ECLI:NL:RBNHO:2023:3171

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10300888 \ WM VERZ 23-170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens niet afgeven rijbewijs op eerste vordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het niet op eerste vordering afgeven van het rijbewijs. Betrokkene stelde dat hij niet de bestuurder van het voertuig was, maar heeft verder geen verklaring gegeven over zijn rol of aanwezigheid bij het voertuig. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 10 maart 2023 was alleen de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het niet op eerste vordering afgeven van het rijbewijs, terecht was vastgesteld. De kantonrechter merkte op dat de verklaring van de verbalisanten geen enkele indicatie gaf dat betrokkene niet de bestuurder was. Betrokkene werd zelfs aangeduid als 'taxichauffeur' tijdens het uitoefenen van zijn beroep. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om te twijfelen aan de vaststelling van de verbalisanten. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien om de boete te matigen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10300888 \ WM VERZ 23-170
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 24 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : [gemachtigde]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Namens betrokkene is daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is niemand verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Zo is aangegeven dat slechts van een bestuurder een rijbewijs kan worden gevraagd/gevorderd, maar dat betrokkene de bestuurder niet was en dat hij door verbalisanten ook niet rijdend is gezien. Het enkele feit dat hij bij het voertuig aanwezig was, maakt nog niet dat hij dan de bestuurder moet zijn.
Artikel 160 lid 1b van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW) bepaalt het volgende:

Op de eerste vordering van de inartikel 159 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0006622/2023-01-01)bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat motorrijtuig te doen stilhouden alsmede de volgende bewijzen behoorlijk ter inzage af te geven:

b.het rijbewijs dan wel het hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs en, indien hem buiten Nederland een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat bewijs;”
Volgens gemachtigde was betrokkene niet de bestuurder van het voertuig, waardoor betrokkene het rijbewijs ook niet af hoefde te geven.
De kantonrechter stelt vast dat de verklaring van de verbalisanten geen enkele indicatie geeft dat verbalisanten ook maar enige twijfel hadden dat betrokkene niet de bestuurder van het voertuig was. Betrokkene wordt zelfs aangeduid als “taxichauffeur tijdens het uitoefenen van zijn beroep”. Opmerkelijk is ook dat betrokkene bij het vaststellen van de gedraging heeft aangegeven “Ik wens niets te verklaren”, terwijl hem zojuist is gevraagd zijn rijbewijs te tonen met het oog op een voertuig waar hij niet de bestuurder van was. Daarbij merkt de kantonrechter ook op dat namens betrokkene is aangevoerd dat hij niet de bestuurder was, maar dit standpunt ook verder niet wordt ingekleurd door aan te geven en met bewijzen te onderbouwen waarom hij dan wél bij het voertuig aanwezig was, en of hij het voertuig dan wel de échte bestuurder van het voertuig kende. Al met al komt de kantonrechter tot de conclusie dat betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om eraan te twijfelen dat verbalisanten een ander dan de bestuurder om het rijbewijs hebben gevraagd. De boete is dan ook terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Hierdoor is er geen aanleiding voor het vaststellen van een proceskostenvergoeding.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: