ECLI:NL:RBNHO:2023:3148

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10300529 \ WM VERZ 23-149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie inzake te laat ingediend beroepschrift WAHV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Betrokkene stelde dat hij eerder, op 8 mei 2022, beroep had ingesteld, maar dat dit niet door de officier van justitie was ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat, ongeacht de eerdere indiening, het beroepschrift alsnog te laat was, aangezien het uiterlijk op 13 oktober 2021 ontvangen had moeten zijn. De kantonrechter benadrukte dat de regels voor het tijdig indienen van beroepschriften strikt zijn en dat er geen verklaring was gegeven voor de vertraging. Hierdoor kon de kantonrechter niet anders concluderen dan dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10300529 \ WM VERZ 23-149
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 10 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 13 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Het beroep bij de officier van justitie is te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 6 juli 2022, terwijl dat beroep uiterlijk op 13 oktober 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene heeft aangegeven dat hij op 8 mei 2022 reeds beroep had ingesteld, maar dat dit blijkbaar niet door de officier van justitie is ontvangen. Hij heeft dit stuk ook meegezonden bij zijn beroepschrift. Als het eerdere beroepschrift van 8 mei 2022 wél door de officier van justitie was ontvangen, was dit echter net zo goed te laat geweest, nu het beroepschrift vóór 13 oktober 2021 ontvangen had moeten zijn. Dit maakt de zaak dan ook niet anders. Er kan vastgesteld worden dat het beroepschrift te laat is ingekomen. De officier van justitie heeft vanwege het te laat ontvangen van het beroepschrift, dit niet-ontvankelijk verklaard.
De regels met betrekking tot het tijdig indienen van een beroepschrift zijn heel strikt, maar artikel 6:11 Awb (Algemene Wet Bestuursrecht) geeft aan dat een beroepschrift, ondanks het feit dat dit te laat is ontvangen, tóch ontvankelijk kan worden verklaard als redelijkerwijs niet gezegd kan worden dat betrokkene in verzuim is geweest.
In zowel het beroepschrift aan de officier van justitie, als in het beroepschrift aan de kantonrechter, wordt geen verklaring gegeven waaróm het beroepschrift aan de officier van justitie te laat is ingediend. Betrokkene gaat enkel in op de – volgens hem – ongeldigheid van door de Koning uitgevaardigde wetten. Hierdoor gelden termijnen niet, en dienen boetes geseponeerd te worden.
De kantonrechter is in deze zaak enkel bevoegd om te beoordelen of het beroep door de officier van justitie terecht niet-ontvankelijk is verklaard, en – zo nee – alsnog te beoordelen of de boete terecht is opgelegd. Nu er geen reden voor het te laat indienen van het beroepschrift is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie het beroepschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling van het beroep komt de kantonrechter dan ook niet toe.
Het beroep aan de kantonrechter wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: