigd op het adres [adres] . In de periode daarvoor hebben verzoeker en de moeder niet op hetzelfde adres ingeschreven gestaan. Op het moment van indiening van het verzoek hadden verzoeker en de moeder ieder een eigen woning, en de drie jaren daarvoor ook. In strikte zin is dus niet aan het samenlevingsvereiste voldaan. In de door verzoekers geschetste omstandigheden ziet de rechtbank onvoldoende grond voor het oordeel dat niettemin is voldaan aan de achterliggende eis van een zekere bestendigheid. De rechtbank gaat ervan uit dat verzoekers sinds 2018 een relatie hebben die al snel hecht is geworden. Maar dit doet er geen afbreuk aan dat zij tot voor kort ieder met hun eigen kinderen een eigen woning bewoonden. Objectieve aanknopingspunten dat deze situatie feitelijk gelijkgesteld zou moeten worden met de situatie van tenminste drie jaar samenleven, hebben verzoekers niet aangedragen. Daaraan doet geen afbreuk dat verzoekers gedurende de relatie over en weer in de verschillende woningen steeds meer samen voor de kinderen zijn gaan zorgen.
5.6.
Ook in het belang van [de minderjarige] ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om aan de samenlevingstermijn van artikel 1:227, lid 2 BW voorbij te gaan. De situatie die voorligt is bijzonder. De vader van [de minderjarige] heeft tot voor kort nauwelijks een rol in haar leven gespeeld. Hij heeft op dit moment niet de wens of de mogelijkheid om haar (mede) als ouder te verzorgen en op te voeden. Maar nadat het verzoekschrift tot adoptie is ingediend, is er contact tussen [de minderjarige] en de vader ontstaan. Ter zitting is gebleken dat de vader niet (meer) ongeneeslijk ziek is en dat de vooruitzichten ten aanzien van zijn gezondheid positief zijn. Hij heeft contact met [de minderjarige] via een speciaal door hem aangeschafte telefoon en er zijn omgangsmomenten geweest die door alle betrokkenen als positief worden ervaren. Daarbij informeert de moeder de vader over het wel en wee ten aanzien van [de minderjarige] , en is de vader oprecht in [de minderjarige] geïnteresseerd. [de minderjarige] geniet erg van het contact met de vader. De ontwikkelingen in het contact met haar vader acht de rechtbank in het belang van [de minderjarige] . Het is dan ook te prijzen dat verzoekers haar daar de ruimte voor bieden. Ook de goede band met verzoeker acht de rechtbank van groot belang voor [de minderjarige] .
5.7.
Hoewel de rechtbank aanneemt dat [de minderjarige] op dit moment de wens heeft dat verzoeker haar adopteert -zij heeft die wens ook neergelegd in een brief aan de rechtbank- acht de rechtbank haar te jong om de ingrijpende gevolgen van een adoptie al te kunnen overzien. Met een adoptie wordt de familieband die zij met haar vader heeft definitief doorgehaald. [de minderjarige] is op dit moment acht jaar oud. In combinatie met de prille ontwikkelingen in het contact met de biologische vader, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verzochte adoptie op dit moment in het kennelijk belang van [de minderjarige] is. Gelet op de relatief korte periode waarin veel is gebeurd, acht de rechtbank het nodig de ontwikkelingen tijd te gunnen.
5.8.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige] is en wordt voorts niet voldaan aan alle voorwaarden om te kunnen overgaan tot adoptie. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie daarom afwijzen.
5.9.
De rechtbank wil hiermee niets af doen aan de belangrijke rol die verzoeker in het leven van [de minderjarige] speelt. De rechtbank kan zich voorstellen dat als verzoekers gedurende een langere periode samen voor [de minderjarige] hebben gezorgd, duidelijker is geworden hoe het contact tussen [de minderjarige] en de vader zich verder ontwikkelt en [de minderjarige] een leeftijd heeft bereikt waarop zij beter in staat is te overzien wat een adoptie inhoudt, nogmaals een adoptieverzoek wordt gedaan.
Gezag
5.10.
Verzoekers hebben subsidiair verzocht te bepalen dat verzoeker tevens zal worden belast met het gezag over [de minderjarige] . Dit verzoek is gebaseerd op artikel 1:253t BW.
Ingevolge artikel 1:253t lid 1 BW kan de rechtbank indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek met de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag belasten. Op grond van het tweede lid van voormeld artikel wordt, in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen indien de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad en de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. Op grond van het derde lid van artikel 1:253t BW wordt het verzoek afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
5.11.
De moeder en verzoeker hebben sinds een aantal jaren een relatie en gaan binnenkort trouwen. Per [datum] zijn zij met [de minderjarige] geregistreerd op hetzelfde adres. [de minderjarige] woont samen met de moeder, verzoeker en deels met [zoon] en [kind 1] en [kind 2] . [de minderjarige] wordt in ieder geval vanaf dat moment mede door verzoeker opgevoed en verzorgd. Er is inmiddels sprake van een gezinsverband en verzoeker vervult een vaderrol voor [de minderjarige] . Daarom neemt de rechtbank aan dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoeker en [de minderjarige] .
5.12.
[de minderjarige] is door de vader erkend en staat daarmee in familierechtelijke betrekking tot een andere ouder. Dit maakt dat de vereisten uit het tweede lid van artikel 1:253t BW van toepassing zijn. Hoewel strikt genomen niet aan de daarin opgenomen verzorgingstermijn van een jaar is voldaan, zal de rechtbank daar in het belang van [de minderjarige] aan voorbij gaan. Zij acht op basis van het relaas van verzoekers aannemelijk dat zij in de loop van de tijd steeds meer samen voor [de minderjarige] zijn gaan zorgen en dat de moeder zich daarin door verzoeker erg gesteund voelt. De rechtbank stelt verder vast dat de moeder sinds de geboorte van [de minderjarige] alleen het gezag over haar uitoefent. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aan de in artikel 1:253t, lid 1 en 2 BW genoemde voorwaarden is voldaan. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [de minderjarige] zouden worden verwaarloosd, als bedoeld in artikel 1:253t, derde lid BW. De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.
Geslachtsnaam
5.13.
Artikel 1:253t, vijfde lid BW bepaalt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. De rechtbank is van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich niet tegen toewijzing van dit verzoek verzet en zal aldus beslissen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de moeder [de moeder] en verzoeker, [verzoeker] , gezamenlijk worden belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijzigt de geslachtsnaam van de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
in die zin dat de geslachtslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’ zal zijn in plaats van ‘ [geslachtsnaam] ’;
6.4.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] over 2014 in die zin dat de geslachtsnaam van de in 6.3. genoemde minderjarige wordt gewijzigd in ‘ [geslachtsnaam] ’;
6.5.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] teneinde de hiervoor in 6.4. vermelde latere vermelding toe te voegen;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Spanjaard als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te [plaats] . De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.