ECLI:NL:RBNHO:2023:2894

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
C/15/329052 / FA RK 22-2776
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling ouderschap met wijziging geslachtsnaam

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B. Bos, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van [naam 1], de juridische vader van haar kind [de minderjarige], geboren op [geboortedatum]. De moeder stelt dat [naam 1] niet de biologische vader is en dat [naam 2], met wie zij een affectieve relatie heeft, de biologische vader is. De moeder heeft het verzoek ingediend na de echtscheiding van [naam 1] op 22 augustus 2018. De bijzondere curator heeft het verzoek ondersteund en een DNA-onderzoek aanbevolen om de biologische afstamming vast te stellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en [naam 1] geen gemeenschappelijke verblijfplaats hadden ten tijde van de geboorte van [de minderjarige], waardoor Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder tot ontkenning van het vaderschap niet ontvankelijk is, omdat het niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. Echter, het verzoek van de bijzondere curator tot vaststelling van het ouderschap van [naam 2] is ontvankelijk verklaard. Het DNA-onderzoek heeft aangetoond dat [naam 2] met een zeer hoge waarschijnlijkheid de biologische vader is van [de minderjarige].

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de familierechtelijke betrekking met [naam 1] wordt verbroken en dat het ouderschap van [naam 2] wordt vastgesteld. De geslachtsnaam van [de minderjarige] zal na de gerechtelijke vaststelling [geslachtsnaam] zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
ontkenning vaderschap, gerechtelijke vaststelling ouderschap, wijziging geslachtsnaam
zaak-/rekestnr.: C/15/329052 / FA RK 22-2776
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 30 maart 2023
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Bos, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
strekkende tot ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap van:
[naam 1],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [naam 1] ,
en strekkende tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van:
[naam 2],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [naam 2] ,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 14 juni 2022;
- het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlagen, ingekomen op 28 juli 2022;
- het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlagen, ingekomen op 4 augustus 2022;
- de beschikking van deze rechtbank van 30 augustus 2022, waarbij [bijzondere curator] te Alkmaar is benoemd tot bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator, [bijzondere curator] te Alkmaar, tevens houdende een zelfstandig verzoek, ingekomen op 20 oktober 2023;
- het bericht van de advocaat van de moeder, tevens houdende een aanvullend verzoek, ingekomen op 9 november 2022;
- het bericht van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 1 februari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 februari 2023 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. B. Bos, [naam 2] en [bijzondere curator] , bijzondere curator. [naam 1] , hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de moeder met toestemming van de rechtbank nog nadere stukken in het geding gebracht, die zijn ingekomen op 24 februari 2023.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en [naam 1] zijn op [huwelijksdatum] gehuwd te [plaats] , welk huwelijk op [datum] is ontbonden door de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 22 augustus 2018.
2.2.
Tijdens het huwelijk van de moeder en [naam 1] is geboren het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna mede te noemen [de minderjarige] en/of het kind.
2.3.
De moeder, [de minderjarige] en [naam 2] hebben de Nederlandse nationaliteit. [naam 1] heeft de Turkse nationaliteit.
2.4.
Blijkens de Basis Registratie Personen zijn de moeder en [naam 2] op [huwelijksdatum] gehuwd.

3.Verzoek

Ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap
3.1.
De moeder heeft, na aanvulling van haar oorspronkelijke verzoek, verzocht:
- de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van [naam 1] gegrond te verklaren ten aanzien van het kind [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] ;
- vast te stellen – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [naam 1] in kracht van gewijsde is gegaan – het vaderschap van [naam 2] ten aanzien van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- vast te stellen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] na de gerechtelijke vaststelling vaderschap, [geslachtsnaam] zal zijn.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoeken stelt de moeder dat [naam 1] , de juridische vader van [de minderjarige] , niet de biologische vader van [de minderjarige] is. De moeder en [naam 1] leven sinds het aangaan van het huwelijk gescheiden. Zij hadden geen seksuele relatie. De moeder heeft sinds 2014 een affectieve relatie met de biologische vader van [de minderjarige] , [naam 2] . De moeder verwacht niet dat [naam 1] bezwaar heeft tegen inwilliging van het verzoek tot ontkenning van het vaderschap omdat hij erkent dat hij niet de biologische vader van [de minderjarige] is.

4.Verweer

Ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap
4.1.
[naam 1] heeft, door niet te verschijnen, het verzoek tot ontkenning van het vaderschap onweersproken gelaten.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap
4.2.
[naam 2] onderschrijft de standpunten van de moeder.

