ECLI:NL:RBNHO:2023:2867

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10279487 \ WM VERZ 23-52
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in administratief beroep WAHV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat de beschikking was ingetrokken. De gemachtigde van de betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 21 februari 2023 heeft behandeld. Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie aangegeven dat de beslissing en het standpunt met betrekking tot de proceskostenvergoeding niet gehandhaafd zouden worden. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat de betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie onterecht had geoordeeld dat er geen expliciete uitspraak gedaan hoefde te worden over de proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 507,75, die door de Staat der Nederlanden moet worden vergoed. De kantonrechter heeft de vergoeding berekend op basis van de verrichte proceshandelingen en de wegingsfactoren die van toepassing zijn op de aard van de zaak. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft de uitspraak ondertekend. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279487 \ WM VERZ 23-52
CJIB-nummer : 247063411
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt met betrekking tot de proceskostenvergoeding niet te handhaven. De gemachtigde van betrokkene had wel recht op een proceskostenvergoeding, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opsporingsinstantie de beschikking heeft ingetrokken en heeft het verzoek op proceskosten afgewezen. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
De gemachtigde stelt dat betrokkene administratief beroep heeft ingesteld, waarna de officier van justitie betrokkene te kennen heeft gegeven dat de beschikking is ingetrokken en dat het administratief beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De gemachtigde stelt dat gebleken is dat de officier van justitie van mening is dat er geen expliciete uitspraak gedaan hoeft te worden omtrent het verzoek tot proceskostenvergoeding, zoals dit wel het geval is bij de gegrond of ongegrond verklaringen. Hiermee wordt blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omdat zonder expliciete uitspraak op het verzoek om een kostenvergoeding er technisch gezien ook geen beroepsmogelijkheid is die ziet op dit besluit. Daarnaast is betrokkene van mening dat, nu de inleidende beschikking is ingetrokken, een verzoek om proceskostenvergoeding dient te worden toegekend.
De kantonrechter volgt het ter zitting ingenomen standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie van 9 februari 2022, waarbij een kostenvergoeding is afgewezen, vernietigen en bepalen dat aan de betrokkene voor wat betreft de fase van het administratief beroep alsnog een proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift, zodat 1 punt dient te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 597,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. De officier van justitie had in onderhavige zaak dus een proceskostenvergoeding ad € 298,50 (1 x € 597,00 x 0,5), moeten vaststellen.
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu het beroep gegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 209,25 (1 x € 837,00 x 0,25).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 9 februari 2022 in deze zaak gegrond en vernietigt die beslissing voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 507,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: