ECLI:NL:RBNHO:2023:2970

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
23/1660 en 23/1661
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en last onder dwangsom bij strijdig gebruik van bijgebouw voor wijn- en limonadeproeverijen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 30 maart 2023, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van een bijgebouw voor het houden van wijn- en limonadeproeverijen. De voorzieningenrechter heeft gebruik gemaakt van de kortsluitingsbevoegdheid uit artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de activiteiten van eiseres niet kwalificeerden als een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals gedefinieerd in het bestemmingsplan. De activiteiten voldeden niet aan de voorwaarden die gesteld zijn voor dergelijke activiteiten, waaronder de eis dat deze geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel. Eiseres had de proeverijen gestaakt in afwachting van de uitspraak, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de beoordeling van het verzoek.

De voorzieningenrechter bevestigde dat de opgelegde last onder dwangsom terecht was, omdat de activiteiten van eiseres in strijd waren met het bestemmingsplan en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de last onder dwangsom in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/1660 (voorlopige voorziening) en 23/1661 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 maart 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , verzoekster/eiseres (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. P. van Lingen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder

(gemachtigden: mr. I.A.A. van Hooff en G.I. Remo).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen het besluit van verweerder van 27 januari 2023 over een aan eiseres opgelegde dwangsom in verband met het in strijd met de geldende bestemming gebruiken van het perceel [adres] in [woonplaats] voor het houden van wijn- en limonadeproeverijen en het verkopen van wijn en limonade. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2
Met het bestreden besluit van 27 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom van 30 augustus 2022 gebleven.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar partner [naam] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit en vaststaande feiten

