ECLI:NL:RBNHO:2023:307

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
22/58
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische belastbaarheid en geschiktheid voor functies in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV van 8 december 2021, waarin de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd afgewezen. Eiseres, die voor het laatst werkte als verkoopmedewerkster, had zich op 15 mei 2018 ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 19 februari 2020, concludeerde het UWV op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek dat eiseres op 11 mei 2021 voor 30,93% arbeidsongeschikt was, wat onder de drempel van 35% ligt voor het toekennen van een uitkering.

Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld, met name in verband met haar fibromyalgie en andere klachten. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische belastbaarheid van eiseres op 11 mei 2021 overtuigend is gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen en dat eiseres in staat is om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met haar medische belastbaarheid.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De proceskosten worden niet vergoed, aangezien eiseres in het ongelijk is gesteld. Deze uitspraak is gedaan op 9 januari 2023 door rechter M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van griffier J.B.C. Hoeksel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/58

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: R.E. Zalm),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. van der Feer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV van 8 december 2021 (het bestreden besluit) waarin het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afwijst.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerkster bij Xenos voor 16,13 uur per week. Op 15 mei 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld wegens lichamelijke klachten.
2. Op 19 februari 2020 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 1 juni 2021 genomen, dat met het bestreden besluit in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 11 mei 2021 voor 30,93% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder is dan 35%, heeft het UWV geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van 6 december 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 april 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van 8 december 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt om de bezwaargronden als ingelast en herhaald te beschouwen. Zij stelt verder dat zij meer beperkt is dan aangenomen. De verzekeringsarts is onvoldoende ingegaan op de combinatie van fybromyalgie en de ontstekingen aan haar rug en bekken. Het één versterkt het ander. Verder heeft eiseres klachten aan haar handen en vingers en is er geen rekening gehouden met haar schouder- en nekklachten. Ze vindt dat de dynamische handelingen en de statische houdingen in de FML te hoog zijn ingeschat. Ook vindt eiseres dat het beeld dat uit het dagverhaal naar voren komt niet klopt met de werkelijkheid. De VABB heeft volgens eiseres ten onrechte de FML in bezwaar niet aangepast op basis van de beperkingen die eiseres had aangegeven. De rechtbank begrijpt eiseres zo dat zij verder stelt dat de VABB gezien de diagnose van fibromyalgie en de grote overlap die dat heeft met de diagnose ME/CVS, ten onrechte het verzekeringskundig protocol voor ME/CVS niet heeft gevolgd. Daarom vindt eiseres dat er geen sprake is van een voldoende medisch onderzoek om de beperkingen vast te stellen en om die reden is zij van mening dat er een expertise verricht zou moeten worden. De rechtbank begrijpt dit zo dat eiseres de rechtbank verzoekt om een deskundige in te schakelen.
7. Eiseres vindt dat zij met haar klachten de geduide functies niet duurzaam kan verrichten.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 30,93% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 11 mei 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 11 mei 2021 voor 30,93% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar bezwaren wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten fibromyalgie en gewrichtsreuma, en de klachten die daar uit voortvloeien, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit lichamelijk onderzoek door de VABB en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaars, te weten informatie van de reumatoloog van 5 juni 2018 en 6 december 2018 en van de orthopedisch chirurg van 19 november 2018 en 18 januari 2019. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiseres hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiseres op 11 mei 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Op basis van het dossier, de hoorzitting en aansluitend een fysiek onderzoek heeft de VABB geconcludeerd dat er geen argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. Omdat eiseres haar standpunten niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals neergelegd in de FML van 30 april 2021.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 11 mei 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 30 april 2021. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de in de FML van 30 april 2021 neergelegde beperkingen. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
15. De ADBB heeft berekend dat eiseres op 11 mei 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 69,07% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 30,93% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 11 mei 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 januari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
(De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.)
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.