ECLI:NL:RBNHO:2023:3049

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/15/335984 / JU RK 23-119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna: de GI) tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige was eerder uithuisgeplaatst in een pleeggezin, nadat de vader had aangegeven geen contact meer te willen en naar Polen te willen verhuizen. De moeder ontwikkelt zich positief en de omgang met de minderjarige wordt zorgvuldig uitgebreid. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat er gewerkt moet worden aan een gefaseerde terugplaatsing bij de moeder. De machtiging wordt verlengd tot 17 september 2023, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren. De kinderrechter benadrukt het belang van contact tussen de minderjarige en de vader, ondanks zijn terugtrekking uit de zorg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/335984 / JU RK 23-119
Datum uitspraak: 6 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats]
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin, kantoorhoudende te Den Haag.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 23 januari 2023.
1.2.
Op 6 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. S.O. Zengin;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
Ter zitting heeft [tolk] ten behoeve van de ouders gefungeerd als tolk in de Poolse taal.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 17 september 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna bij beschikking van 7 september 2022 verlengd tot 17 september 2023.
2.3.
Bij beschikking van 28 december 2021 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de vader als ouder zonder gezag, welke machtiging nadien bij beschikkingen van 6 januari 2022 en 20 juni 2022 is verlengd, voor het laatst tot 28 december 2022.
2.4.
Bij beschikking van 1 december 2022 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin, welke machtiging nadien is verlengd tot 9 maart 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI legt in de stukken en ter zitting het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
3.2.
De vader heeft op 4 januari 2023 gebeld naar de GI en aangegeven niet meer voor [de minderjarige] te willen zorgen en te willen verhuizen naar Polen. Hij heeft expliciet aangegeven niets meer met [de minderjarige] te maken willen hebben en alle (financiële) zorg bij de moeder neer te leggen. De vader heeft zich sinds de machtiging uithuisplaatsing in een pleeggezin onttrokken aan omgang met [de minderjarige] en ook de vraag van de pleegouders om een foto te geven voor [de minderjarige] van zichzelf blijft onbeantwoord. De bedoeling was dat [de minderjarige] de ene week omgang zou hebben met de moeder en de andere week omgang met de vader. Omdat de vader zich heeft teruggetrokken uit het contact met [de minderjarige] , heeft de moeder wekelijks omgang met [de minderjarige] . De zorg vanuit de GI is dat de moeder nog niet in staat is om de volledige opvoeding op zich te nemen. De moeder ontwikkelt zich wel positief, laat zich steeds meer zien en stelt zich open naar hulpverlening. De GI wil echter graag zien dat de moeder in staat is om de tips en adviezen vanuit de hulpverlening ook toe te passen in de praktijk en dat zij daarin lerende is. Met NiCare is besproken dat de focus met name moet liggen op het observeren van de pedagogische opvoedkwaliteiten van de moeder en er wordt gekeken of zij [de minderjarige] op een goede manier kan opvoeden door o.a. grenzen te stellen en haar eigen emoties niet voorliggend te laten zijn. Uit het verleden is gebleken dat de moeder niet altijd beschikbaar is geweest voor [de minderjarige] , mede daardoor is het nu nog te vroeg om de uithuisplaatsing te beëindigen. Van belang is dat [de minderjarige] gestructureerd en gefaseerd terug gaat naar de moeder en dat zij hierbij de juiste hulpverlening krijgt. Verder is er door de GI een Terug Naar Huis Onderzoek (TNHO) aangevraagd, maar deze is nog niet gestart omdat de gemeente nog geen toestemming heeft gegeven. Aangezien het doel is dat [de minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen, zal de GI inzetten op uitbreiding van de omgang naar de vrijdag en een overnachting.
3.3.
De GI acht het van belang dat er eerst een TNHO zal plaatsvinden en dat de moeder zich vooralsnog aan bepaalde voorwaarden dient te houden voordat [de minderjarige] naar huis kan. Enkele voorwaarden zijn het meewerken aan NiCare en het TNHO, maar ook dat er meer zicht komt op de persoonlijke problematiek van de moeder en haar (on)mogelijkheden.

4.De standpunten

de vader4.1. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij een lastige periode doormaakt en dat hij van plan is om naar Polen te verhuizen. Hij heeft het gevoel dat [de minderjarige] niet zijn kind is en hij wil geen contact met haar.
de moeder4.2. Ter zitting is door en namens de moeder aangegeven dat zij het niet eens is met het verzoek om de uithuisplaatsing nog langer te laten voortduren. In december 2022 is aangegeven dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] zo kort mogelijk moest duren. Er is ingezet op iedere zaterdag omgang tussen [de minderjarige] en de moeder. Inmiddels zijn er drie maanden verstreken zonder dat de GI in de tussentijd een serieuze check heeft gedaan hoe het gaat bij de moeder. Een groot deel van de problemen betrof de onderlinge problematiek tussen de ouders, maar die is weggevallen omdat de vader zich heeft teruggetrokken. Daarbij verloopt de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] goed. Verder zijn de door de GI gestelde doelen weinig concreet. De moeder verzoekt primair om het verzoek af te wijzen en secundair om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden en het overige af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, onderzoek van haar geestelijke toestand en onderzoek van haar lichamelijke toestand (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Er is in de afgelopen periode veel gebeurd. [de minderjarige] is in korte tijd meerdere keren van verblijfplaats gewisseld. Daarbij waren er grote zorgen over de problematiek van de ouders, hun beschikbaarheid en draagkracht. Inmiddels lijkt er meer rust te zijn. [de minderjarige] doet het goed tijdens haar verblijf bij het pleeggezin. Ook is er meer duidelijkheid in de situatie met de vader. De vader is standvastig dat hij geen contact wil met [de minderjarige] en lijkt niet meer af te wijken van dit standpunt. Gebleken is dat de GI, ondanks dat zij geen toestemming krijgt van de gemeente voor een TNHO, mogelijkheden blijft onderzoeken en evalueren om de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder uit te breiden en zo toe te werken naar een gefaseerde terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder. Van belang is dat dit op een verantwoorde manier gebeurd. De kinderrechter begrijpt de wens van de moeder om [de minderjarige] per direct weer bij haar thuis te laten wonen, maar acht het in het belang van [de minderjarige] om dit zorgvuldig te doen zodat de moeder ook op alle mogelijke manieren hierbij kan worden geholpen middels hulpverlening. De draagkracht en draaglast van de moeder zijn in het verleden namelijk niet altijd goed in evenwicht geweest. Daarbij moet [de minderjarige] het vertrouwen krijgen dat de moeder de zorg aankan en dat stress niet de overhand krijgt.
5.3.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 17 september 2023. Uiteraard geldt dat wanneer de GI, in samenwerking met de hulpverlenende instanties rond [de minderjarige] , vindt dat [de minderjarige] op een veilige en verantwoorde wijze weer thuis bij de moeder kan wonen, de machtiging hiervoor geen belemmering vormt.
5.4.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat het aan de gemeente is om zorg te dragen voor de financiering van een TNHO. Verder is het ook van belang dat [de minderjarige] contact blijft houden met de vader, omdat een definitief contactverlies schadelijk zou kunnen zijn voor haar ontwikkeling. Contact kan ook middels beeldbellen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
in een voorziening voor pleegzorg tot 17 september 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2023, in tegenwoordigheid van mr. D. Kramer als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.