Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten en omstandigheden
- vernietigt de beschikking van de rechtbank van 22 februari 2016, voor zover daarbij vanaf 1 mei 2016 een kinderbijdrage van € 206 per kind per maand is bepaald, en
- bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 mei 2016 als kinderbijdrage van [de meerderjarige 2] , [de meerderjarige 3] en [de meerderjarige 4] € 206 per kind per maand zal betalen, en met ingang van 1 oktober 2016
- bekrachtigt de beschikking waarvan beroep wat betreft de opgelegde kinderbijdrage over de periode vanaf 22 februari 2016 tot 1 mei 2016;
- houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de kinderbijdrage aan.
3.Verzoek
4.Verweer
5.Beoordeling
.
6.Beslissing
- € 25 per maand, met ingang van 24 april 2018 tot 1 januari 2020,
- € 227 per maand, met ingang van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021,
- € 248 per maand, met ingang van 1 januari 2021 tot 9 januari 2021,
- € 248 per maand, met ingang van 9 januari 2021 tot 1 februari 2022,
- € 252 per maand met ingang van 1 februari 2022 tot 1 januari 2023,
- nihil, met ingang van 1 januari 2023 tot 1 juli 2023,
- € 215 per maand, met ingang van 1 juli 2023,
- € 25 per maand, met ingang van 24 april 2018 tot 1 januari 2020,
- € 227 per maand, met ingang van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021,
- € 248 per maand, met ingang van 1 januari 2021 tot 1 februari 2022,
- € 252 per maand, met ingang van 1 februari 2022 tot 25 juli 2022,
- € 252 per maand, met ingang van 25 juli 2022 tot 1 januari 2023,
- nihil, met ingang van 1 januari 2023 tot 1 juli 2023,
- € 215 per maand, met ingang van 1 juli 2023,