5.Standpunt van de bijzondere curator

Ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap
5.1.
De bijzondere curator heeft gesproken met de moeder, [naam 1] en [naam 2] . Ook heeft de bijzondere curator [de minderjarige] ontmoet en kort met haar gesproken.
Zowel de moeder als [naam 1] hebben tegenover de bijzondere curator verklaard dat het onmogelijk is dat [naam 1] de verwekker van [de minderjarige] is omdat zij samen geen gemeenschap hebben gehad in de periode van de conceptie van [de minderjarige] .
De moeder en [naam 2] hebben allebei uitdrukkelijk verklaard dat [naam 2] de biologische vader is van [de minderjarige] .
De bijzondere curator is van mening dat voldoende is aangetoond dat [naam 1] niet de biologische vader van [de minderjarige] kan zijn en ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
De bijzondere curator acht het in het belang van [de minderjarige] dat de familierechtelijke betrekking tussen [de minderjarige] en [naam 1] wordt verbroken, zodat [de minderjarige] in familierechtelijke betrekking tot [naam 2] kan komen te staan.
5.2.
Omdat de moeder haar verzoek tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap niet binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn heeft ingediend, neemt de bijzondere curator het verzoek over.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap
5.3.
De bijzondere curator verwacht dat [naam 2] de biologische vader is van [de minderjarige] . Omdat dit zonder DNA-onderzoek niet met volledige zekerheid te zeggen is, geeft de bijzondere curator de rechtbank in overweging om ondanks de duidelijk verklaringen van partijen wel een DNA-onderzoek te gelasten, aanvankelijk alleen ter beoordeling van de verwantschap tussen [naam 2] en [de minderjarige] . Als vaststaat dat de man de verwekker is van [de minderjarige] stelt de bijzondere curator dat van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet is gebleken en het verzoek tot vaststelling van het vaderschap – onder de voorwaarde dat de beslissing ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – kan worden toegewezen.
Geslachtsnaam
5.4.
De bijzondere curator gaat er vanuit dat de moeder en [naam 2] ook ten overstaan van de rechtbank gezamenlijk zullen verklaren dat [de minderjarige] de geslachtsnaam van [naam 2] zal hebben en de rechtbank dit in de rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap zal vermelden.

