In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het niet op eerste vordering afgeven van het rijbewijs. Betrokkene stelde dat hij niet de bestuurder van het voertuig was, maar heeft verder geen verklaring gegeven over zijn rol of aanwezigheid bij het voertuig. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 10 maart 2023 was alleen de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen.
De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het niet op eerste vordering afgeven van het rijbewijs, terecht was vastgesteld. De kantonrechter merkte op dat de verklaring van de verbalisanten geen enkele indicatie gaf dat betrokkene niet de bestuurder was. Betrokkene werd zelfs aangeduid als 'taxichauffeur' tijdens het uitoefenen van zijn beroep. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om te twijfelen aan de vaststelling van de verbalisanten. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien om de boete te matigen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.