In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De sanctie was opgelegd omdat de betrokkene als bestuurder van een voertuig een mobiel elektronisch apparaat vasthield tijdens het rijden. De betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die het beroep tegen de boete ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft overwogen dat de verbalisant, die de gedraging had geconstateerd, een mobiele telefoon had waargenomen en niet een afstandsbediening, zoals door de betrokkene werd aangevoerd. De betrokkene had een foto van de afstandsbediening overgelegd, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om te concluderen dat de betrokkene een mobiele telefoon vasthield. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de verbalisant niet in staat was om de betrokkene staande te houden, wat de reden was voor het opleggen van de boete aan de kentekenhouder.
De kantonrechter heeft de argumenten van de betrokkene, waaronder de verwarring over het apparaat en de standaard teksten in het zaakoverzicht, niet gevolgd. De boete werd als terecht opgelegd beschouwd, en er was geen reden om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.