6.Beoordeling

Rechtsmacht
6.1.
Door de omstandigheid dat de moeder en [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit bezitten en [naam 1] de Turkse nationaliteit bezit, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de moeder, [naam 1] en [de minderjarige] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Het verzoek van de moeder tot ontkenning vaderschap
6.2.
Vervolgens komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek.
De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in de artikelen 92 en 93 van Boek 10 BW.
6.3.
Of familierechtelijk betrekkingen als bedoeld in artikel 10:92 BW in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt ingevolge artikel 10:93 BW bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en [naam 1] of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de moeder en de man elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Ingevolge het derde lid van genoemd artikel is voor de toepassing van lid 1 van het BW bepalend het tijdstip van de geboorte van het kind.
6.4.
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en [naam 1] heeft de Turkse nationaliteit, zodat zij geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben. Anders dan door de moeder en de bijzondere curator is gesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder en [naam 1] niet dezelfde gewone verblijfplaats hadden ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] . De moeder had ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland, en blijkens het echtscheidingsverzoekschrift van februari 2018 en de echtscheidingsbeschikking van 22 augustus 2018 was [naam 1] destijds in Turkije woonachtig. Uit de Basis Registratie Personen blijkt dat [naam 1] (pas) op 9 april 2020 is ingeschreven in Nederland.
Uit het voorgaande volgt dat dient te worden aangesloten bij de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] ten tijde van haar geboorte, zijnde Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek.
6.5.
In artikel 1:199 BW is bepaald dat de vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren is gehuwd. [naam 1] is derhalve de juridische vader van [de minderjarige] .
6.6.
Op grond van artikel 1:200 lid 1 sub a BW kan het vaderschap, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, worden ontkend door de moeder van het kind. Lid 5 van dit artikel bepaalt dat het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door de moeder bij de rechtbank wordt ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind.
Het verzoek van de moeder is niet binnen de termijn van artikel 1:200 lid 5 BW ingediend. De moeder zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
Het verzoek van de bijzondere curator
6.7.
Op grond van artikel 1:200 lid 1 sub b BW kan dit vaderschap, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is, door het kind worden ontkend.
6.8.
In artikel 1:200 lid 6 BW is bepaald dat het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door het kind bij de rechtbank wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend geworden is met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Het verzoek van het kind is binnen de termijn van artikel 1:200 lid 6 BW ingediend. De bijzondere curator kan daarom worden ontvangen in haar verzoek.
6.9.
Omdat het bij een ontkenning van het vaderschap gaat om een rechtsgevolg dat niet ter vrije beschikking van partijen staat, dient de stelling dat [naam 1] niet de biologische vader is van [de minderjarige] te worden toegelicht met feiten en omstandigheden, ook wanneer de ontkenning van het vaderschap niet wordt betwist.
6.10.
De moeder heeft door tussenkomst van de huisarts een DNA-onderzoek laten uitvoeren tussen [de minderjarige] en [naam 2] . De moeder heeft het rapport en de uitslag van dat DNA-onderzoek na de mondelinge behandeling overgelegd. Uit het DNA-onderzoek blijkt dat [naam 2] met een mate van waarschijnlijkheid van 99.99997% de vader van [de minderjarige] is. De rechtbank stelt aan de hand van het DNA-testrapport en de bijlagen daarbij vast dat de identiteit van de personen van wie het DNA-materiaal is afgenomen voldoende is komen vast te staan. Zij acht dan ook voldoende aangetoond dat [naam 2] , en niet [naam 1] , de biologische vader van [de minderjarige] is. De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator daarom toewijzen.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap
6.11.
In artikel 10:97 lid 1 BW is bepaald dat of en onder welke voorwaarden het ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Voor de toepassing van lid 1 is bepalend het tijdstip van de indiening van het verzoek.
6.12.
Nu de moeder en [naam 2] de Nederlandse nationaliteit bezitten, is op het verzoek het Nederlandse recht van toepassing als het recht van hun gemeenschappelijke nationaliteit.
6.13.
In artikel 1:207 lid 1 sub a BW is bepaald dat het ouderschap van een persoon op grond dat deze de verwekker is van het kind, door de rechtbank kan worden vastgesteld op verzoek van de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.
Het verzoek van de moeder is binnen de termijn genoemd in artikel 1:207 lid 3 BW ingediend, zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek.
6.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang met de overgelegde uitslag van het DNA-onderzoek, is er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over het verwekkerschap van [naam 2] met betrekking tot [de minderjarige] .
6.15.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de gerechtelijke vaststelling wordt gezien als de laatste mogelijkheid om tussen ouder en kind een afstammingsband te creëren. Dit betekent dat indien erkenning mogelijk is -en de ouder wiens ouderschap moet worden vastgesteld ook instemt met erkenning- het verzoek tot gerechtelijke vaststelling in beginsel wordt afgewezen, tenzij er een ander belang is bij de gerechtelijke vaststelling. Ter zitting is daarom de mogelijkheid van erkenning van [de minderjarige] door [naam 2] besproken. Hij heeft daarbij aangegeven in te stemmen met het verzoek van de moeder en niet te willen overgaan tot erkenning van [de minderjarige] , omdat een erkenning niet terugwerkt tot aan haar de geboorte. De moeder heeft haar verzoek daarom uitdrukkelijk gehandhaafd.
6.16.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de moeder, [naam 2] en [de minderjarige] er belang bij dat de vaststelling van het vaderschap terugwerkt tot aan de geboorte. Omdat [de minderjarige] een juridische vader had ten tijde van haar geboorte, kon [naam 2] op dat moment [de minderjarige] niet erkennen. Daar komt bij dat de genetische afstamming van de minderjarigen van [naam 2] door middel van DNA-onderzoek is vastgesteld, terwijl deze vaststelling bij erkenning niet aan de orde is. Het verzoek van de moeder tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [naam 2] zal dan ook worden toegewezen, nu de rechtbank dit in het belang van [de minderjarige] acht.
6.17.
Aangezien artikel 1:207 lid 2 BW in de weg staat aan vaststelling van het ouderschap van [de minderjarige] , zolang zij nog in familierechtelijke betrekking staat tot [naam 1] , zal de rechtbank de vaststelling van het ouderschap uitspreken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning door [naam 1] in kracht van gewijsde is gegaan.
Geslachtsnaam [de minderjarige]
6.18.
De moeder heeft verzocht om na de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap te bepalen dat het kind de naam “ [geslachtsnaam] ” zal dragen.
6.19.
Gelet op het bepaalde in artikel 1:5, tweede lid, BW zal, op het moment dat na te melden beslissing tot vernietiging van de erkenning zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, de geslachtsnaam van [de minderjarige] “ [geslachtsnaam] ” zijn.
6.20.
Artikel 1:5, tweede lid, BW bepaalt voorts: “Indien een kind door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. De rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap vermeldt de verklaring van de ouders hieromtrent”.
6.21.
[de minderjarige] is het eerst kind tot wie de moeder en [naam 2] in familierechtelijke betrekking komen te staan. De moeder en [naam 2] hebben te kennen gegeven ervoor te kiezen dat [de minderjarige] de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” zal dragen.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap;
7.2.
verklaart gegrond de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap van [naam 1] met betrekking tot het kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
7.3.
stelt vast het ouderschap van [naam 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , betreffende het kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
onder de opschortende voorwaardedat de beschikking tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door huwelijk ontstaan vaderschap van [naam 1] van [datum] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
7.4.
stelt vast dat de geslachtsnaam van voormeld kind [geslachtsnaam] zal zijn;
7.5.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
7.6.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Spanjaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.