2.3De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3. Op 3 juni 2020 hebben eisers bij verweerder een verzoek op grond van de Wob ingediend. Eisers hebben - voor zover voor dit beroep van belang - verzocht om:
alle informatie met betrekking tot verweerders beslissing om het mandaat van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: de Omgevingsdienst) in te trekken met betrekking tot alle procedures rond de verbeuring en inning van dwangsommen, zoals bij Tata;
alle informatie met betrekking tot de (interne) behandeling van de e-mails van [eiser 4] vanaf 5 mei 2020 aan verweerder, althans de gedeputeerde(n) en de Commissaris van de Koning, die betrekking hebben op Tata en de naleving door Tata van (milieu)regelgeving.
4. Verweerder heeft het verzoek deels ingewilligd en de openbaarmaking van een gedeelte van de gevraagde documenten afgewezen. Aan dit besluit heeft verweerder – voor zover van belang – ten grondslag gelegd dat de documenten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 36, 37, 41, 42, 43, 45, 47 en 49 hoofdzakelijk bestaan uit e-mailberichten tussen ambtenaren van de provincie Noord-Holland onderling en uit enige interne nota’s en memo’s. Het oogmerk waarmee deze documenten zijn opgesteld is het voeren van overleg over de beantwoording van burgervragen en om tot een standpunt te komen over de wijze waarop de provincie met het mandaat van de Omgevingsdienst dient om te gaan. Deze documenten zijn daarom opgesteld ten behoeve van intern beraad. Deze documenten bevatten persoonlijke beleidsopvattingen, zoals juridische interpretaties, tekstvoorstellen en de bespreking van mogelijk te nemen stappen. Verweerder heeft de openbaarmaking van deze informatie met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Wob geweigerd en geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob in niet tot personen herleidbare vorm informatie te verstrekken over de persoonlijke beleidsopvattingen. Het openbaar maken van persoonlijke beleidsopvattingen, ook in geanonimiseerde vorm, kan ertoe [plaats 3] dat medewerkers en externe adviseurs geremd worden om in alle openheid hun mening te uiten, adviezen te geven en standpunten uit te wisselen over bijvoorbeeld risico’s van bepaalde beleidskeuzes. Verweerder meent dat het openbaar maken van deze beleidsopvattingen daarom niet zal bijdragen aan een goede en democratische bestuursvoering. Het openbaar maken van op zichzelf staande opvattingen kan bovendien een vertekend beeld geven. Verweerder kent daarom een zwaarder gericht toe aan de vrijheid van de betrokken personen om binnen intern beraad persoonlijke beleidsopvattingen te uiten dan aan het algemene belang van openbaarmaking.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep alleen gaat over de toepassing van artikel 11 van de Wob op de documenten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 36, 37, 41, 42, 43, 45, 47 en 49. Voor zover verweerder in de documenten ook informatie heeft weggelakt met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, betreft dat enkel persoonsgegevens, zoals namen, handtekeningen, telefoonnummers, e-mailadressen en adresgegevens. Voorts is ter zitting vastgesteld dat artikel 11, eerste lid, van de Wob niet van toepassing is op document 49, aangezien daarin uitsluitend persoonsgegevens op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob zijn weggelakt. Het beroep berust ten aanzien van dat document dus op een onjuiste feitelijke grondslag.
Is sprake van documenten ten behoeve van intern beraad waarin persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen?