ECLI:NL:RBNHO:2023:308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
21/6282
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer en de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 9 januari 2023, wordt het beroep van [bedrijf] B.V. tegen het besluit van het UWV van 14 oktober 2021 beoordeeld. Het UWV had de werknemer, die per 18 maart 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA had toegekend, een arbeidsongeschiktheid van 49,28% toegekend. Eiseres, de werkgever, was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de werknemer minder arbeidsongeschikt was dan het UWV had vastgesteld. Eiseres voerde aan dat er onterecht functies waren afgewezen die tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage konden leiden en dat het UWV geen rekening had gehouden met de recent afgeronde opleiding van de werknemer tot data analist.

De rechtbank constateert dat de partijen voornamelijk van mening verschillen over de arbeidsdeskundige beoordeling. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat de werknemer voor 49,28% arbeidsongeschikt is en dat het besluit deugdelijk gemotiveerd is. De rechtbank legt uit dat de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende hebben toegelicht waarom de geduide functies geschikt zijn voor de werknemer, ondanks de bezwaren van eiseres. De rechtbank wijst erop dat de ADBB in haar rapporten voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie van pontschipper niet passend is, ondanks dat er geen opleidingseis geldt. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de loongerelateerde WGA-uitkering heeft toegekend en verklaart het beroep van eiseres ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6282

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[bedrijf] B.V., gevestigd in [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Gomes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: S. Gootjes).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) om haar werknemer [naam] (hierna: werknemer) per 18 maart 2021 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 49,28%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en twee rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Vooraf

1. Werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van werknemer.

Wat ging aan deze procedure vooraf

2. Werknemer werkte als medewerker intern transport voor 38,94 uur per week bij eiseres. Op 21 maart 2019 heeft hij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten.
3. Op 17 december 2020 heeft werknemer een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het primaire besluit van 6 mei 2021 genomen.
4. Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingediend. Het UWV heeft na arbeidsdeskundig onderzoek de mate van arbeidsongeschiktheid van werknemer aangepast. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt het UWV

5. Het UWV vindt dat werknemer op 18 maart 2021 voor 49,28% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om een loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 18 maart 2021 toe te kennen.
6. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts (VA) van 12 april 2021. De medische belastbaarheid van werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 april 2021.
7. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van 7 oktober 2021.

Wat vindt eiseres

8. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat werknemer minder arbeidsongeschikt is dan door het UWV aangenomen wordt. Zij vindt het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Er zijn volgens eiseres onterecht functies afgewezen die tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage kunnen leiden. Het UWV heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de opleiding tot data analist die werknemer op 15 december 2020 heeft afgerond. Hierdoor zijn er functies buiten de selectie gevallen die potentieel geschikt zijn voor werknemer. Ter onderbouwing stuurt eiseres een certificaat mee waaruit blijkt dat werknemer de opleiding succesvol heeft voltooid. Verder vindt eiseres dat de ADBB ten onrechte de functie van veerschipper met sbc-code 282120 (de rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee de functie pontschipper bedoelt) niet geschikt vindt, omdat werknemer niet aan de opleidingseisen voldoet. Volgens eiseres wordt er voor deze functie geen diploma-eis gesteld (klein vaarbewijs 1), maar moet werknemer in staat zijn tot het volgen van die opleiding. Ter onderbouwing heeft eiseres een kopie van de arbeidsmogelijkhedenlijst die hoort bij de functie pontschipper overlegd
.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer voor 49,28% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. De rechtbank constateert dat partijen uitsluitend van mening verschillen over de arbeidsdeskundige beoordeling.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat werknemer op 18 maart 2021 voor 49,28% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering naar dat percentage. De rechtbank vindt het besluit ook deugdelijk gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
11. De arbeidsdeskundige (AD) heeft op grond van de FML van 12 april 2021 vastgesteld dat werknemer niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker intern transport, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De AD heeft vervolgens functies gezocht die werknemer in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
12. In bezwaar heeft de ADBB opnieuw het CBBS geraadpleegd. Zij heeft één functie binnen de sbc-code 315131 vervangen door een functie met een hogere urenomvang. Ook heeft zij vanwege de urenomvang, in plaats van de door de AD geduide derde functie, een van de reservefuncties gebruikt voor de schatting. Dit heeft geleid tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage. De drie functies waar de ADBB de schatting op gebaseerd heeft, zijn:
- ( sbc-code 315131) Medewerker bibliotheek;
- ( sbc-code 111220) Lader, losser;
- ( sbc-code 317014) Verkoper winkel.
13. De AD en de ADBB hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor werknemer. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
14. Verder heeft de ADBB in haar rapporten van 8 augustus 2022 en 12 september 2022 voldoende uitgelegd waarom de door werknemer afgeronde opleiding tot data analist geen verschil maakt voor de functieduiding. Het opleidingsniveau van werknemer is (en zo begrijpt de rechtbank: blijft) niveau 6 (HBO) en er zijn geen opleidingsrichtingen verworpen die te maken hebben met data analyse. Bij de analistenfuncties is gemotiveerd waarom deze niet geselecteerd kunnen worden voor werknemer.
15. Ook het standpunt van eiseres dat de functie van pontschipper ten onrechte is verworpen kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank is wel met eiseres eens dat er geen opleidingseis geldt voor de functie van pontschipper. Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst uit het CBBS die eiseres heeft overlegd volgt dat alleen voltooid basisonderwijs als opleidingseis geldt en dat werknemer in staat moet zijn tot het volgen van een aantal opleidingen, waaronder klein vaarbewijs 1. Maar de ADBB heeft in haar rapport van 8 augustus 2022 een nadere motivering gegeven waarom de functie van pontschipper toch niet passend is. De functie is namelijk ook niet passend vanwege huidcontact met olie, koelvloeistof en hydrauliekolie, nu werknemer beperkt is voor contact met irriterende stoffen. Ook wordt de beperking op buigen overschreden. De rechtbank vindt die motivering voldoende.
16. De ADBB heeft berekend dat werknemer op 18 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 50,72% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 49,28% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten om werknemer per 18 maart 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 49,28% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 januari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter

(De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.)

De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.