2.1
Eiseres woont aan de [adres] in [woonplaats] . Naast de woning en losstaand van de woning bevindt zich een bijgebouw. In dit bijgebouw organiseert eiseres wijn- en limonadeproeverijen.
2.2
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Schoorl-Kernen en buurtschappen’ (hierna: het bestemmingsplan), waarin aan het perceel de bestemming ‘Wonen-2’ is toegekend.
2.3
Op 2 juni 2022 hebben een toezichthouder en juridisch medewerker, werkzaam onder verweerder, een controle uitgevoerd op het perceel. Tijdens de controle is geconstateerd dat er in het bijgebouw een wijnproeverij plaatsvond, waarbij meerdere personen aanwezig waren. Ten tijde van een latere controle op 29 augustus 2022 is geconstateerd dat er een reclamebord voor wijnproeverijen op het perceel aanwezig is.
2.4
Verweerder heeft op 8 juli 2022 aan eiseres medegedeeld dat hij voornemens is om handhavend op te treden tegen het gebruik van het bijgebouw voor de verkoop van wijn en limonade en het houden van wijn- en limonadeproeverijen. In de zienswijze van eiseres heeft verweerder geen aanleiding gezien om van handhavend optreden af te zien en dus heeft verweerder eiseres bij het primaire besluit van 30 augustus 2022 gelast de verkoop van wijn en limonade vanaf het perceel, alsmede het houden van wijn- en limonadeproeverijen, binnen acht weken na de verzenddatum van het primaire besluit te staken en gestaakt te houden. Indien eiseres hieraan niet voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 10.000,- ineens. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.5
Met het bestreden besluit is verweerder bij zijn primaire besluit gebleven. Verweerder blijft op het standpunt staan dat de activiteiten in het bijgebouw niet vallen onder de definitie die het bestemmingsplan geeft aan een ‘kleinschalige bedrijfsmatige activiteit’. In dit verband stelt verweerder dat het gaat om een melding- of vergunningplichtige activiteit in de zin van het inmiddels vervallen Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, dat door het Besluit omgevingsrecht (Bor) is opgevolgd. Volgens verweerder vallen de activiteiten van eiseres onder de inrichtingen die worden genoemd in Bijlage I, onderdeel C, categorie 18 van het Bor. Verder wordt volgens verweerder ook niet voldaan aan de voorwaarden die in het bestemmingsplan worden gesteld om op de bestemming ‘Wonen-2’ een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toe te staan. Verweerder stelt dat er onvoldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is, dat de verkeersaantrekkende werking die van de activiteiten in het bijgebouw uitgaat een nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en dat sprake is van horeca en detailhandel. Verweerder concludeert dan ook dat eiseres artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) overtreedt. Concreet zicht op legalisatie is er volgens verweerder niet, omdat geen aanvraag is ingediend en omdat verweerder ook niet wil meewerken aan het in afwijking van het bestemmingsplan toestaan van de betreffende activiteiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
De voorzieningenrechter beoordeelt of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een overtreding en of hij een last onder dwangsom mocht opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat eiseres in strijd met het bestemmingsplan handelt en dat verweerder een last onder dwangsom mocht opleggen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er spoedeisend belang?
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat begunstigingstermijn inmiddels is verstreken. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij in afwachting van de uitspraak de wijn- en limonadeproeverijen heeft gestaakt. De voorzieningenrechter acht het, gelet op de schriftelijke toelichting en de toelichting die eiseres ter zitting heeft gegeven, voldoende aannemelijk dat aan eiseres enig spoedeisend belang bij de beoordeling van haar verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden ontzegd.
Vallen de activiteiten van eiseres onder het begrip ‘kleinschalige bedrijfsmatige activiteit’?
5.1
Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat haar activiteiten niet als kleinschalige bedrijfsmatige activiteit kunnen worden aangemerkt. Daarbij stelt eiseres voorop dat het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer waaraan in het bestemmingsplan wordt gerefereerd is vervallen. Ook onder het Bor kan niet worden gesteld dat de activiteiten van eiseres meld- of vergunningplichtig zijn, omdat eiseres niet kan worden aangemerkt als een inrichting waar tegen vergoedingen logies worden verstrekt, drank wordt geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Bij een proeverij wordt de wijn juist niet genuttigd, maar wordt er geproefd, geroken en gewalst en vervolgens wordt een klein slokje genomen en meteen uitgespuugd. De betaling voor de proeverij ziet ook niet op het nuttigen van de wijn als zodanig, maar op het geven van de proeverijen. Ter zitting heeft eiseres hier nog aan toegevoegd dat haar activiteiten niet vallen onder de concrete inrichtingen die in categorie 18 van bijlage I, onderdeel c, van het Bor worden genoemd en dat ook geen sprake is van een aanverwante inrichting. Daaronder moet volgens eiseres worden verstaan dat deze nauw gerelateerd kunnen worden aan de genoemde inrichtingen en daarvan is in dit geval geen sprake, nu er een groot onderscheid is tussen de activiteiten van eiseres en de genoemde inrichtingen.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gaat om een melding- of vergunningplichtige activiteit in de zin van het inmiddels vervallen Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Deze regelgeving is opgevolgd door het Bor. Blijkens de nota van toelichting is de oude regeling zoveel mogelijk één op één omgezet naar het corresponderende artikel van de Wabo of het Bor. In dit geval vallen de activiteiten volgens verweerder onder Bijlage I, onderdeel C, categorie 18, van het Bor, waarin hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria’s, snackbars, discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt worden beschreven en is in samenhang met het bepaalde in artikel 2.1 van het Bor sprake van een meldingsplichtige inrichting. Volgens verweerder worden er in het bijgebouw van eiseres tegen betaling dranken geschonken en spijzen voor directe consumptie verstrekt. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd aangegeven dat de activiteiten van eiseres kunnen worden aangemerkt als vallend onder café of aanverwant aan een café.
5.3.1
Ingevolge artikel 22 (Wonen-2), eerste lid, onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor Wonen-2 (W-2) aangewezen gronden bestemd voor het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
In het tweede lid is bepaald dat onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik door de bewoner van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
b. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale
afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is en gelieerd aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
5.3.2
In artikel 1, onder 50, van de planvoorschriften, wordt een ‘kleinschalige bedrijfsmatige activiteit’ gedefinieerd als: het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, niet zijnde thuisprostitutie, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
5.3.3
Het vervallen Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer noemt in Bijlage I in Categorie 18.1: “Hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.”
5.3.4
Artikel 2.1, eerste lid, van het Bor luidt: “Als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer worden aangewezen de categorieën inrichtingen in bijlage I, onderdeel B, en onderdeel C.”
In Bijlage I, onderdeel C, categorie 18.1 van het Bor staat: “Hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.”
5.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat bij het houden van wijn- en limonadeproeverijen sprake is van het tegen betaling schenken van dranken. Zoals ter zitting toegelicht wordt bij de proeverijen ook een stukje stokbrood, blokje kaas of stukje chocolade verstrekt, zodat verweerder zich ook terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van het tegen betaling voor directe consumptie verstrekken van spijzen. Dat betekent dat eiseres valt onder de inrichtingen genoemd in Bijlage I, categorie 18.1, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (dat gelijkluidend is aan categorie 18.1 van Bijlage I, onderdeel C, van het Bor). Hieruit volgt dat de activiteiten van eiseres niet vallen onder de definitie van ‘kleinschalige bedrijfsmatige activiteit’ in de zin van het bestemmingsplan. Eiseres handelt reeds hierom in strijd met artikel 22 van het bestemmingsplan. Aan de beroepsgronden die zien op vraag of wordt voldaan aan de in artikel 22 van het bestemmingsplan genoemde voorwaarden voor het toestaan van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit op gronden met de bestemming ‘Wonen-2’ komt de voorzieningenrechter niet toe. Verweerder is terecht tot de conclusie gekomen dat eiseres artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo overtreedt. Hij was dan ook bevoegd om aan eiseres een last onder dwangsom op te leggen.
Detailhandel
6. Nu de eventuele aan- en verkoop van wijn/limonade geschiedt door personen die een proeverij bijwonen en daarmee direct samenhangt met of het gevolg is van een proeverij en eiseres de proeverijen op grond van de in stand blijvende last onder dwangsom moet staken is van eventuele aan- en verkoop van wijn/limonade ook geen sprake meer. De vraag of sprake is van detailhandel behoeft geen beantwoording.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dat betekent dat de aan eiseres opgelegde last onder dwangsom in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.