ECLI:NL:RBNHO:2023:2878

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
C/15/334728 / FA RK 22-5841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen in een partnerbijdrage geschil

In deze zaak heeft de man verzocht om wijziging van de voorlopige voorzieningen, specifiek om de partnerbijdrage op nihil te stellen. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 27 oktober 2022, waarin de man werd verplicht een partnerbijdrage van € 4.560 bruto per maand te betalen, in overweging genomen. De man stelde dat hij feitelijk niet in staat was deze bijdrage te betalen en dat de rechtbank bij de berekening van zijn draagkracht niet met de juiste gegevens had gerekend. De vrouw daarentegen verzocht om verhoging van de partnerbijdrage naar € 14.635 bruto per maand, onder verwijzing naar een accountantadvies over het inkomen van de man. Tijdens de zitting trok de vrouw echter deze productie in, waardoor de rechtbank deze niet in haar beoordeling kon meenemen.

De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de man, ondanks zijn verzoek om vermindering van de partnerbijdrage, niet kon aantonen dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat een verlaging gerechtvaardigd was. Integendeel, de rechtbank had in een eerdere bodemprocedure al vastgesteld dat de man een hogere partnerbijdrage moest betalen dan oorspronkelijk was vastgesteld. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man afgewezen.

Wat betreft het verzoek van de vrouw, oordeelde de rechtbank dat zij haar verzoek onvoldoende had onderbouwd, vooral omdat zij de relevante bijlage had ingetrokken. Hierdoor werd de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann en is openbaar uitgesproken op 30 maart 2023. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
wijziging voorlopige voorzieningen
zaaknummer / rekestnummer: C/15/334728 / FA RK 22-5841
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 30 maart 2023
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.C.C. Klarus-Blomjous en mr. L.S. Timmermans, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.A. Kanning, gevestigd te Haarlem.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 30 november 2022;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de vrouw van 12 januari 2023, ingekomen op 18 januari 2023;
- het aanvullende verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 13 januari 2023, ingekomen op 16 januari 2023;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 16 januari 2023;
- het aanvullende verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlage, van de vrouw, ingekomen op 25 januari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2023 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door mr. M.A. Kanning, en de man, bijgestaan door mr. E.C.C. Klarus-Blomjous en mr. L. S. Timmermans. De advocaat van de vrouw heeft nummers 1 tot en met 24, 27, 28, 29, 51 en 53 van haar pleitnota voorgedragen. De advocaten van de man hebben nummers 3 tot en met 21 van hun pleitnota voorgedragen.
1.3.
Op de zitting is deze zaak gelijktijdig behandeld met de bodemprocedure, die bij de rechtbank bekend is onder de zaak- en rekestnummers C/15/323142 / FA RK 21-6025 (echtscheiding) en C/15/331933 / FA RK 22-4307 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden). In de bodemprocedure wordt op dezelfde dag als in deze procedure een beschikking gegeven.
1.4.
Op de zitting heeft de vrouw in deze procedure productie 1 bij haar op 25 januari 2023 ingekomen verweer-/verzoekschrift ingetrokken.
1.5.
Na de zitting zijn de volgende stukken ingekomen:
  • de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 9 februari 2023;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 24 februari 2023.
1.6.
De rechtbank heeft beslist dat van de brief van de advocaat van de man van 9 februari 2023 pagina’s vier, vierde alinea, en verder, en productie 60, buiten beschouwing worden gelaten.
1.7.
De rechtbank heeft beslist dat van de brief van de advocaat van de vrouw van 24 februari 2023 buiten beschouwing worden gelaten:
  • pagina’s twee, onder het kopje ‘Inkomen man ten tijde uiteengaan/ thans (draagkracht man)’ tot pagina vijf, het kopje ‘Kinderalimentatie’, en
  • pagina zes, vanaf het kopje ‘Kale huur’.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 oktober 2022 is als voorlopige voorziening bepaald dat de man een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw (partnerbijdrage) moet voldoen van € 4.560 bruto per maand, met ingang van de datum van die beschikking.
2.2.
De man verzoekt – na wijziging – de hierboven genoemde beschikking van 27 oktober 2022 te wijzigen in die zin dat de partnerbijdrage met ingang van 29 november 2022 op nihil wordt bepaald, en de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van de reeds betaalde partnerbijdrage die ziet op de periode na 29 november 2022. Hij stelt hiertoe het volgende. Bij de berekening van de draagkracht van de man heeft de rechtbank niet met de juiste gegevens gerekend. Het ontbreekt de man feitelijk aan draagkracht om de vastgestelde partnerbijdrage te voldoen. Bij de behoefteberekening is ook van onvolledige gegevens uitgegaan, aldus de man.
2.3.
De vrouw voert hier verweer tegen. Zij verzoekt zelfstandig de hierboven genoemde beschikking van 27 oktober 2022 te wijzigen in die zin dat de partnerbijdrage wordt verhoogd naar € 14.635 bruto per maand, dan wel een bijdrage door de rechtbank in goede justitie te bepalen. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft zij verwezen naar het door haar als productie 1 overgelegde advies van een accountant inzake het inkomen van de man. Ter zitting heeft de vrouw deze productie ingetrokken en de rechtbank laat de inhoud van die productie buiten beschouwing. Nu volgens de vrouw het inkomen van de man hoger is dan het inkomen waarvan door de rechtbank is uitgegaan in de beschikking van 27 oktober 2022 en gelet op het feit dat de man nalaat zijn inkomensgegevens over te leggen, dient de voorlopige partnerbijdrage te worden gewijzigd, aldus de vrouw.
2.4.
Ten aanzien van het verzoek van de man overweegt de rechtbank als volgt. In de bodemprocedure heeft de rechtbank bepaald dat de man een partnerbijdrage van € 5.573 bruto per maand aan de vrouw moet voldoen. Hierbij heeft de rechtbank de behoefte en behoeftigheid van de vrouw berekend op € 3.500 netto, oftewel € 5.573 bruto, per maand en de draagkracht van de man op € 8.771 bruto per maand. Voor de beoordeling en berekening van de draagkracht van de man verwijst de rechtbank naar de in de bodemprocedure gegeven beschikking, en neemt die beoordeling en berekening hier over. Nu de man in deze procedure om een vermindering van de als voorlopige voorziening bepaalde partnerbijdrage verzoekt, terwijl de rechtbank thans van oordeel is dat de partnerbijdrage hoger zou moeten zijn, zal het verzoek van de man worden afgewezen.
2.5.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek verwezen naar een bijlage, welke bijlage zij ter zitting heeft ingetrokken. Naar oordeel van de rechtbank heeft de vrouw haar verzoek daarom onvoldoende onderbouwd. De vrouw zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek van de man af;
3.2.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.