ECLI:NL:RBNHO:2023:2865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10279541 \ WM VERZ 23-58
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 1 maart 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het RVV 1990. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Adviesbureau Skandara, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat deze was opgelegd voordat de eerste boete was verzonden, wat in strijd zou zijn met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat de boete terecht was opgelegd, aangezien de voorwaarden van het Beleidskader enkel van toepassing waren in de eerste periode van twee maanden, die begon op 4 maart 2019. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarde dat maximaal één beschikking per week per kenteken mocht worden geregistreerd, niet meer van toepassing was op het moment van de gedraging, aangezien deze periode al was verstreken. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht was opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279541 \ WM VERZ 23-58
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara te Gouda.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. Ter zitting handhaaft de gemachtigde de schriftelijk aangevoerde gronden en stelt expliciet dat de boete in onderhavige zaak dient te worden vernietigd omdat deze is opgelegd voordat de eerste boete was verzonden. Dit is in strijd met het Beleidskader, zodat de bevoegdheid tot het opleggen van een boete ontbrak, aldus gemachtigde.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft aanvullend gesteld dat hetgeen door de gemachtigde naar voren is gebracht enkel geldig was in de beginperiode van de geslotenverklaring. Deze beginperiode is ingegaan vanaf 4 maart 2019 voor de duur van twee maanden. De boa was daarom ten tijde van het opleggen van de boete in onderhavige zaak daartoe wel bevoegd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. De gemachtigde van betrokkene stelt – kort weergegeven – dat de boete is opgelegd in strijd met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: het Beleidskader), omdat betrokkene binnen iets langer dan één uur tijd twee boetes heeft ontvangen. De tweede beschikking was al aan betrokkene opgelegd voordat de eerste verzonden werd, zodat in strijd is gehandeld met het Beleidskader, aldus gemachtigde.
De kantonrechter is van oordeel dat deze stelling niet op gaat, vanwege het volgende.
In het Beleidskader staan voorwaarden voor het opleggen van een boete. Eén van die voorwaarden luidt als volgt:
(…) In de eerste periode wordt volstaan met een waarschuwingsbrief die (…) aan betrokkenen wordt verzonden en vervolgens wordt per week maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd. De eerste beschikking moet in ieder geval aan betrokkene zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd.(…).Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, mag de ambtenaar (van de gemeente) geen boete opleggen [1] .
Van het dossier maakt deel uit een algemeen proces-verbaal. Daaruit blijkt dat de geslotenverklaring waar het hier om gaat eind 2018 onder de aandacht is gebracht van het publiek door middel van een persbericht in lokale dagbladen, door een aankondiging op de website van de gemeente en door middel van een tijdelijke vooraankondiging langs de weg.
Verder blijkt uit dit algemeen proces-verbaal dat vanaf 4 maart 2019 gedurende twee maanden aan alle kentekenhouders die geen ontheffing hadden en toch de geslotenverklaring zijn gepasseerd, een waarschuwingsbrief is gestuurd. In deze schriftelijke waarschuwing is gewezen op de mogelijkheid om onder voorwaarden een ontheffing te kunnen aanvragen bij de gemeente. De voorwaarde dat maximaal één beschikking per week per kenteken mocht worden geregistreerd, is eveneens enkel van toepassing geweest in de eerste periode van twee maanden, ingaande per 4 maart 2019. Die periode was op de datum van de gedraging in deze zaak al ruimschoots verstreken, zodat dit verweer van gemachtigde geen doel treft.
De boete is dus terecht opgelegd en het beroep is ongegrond.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 september 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:7566.