ECLI:NL:RBNHO:2023:3156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10300752 \ WM VERZ 23-164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de locatie van een verkeersboete in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd wegens het stil laten staan van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E2. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 10 maart 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kern van de zaak draait om de exacte locatie waar betrokkene heeft stilgestaan. Betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat hij op een andere plek stond waar bord E2 niet gold. Hij heeft bewijs in de vorm van een foto overgelegd, waarop hij de locatie heeft gemarkeerd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft betoogd dat de gedraging kan worden vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant, die ter zitting aanwezig was.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om de gedraging vast te stellen, omdat de precieze plek van stilstaan cruciaal is voor de beoordeling van de overtreding. Er was geen aanvullende informatie van de verbalisant in het dossier opgenomen, waardoor de kantonrechter tot de conclusie kwam dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep van betrokkene is gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete zijn vernietigd. De officier van justitie is verplicht het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10300752 \ WM VERZ 23-164
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 24 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig stil laten staan waar dat niet mag (bord E2, verbod stilstaan).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht. Hiervoor heeft hij aangegeven dat hij op een andere plek stilstond waar bord E2 nog geen gelding had, en is – nadat hij weer is gaan rijden – even verderop staande gehouden op een plek waar het bord wel gold. Hij heeft in het beroepschrift ook een foto opgenomen en heeft met een rode pijl en een rode stip aangegeven waar hij stond.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat zij van mening is dat de gedraging kan worden vastgesteld. De verklaring van de verbalisant is voldoende duidelijk, en in lijn van een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2020:1803) mag ook in deze zaak worden aangenomen dat – nu de verbalisant fysiek aanwezig is geweest – de aanwezige bebording is gecontroleerd en dat op basis daarvan vastgesteld is dat betrokkene de gedraging heeft verricht.
De kantonrechter is echter van oordeel dat er na ontvangst van het eerste beroepschrift, waarin betrokkene dezelfde, verkorte weergave van het gebeurde heeft gegeven als in het beroepschrift aan de kantonrechter, voldoende aanleiding was om bij de verbalisant een reactie op te vragen. Dit is met name van belang nu op de door verbalisant aangegeven locatie van overtreding, “Schiphol Boulevard thv WTC gebouwd, Schiphol” er een gedeelte is waar bord E2 wel geldt, en een gedeelte waar dat bord niet geldt, en de precieze plek van stilstaan door betrokkene daarom cruciaal is om te beoordelen of de gedraging is verricht. Doordat er geen aanvullende informatie van de verbalisant in het dossier opgenomen is, staat de gedraging niet vast. De kantonrechter ziet op dit moment in de procedure ook geen aanleiding meer om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de verbalisant om nadere informatie te vragen. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: