ECLI:NL:RBNHO:2023:3052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/15/332957 / JU RK 22-1583 (verlenging OTS) C/15/336085 / JU RK 23-134 (vervanging GI)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervanging gecertificeerde instelling in een jeugdzorgzaak

Op 28 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is vanwege de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en de communicatie tussen de ouders. De minderjarigen zijn eerder onder toezicht gesteld, en de zorgen zijn nog steeds aanwezig, waaronder de stabiliteit in de thuissituatie en het risico van middelengebruik door de ouders. De kinderrechter heeft besloten de OTS te verlengen tot 3 november 2023, zodat er een neutrale derde betrokken blijft om de ouders te ondersteunen en hulpverlening in te zetten.

Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de vader om vervanging van de huidige gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting, toegewezen. De vader heeft aangegeven dat er een moeizame samenwerking is geweest met de GI en dat het vertrouwen tussen de ouders en de GI beschadigd is. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het belang van de minderjarigen vereist dat er een andere GI wordt benoemd, en heeft de GI vervangen door de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar. Deze beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen en om de samenwerking tussen de ouders en de GI te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/332957 / JU RK 22-1583 (verlenging OTS)
C/15/336085 / JU RK 23-134 (vervanging GI)
Datum uitspraak: 28 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van C/15/332957 / JU RK 22-1583 (verlenging OTS):
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI of de WSS,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. T.M. Melissen, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude,
[de vader]
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels kantoorhoudende te Heerhugowaard,
De kinderrechter merkt als informant aan: [de grootvader mz] , de grootvader (moederszijde (hierna: mz)).
En in de zaak C/15/336085 / JU RK 23-134 (vervanging GI) van:
[de vader]
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels kantoorhoudende te Heerhugowaard,
Betreffende voornoemde minderjarigen,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
- de moeder;
- de GI.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure met zaaknummer C/15/33295 verlenging OTS) blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 1 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- het bericht over de stand van zaken en handhaving van het verzoek van de GI, met bijlagen, van 27 januari 2023.
1.2.
Het verloop van de procedure met zaaknummer C/15/336085 / JU RK 23-134 (vervanging GI) blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vader, met bijlagen, van 12 januari 2023;
- het bericht, met bijlage, van de vader van 23 februari 2023.
1.3.
Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter beide zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
- de opa (mz).

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 21 december 2018 is [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld. [de minderjarige 2] is op 9 juli 2020 onder toezicht gesteld. Deze maatregel is voor beide kinderen nadien verlengd, voor het laatst bij beschikking van 1 november 2022, tot 3 maart 2023 onder aanhouding van de beslissing op het meer verzochte.

3.De verzoeken

Verlenging ondertoezichtstelling
3.1.
Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de totale duur van één jaar.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd. De zorgen van de GI zien op de volgende onderwerpen: 1) de communicatie tussen de ouders, 2) het gebrek aan stabiliteit en voorspelbaarheid voor de kinderen, 3) het ontbreken van veilig en regelmatig contact tussen de kinderen en de vader en 4) het risico op middelengebruik van de ouders. Ter verduidelijking heeft de GI aangegeven dat de communicatie tussen de ouders nog pril is. Het werken aan dit doel heeft lange tijd stil gelegen in verband met het contactverbod tussen de ouders. Inmiddels is er wel contact tussen de ouders mogelijk, met enkele voorwaarden. Zo dient het contact enkel over de kinderen te gaan en dient dit in het bijzijn van een professional plaats te vinden. Voorts heeft de GI al geruime tijd zorgen over de thuissituatie bij de moeder. De afgelopen periode is zichtbaar geweest dat de moeder een aanvallende en emotioneel wisselende houding aan kan nemen wanneer zij het ergens mee oneens is. Er zijn verschillende voorbeelden waaruit dit blijkt. Zo hebben de moeder en de grootouders (mz) een aanvallende houding aangenomen tijdens een MDO (de kinderrechter begrijpt: een multidisciplinair overleg) vanuit school, is de houding van de moeder op het schoolplein van de school een probleem geweest (waardoor andere ouders zich bedreigd voelden), heeft de moeder [de minderjarige 1] en zijn halfbroer [halfbroer] zonder overleg van school gehaald en heeft zij de kinderen op de hoogte gesteld van zaken die op dat moment nog niet zeker waren (zoals het verzoek tot uithuisplaatsing en het voornemen van het wijzigen van de school). Zonder ondertoezichtstelling is er een groot risico op ambivalent gedrag vanuit de moeder richting de hulpverlening, terwijl de kinderen juist behoefte hebben aan rust en voorspelbaarheid in de thuissituatie. Verder is de GI van mening dat de moeder opvoedondersteuning in huis nodig heeft en acht zij het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling daarvoor noodzakelijk. De afgelopen tijd is voorts ingezet op begeleide omgang tussen de vader en de kinderen. Na een moeizame start vanwege wachtlijsten, is er inmiddels eens in de week omgang tussen de vader en de kinderen. De GI blijft zich wel zorgen maken over het risico van middelengebruik bij beide ouders. Het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of de ouders ook op lange termijn van de middelen afblijven. Omdat de vader geen duidelijke hulpvraag heeft kan hij niet bij de Brijder terecht en kunnen daar geen urinecontroles worden afgenomen. Op dit moment is er ook geen andere organisatie die dat wel kan. Wel vinden er onverwachte urinecontroles plaats vanuit reclassering en heeft de vader toestemming verleend zodat de GI contact kan hebben met de betrokken reclasseerder. Op basis van deze uitgangspunten heeft de GI besloten dat de omgang met de kinderen kan worden opgestart en wordt er middels een opbouwschema toegewerkt naar ongeleide omgang. De komende periode zal gekeken worden naar het gedrag van de kinderen na de omgang.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de omgang tussen de vader inmiddels weer is opgestart. De 'Ambulante Coach’ is betrokken als omgangsbegeleider. De omgang tussen de kinderen en de vader wordt stapsgewijs opgebouwd, waarbij de begeleiding steeds meer wordt afgebouwd. De omgang vindt inmiddels plaats bij de vader thuis, waarbij sprake is van een directe overdracht tussen de ouders. De GI wil verder werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen de ouders, en zal dit traject gaan vormgeven met de betrokken reclasseringsambtenaar, nu nog sprake is van een contactverbod tussen de ouders. Verder is de GI voornemens om systeemtherapie in te zetten en is zij bezig met een aanmelding bij de Viersprong en bij Horizon. De GI neemt de tijd voor een zorgvuldige aanmelding, omdat er al eerder systeemtherapie is ingezet en dit onvoldoende resultaat heeft gehad.
Vervanging GI
3.4.
De vader heeft verzocht te bepalen dat de huidige GI die thans met het toezicht over de minderjarigen is belast op grond van artikel 1:259 BW zal worden vervangen door een andere daartoe gekwalificeerde instelling (al dan niet uit een andere regio) welke aldus in het vervolg met het toezicht op de uitvoering van de ondertoezichtstelling zal worden belast.
3.5.
Ter onderbouwing daarvan heeft de vader het volgende aangevoerd. Van meet af aan is sprake geweest van een moeizame samenwerkingsrelatie met de verschillende jeugdbeschermers van de GI en is geen sprake geweest van een consistent beleid. Bovendien hebben er veel wisselingen van betrokken hulpverleners plaatsgevonden, welke omstandigheid er in heeft geresulteerd dat veel ruis op de lijn is ontstaan. De vader heeft het als storend ervaren dat niet, dan wel niet tijdig, wordt gereageerd op e-mailberichten van de vader, en bovenal dat er van de vader wordt verlangd dat sprake zal zijn van begeleide contactmomenten met de beide minderjarigen, terwijl de vader de noodzaak daarvan niet inziet. Vervolgens is Koel & Co zonder duidelijke uitleg gestopt met het begeleiden van deze contactmomenten tussen de vader en de minderjarigen en is de vader geen alternatief geboden voor het wegvallen van deze organisatie. Ook de GI zelf heeft geen verklaring voor het plotselinge staken van de werkzaamheden van Koel & Co. Desondanks wenst de GI vooralsnog niet af te wijken van de eis van begeleide contacten, terwijl de verslagen van de vader over de invulling van zijn vaderschap positief zijn. De vader is door deze gang van zaken een aantal maanden verstoken geweest van contact met zijn kinderen, zonder dat hem duidelijk werd verteld wat hij hierin kon verwachten en wanneer het contact weer zal worden opgestart. De vader heeft het gevoel alsof hij overal buiten wordt gehouden en dat alle beslissingen worden genomen zonder hem als gezaghebbende ouder daarbij te betrekken. Tevens heeft de vader het gevoel dat er informatie wordt achtergehouden en dat niet de volledige waarheid wordt vermeld in onderliggende stukken die worden ingediend bij een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing.

4.De standpunten

Ten aanzien van de verlenging ondertoezichtstelling:
Het standpunt van de vader:
4.1.
Door en namens de vader is het volgende aangegeven. Voor de vader is het evident dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de ondertoezichtstelling moet voortduren. De vader maakt zich zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De ouders zijn ten tijde van hun relatie niet altijd eerlijk geweest over de ernst van de zorgen en de vader vertrouwt er niet op dat de moeder dat nu wel is. Zo waren de ouders destijds niet transparant over hun middelengebruik en lukte het hen niet om voldoende structuur te bieden voor de kinderen. Ook was het rommelig en onhygiënisch in huis, waardoor de veiligheid in het gedrang kwam. Omdat de ernst van de problematiek niet inzichtelijk was, kon de hulpverlening ook niet goed werken aan het verbeteren van de situatie,. Hierdoor hebben de ouders onvoldoende geprofiteerd van de hulpverlening. De vader is thans niet gebleken dat deze situatie dusdanig is veranderd dat de zorgen zijn weggenomen. Ook is de houding van de moeder in de communicatie met de vader niet dusdanig veranderd dat het vertrouwen van de vader is vergroot. Binnen de ondertoezichtstelling dient volgens de vader nog systeemtherapie te worden ingezet en er moet verder worden gewerkt aan de onderlinge communicatie tussen de ouders. Ook dient de omgang tussen de vader en de kinderen verder te worden uitgebreid. Na maandenlang geen contact te hebben gehad, heeft de vader sinds januari weer begeleide omgang met de kinderen. De omgang wordt uitgebreid en bevindt zich nu in fase 2, inhoudende dat er twee uur per week omgang plaatsvindt waarvan één uur begeleid. De vader begrijpt dat hij door zijn handelen (huisvredebreuk bij de moeder) weer het vertrouwen moet winnen, maar vraagt zich tegelijkertijd af hoe lang de omgang begeleid moet plaatsvinden. De situatie sleept al te lang voort en de vader ziet geen reden meer voor begeleide omgang.
Het standpunt van de moeder:
4.2.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. De moeder stelt primair dat er geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. Subsidiair stelt de moeder dat als er wel een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, het verzoek van de vader tot vervanging van de GI dient te worden toegewezen. De moeder vindt het onduidelijk wat de precieze en actuele zorgen van de GI inhouden en wat zij concreet moet doen om de zorgen te verminderen. De GI geeft daar geen duidelijkheid over, ook niet na herhaaldelijk aandringen. De moeder benadrukt daarbij dat de zorgen over haar middelengebruik niet meer actueel zijn en dat alle aangeboden hulpverlening door de moeder positief is afgerond of is beëindigd door een buiten de moeder gelegen reden. De moeder vindt het daarom des te vervelender dat de GI thans de reden van het beëindigen van het traject bij Loek Hal heeft gewijzigd in het plan van aanpak en daarbij insinueert dat de reden van het beëindigen wel is gelegen bij de moeder. Verder betwist de moeder de zorgen die de vader uit. De zorgen van de vader stammen uit het verleden en kwamen voort uit de spanningen rondom het beëindigen van de relatie van de ouders. De zorgen waren dus niet gelegen in de opvoedkwaliteiten van de moeder. Inmiddels zijn de ouders ruim twee jaar uit elkaar en heeft de vader onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij de moeder om deze beschuldigingen gefundeerd te kunnen uiten. Het benadrukt volgens de moeder wel dat er gewerkt moet worden aan het vergroten van het vertrouwen van de vader in de moeder.
Verder heeft de moeder aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de vader. De vader bagatelliseert de reden van de noodzaak tot begeleide omgang. De vader is in het verleden het huis van de moeder binnengedrongen omdat hij verder wilde met de relatie, niet (alleen) omdat hij zich zorgen maakte over de kinderen. Ook is de moeder er niet gerust op dat de vader zijn middelengebruik voldoende onder controle heeft. Naar weten van de moeder is er slechts één urinecontrole geweest. Er is zicht nodig op de therapie en de urinecontroles van de vader.
Het standpunt van de opa (mz):
4.3.
De opa heeft aangegeven dat het er een geheel andere situatie is ontstaan dan bestond tijdens de relatie van de ouders en dat hij thans geen reden meer ziet voor een ondertoezichtstelling.
Ten aanzien van de vervanging GI:
Het standpunt van de GI:
4.4.
De GI heeft aangegeven dat zij het verzoek van de vader begrijpt, maar dat zij het niet met alle standpunten eens is die de vader in zijn verzoek heeft benoemd. De vader heeft gelijk dat er een lange periode geen vast contactpersoon is geweest en als organisatie begrijpt de GI dat dit geen goede basis biedt voor een verdere samenwerking. De GI ziet aan de vader dat het vertrouwen onherstelbaar beschadigd is. Ook een wissel in de betrokken jeugdbeschermers zal daarin geen verschil maken. De GI is bereid om de ondertoezichtstelling uit te voeren, maar kan zich er ook in vinden dat een andere GI deze taak toegewezen krijgt. Ter zitting heeft de GI hieraan desgevraagd toegevoegd dat zij de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar een geschikte GI acht voor het gezin.
Het standpunt van de moeder:
4.5.
De moeder heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in de vervanging van de GI. Het vertrouwen tussen de moeder en de GI is eveneens beschadigd. Dit heeft onder meer te maken met het eerdere verzoek tot uithuisplaatsing van [halfbroer] , het halfbroertje van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , waar de GI ook na het afwijzende oordeel van de rechtbank van 1 november 2022 achter bleef staan.

5.De beoordeling

De verlenging ondertoezichtstelling:
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] :
  • de moeizame communicatie en het wantrouwen tussen de ouders;
  • het gegeven dat de kinderen zijn blootgesteld aan conflicten en spanningen in de relatie tussen de ouders;
  • het ontbreken van regelmatig contact tussen de minderjarigen en de vader;
  • de zorgen over stabiliteit/voorspelbaarheid en constructief handelen in opvoedsituatie bij de moeder.
5.3.
Anders dan de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat de zorgen over de kinderen nog steeds dusdanig groot zijn dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. In de afgelopen periode zijn er weliswaar voorzichtige stappen gezet in het verbeteren van de communicatie tussen de ouders, maar – zoals beide ouders onderkennen – is dit pril en dienen de nodige stappen nog te worden gezet. De overdracht van de kinderen verloopt sinds kort in het bijzijn van beide ouders en de ouders zijn pas recent begonnen met het sturen van e-mails naar elkaar met de jeugdbeschermers in de cc.
Verder zijn de kinderen beiden tijdens en na het beëindigen van de relatie tussen de ouders aan spanningsvolle situaties blootgesteld. Duidelijk zal moeten worden in hoeverre de minderjarigen hier last van hebben en voorkomen dient te worden dat zij verder worden belast.
Ook heeft de rechtbank zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder kent een vrij lange hulpverleningsgeschiedenis, en in het leven van de moeder is vaker sprake geweest van (hevige) conflictueuze situaties en impulsieve keuzes die gevolgen hebben gehad voor de opvoedsituatie van de kinderen. De vader heeft gesteld dat de moeder en hij ten tijde van hun relatie in ieder geval niet in staat waren een verantwoorde situatie te bieden. De kinderrechter constateert dat wegens het ontbreken van hulpverlening het zicht op (de opvoedsituaties van) beide ouders beperkt is. De zorgen die de GI heeft geuit naar aanleiding van het plotseling staken van het betrokken hulpverleningsverband kan en wil de kinderrechter ook niet ter zijde schuiven. De kinderrechter gaat ervan uit dat de opstelling van de moeder mede debet is aan het voortbestaan van de zorgen.
Ten aanzien van de vader is nog onvoldoende zicht op zijn middelengebruik en de mogelijkheid van een structureel en veilig contact met de minderjarigen.
De kinderrechter vindt het van belang dat er binnen het kader van de ondertoezichtstelling wordt bekeken wat er nodig is om de opvoedsituatie van de moeder, de mogelijkheden van een zorgregeling van de kinderen met de vader en de samenwerking tussen de ouders verder inzichtelijk te krijgen en daarop te handelen. De planning is bovendien dat er systeemtherapie zal worden ingezet en naar verwachting zal dit voor alle betrokkenen het nodige vragen. Hetzelfde geldt voor de opbouw in de omgang tussen de kinderen en de vader, nu daardoor de contacten tussen de ouders naar verwachting verder zullen gaan toenemen.
5.4.
Gelet op voorgaande, en meewegende dat er nog steeds een contactverbod geldt tussen de ouders waardoor afstemming met de reclasseringsambtenaar van de vader noodzakelijk is, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen zodat er een neutrale derde betrokken blijft om ouders verder te ondersteunen en waar nodig hulpverlening in te zetten.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen zoals verzocht, te weten tot 3 november 2023.
De vervanging GI
5.5.
Ingevolge artikel 1:259 van het BW, voor zover hier van belang, kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert, vervangen door een andere GI.
5.6.
Hoewel de wet geen gronden noemt voor vervanging van een GI blijkt uit jurisprudentie en wetsgeschiedenis dat dit kan worden gedaan wanneer de verhoudingen tussen de GI en de betrokkenen dermate slecht zijn dat het belang van het kind het vereist dat er een andere GI met het toezicht wordt belast. Er kan dan gedacht worden aan een situatie waarin regelmatig conflicten ontstaan dan wel er geen onderling vertrouwen bestaat.
5.7.
De kinderrechter ziet aanleiding het verzoek van de vader toe te wijzen. Ter zitting is door alle betrokkenen benoemd dat het vertrouwen tussen de ouders en de GI (onherstelbaar) is beschadigd. Gebleken is dat de factoren die daaraan hebben bijgedragen onder meer bestaan uit: het stagneren van de hulpverlening vanuit Koel & co, het langdurig ontbreken van een vaste gezinsvoogd en de beperkte mogelijkheden om in contact te kunnen komen met een vervanger vanuit de GI, het langdurige ontbreken van contact tussen de kinderen en de vader vanwege de eis van begeleid contact en het ontbreken van een begeleider, en het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [halfbroer] , het halfbroertje van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat nadien is afgewezen door de kinderrechter. Er is sprake van een conflictueuze situatie en niet langer van een situatie van waaruit op constructieve wijze gewerkt kan worden aan de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Dit betekent naar het oordeel van de kinderrechter dat het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vereist dat er een andere GI dient te worden benoemd. Daarbij heeft de kinderrechter ook meegewogen dat de moeder achter het verzoek staat en de GI niet afwijzend tegenover een vervanging staat.
5.8.
Gelet op het advies ter zitting van de GI en de voorkeur van de moeder, zal de WSS worden vervangen door de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers gevestigd te Alkmaar. De kinderrechter hoopt dat nu de GI zal worden vervangen de samenwerkingsrelatie tussen de ouders en de GI zal verbeteren, en zij gezamenlijk verder kunnen werken aan het verwezenlijken van een stabiele en gezonde opvoedomgeving die bijdraagt aan de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot 3 november 2023;
6.2.
vervangt de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, door de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023 door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 13 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.