ECLI:NL:RBNHO:2023:2834

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
15.037058.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en ontzegging rijbevoegdheid na aanrijding onder invloed van alcohol

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 februari 2022 in Callantsoog een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met haar auto tegen een stilstaande fietser aan, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een hersenbloeding en een schedelbreuk. Na de aanrijding is de verdachte doorgereden zonder haar gegevens achter te laten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het ongeval aan haar schuld te wijten is, en heeft haar veroordeeld voor het overtreden van meerdere artikelen van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geëist, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 30 maanden. De rechtbank heeft echter besloten om een langere ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan door de officier van justitie was gevorderd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is haar de rijbevoegdheid voor 3 jaar ontzegd, met aftrek van de tijd dat haar rijbewijs al was ingevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.037058.22
Uitspraakdatum: 23 maart 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 maart 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres (1759GE) Fazantenweg 12 te Callantsoog.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen door de verdachte en mr. M. Berbee, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1primair
zij op of omstreeks 6 februari 2022 te Callantsoog, gemeente Schagen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Duinroosweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na vooraf gebruik van zoveel alcoholhoudende drank dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat was- zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een rechts op de fietssuggestiestrook van die weg stilstaande fietser niet of niet tijdig op te merken en met onverminderde snelheid en grote impact tegen die fietser en/of zijn fiets aan te rijden, waardoor aan die fietser, genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding, een schedelbreuk en een gecompliceerde breuk in de linker arm, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair
zij op of omstreeks 6 februari 2022 te Callantsoog, gemeente Schagen als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, Duinroosweg, haar voertuig niet tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, maar met onverminderde snelheid is opgebostst of aangereden tegen een rechts van de weg op de fietssuggestiestrook stilstaande fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
feit 2zij op of omstreeks 6 februari 2022 te Callantsoog, gemeente Schagen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 795 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 3dat zij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Callantsoof op/aan Duinroosweg, op of omstreeks 6 februari 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer]), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, namelijk dat de verdachte zich op 6 februari 2022 zodanig heeft gedragen
dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden. De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Bewijs

De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.1
Bewijsmotivering
Aan haar schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) te kunnen komen, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd, moet worden bewezen dat een verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van de verdachte dient daarvoor te worden afgemeten aan dat wat van een bestuurder van een motorrijtuig in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Voorts volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, volgt dat de verdachte op 6 februari 2022, als bestuurder van een auto reed over de Duinroosweg te Callantsoog en daarbij in botsing is gekomen met een fietser die stilstond op de fietsstrook.
Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat de verdachte in haar auto uiterst rechts reed, bijna tussen de lijnen van de fietsstrook. Ook is te zien dat zij de fietser, die zijn fietslichten aan had, met onverminderde vaart schept en nog een stuk doorrijdt voordat zij tot stilstand komt. De verdachte is vervolgens gestopt, uitgestapt en ondanks uitdrukkelijk verzoek van omstanders, die zien dat de verdachte onvast ter been was, weer doorgereden. Verder staat vast dat de verdachte verkeerde in de toestand van artikel 8, tweede lid, WVW 1994. Gebleken is dat de verdachte onder invloed was van bijna vier maal de toegestane hoeveelheid alcohol. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij die avond op enig moment erbij stil heeft gestaan dat zij teveel had gedronken om nog een auto te kunnen besturen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol van invloed is op het rijgedrag en reactievermogen van een bestuurder. Door onder invloed van zo een grote hoeveelheid alcohol te rijden en daarbij in botsing te komen met een fietser op het fietspad heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank in strijd met meerdere verkeersregels gehandeld en zich niet gedragen zoals van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Zij heeft namelijk niet goed opgelet, haar plaats op de weg niet goed bepaald en haar snelheid onvoldoende aangepast. Daarnaast was zij onder invloed van een zeer forse hoeveelheid alcohol. Zij wist dat zij niet kon rijden, maar heeft dit toch gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd, en dat het ongeval aan haar schuld is te wijten. Aldus is sprake van schuld en dubbele causaliteit als bedoeld in artikel 6 WVW.
zwaar lichamelijk letsel
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval een hersenbloeding, een schedelfractuur en een gecompliceerde ellenboogfractuur opgelopen. Hij is van het ziekenhuis in Alkmaar overgebracht naar de intensive care van het AMC te Amsterdam en heeft daar enige tijd in coma gelegen en is ook geopereerd aan zijn ellenboog. Het slachtoffer heeft in totaal 18 dagen in het ziekenhuis gelegen. Gelet op de operatie die moest worden uitgevoerd en de veelheid aan letsels is er zowel gezien de aard van het medisch ingrijpen als naar algemeen spraakgebruik sprake van zwaar lichamelijk letsel.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1primair
zij op 6 februari 2022 te Callantsoog, gemeente Schagen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Duinroosweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na vooraf gebruik van zoveel alcoholhoudende drank dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat was- zeer onvoorzichtig en onoplettend, een rechts op de fietssuggestiestrook van die weg stilstaande fietser niet op te merken en met onverminderde snelheid en grote impact tegen die fietser en zijn fiets aan te rijden, waardoor aan die fietser, genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding, een schedelbreuk en een gecompliceerde breuk in de linkerarm werd toegebracht, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2zij op 6 februari 2022 te Callantsoog, gemeente Schagen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 795 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 3zij, als degene door wier gedraging (als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Callantsoog op de Duinroosweg, op 6 februari 2022 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij wist, een ander (te weten [slachtoffer]), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a van deze wet;
Feit 2:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (795 microgram);
Feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de sancties

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde gevorderd aan de verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 30 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie. Bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dreigt de verdachte haar inkomen en huurwoning te verliezen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het bewezenverklaarde
De verdachte heeft zich op 6 februari 2022 schuldig gemaakt aan drie ernstige verkeersmisdrijven. De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto, terwijl zij verkeerde onder invloed van bijna vier keer de toegestane hoeveelheid alcohol en nadat zij kort daarvoor al tegen een paaltje was aangereden, het slachtoffer met zijn fiets over het hoofd gezien en is met onverminderde vaart tegen het slachtoffer aangereden. Door dit zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag van de verdachte is het slachtoffer elf meter over de weg geslingerd en met zijn hoofd tegen een geparkeerde auto aangekomen. Het slachtoffer is met zwaar lichamelijk letsel opgenomen in het ziekenhuis. De verdachte is na de aanrijding gestopt en uitgestapt. Hoewel omstanders haar hebben gezegd te wachten, is zij weer in haar auto gestapt en weggereden zonder haar gegevens achter te laten. Door zo te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer vergaand veronachtzaamd.
De verdachte heeft door haar handelen veel lichamelijk en psychisch leed toegebracht aan het slachtoffer [slachtoffer] en zijn ouders. De ouders van [slachtoffer] hebben ter terechtzitting in hun slachtofferverklaring indringend verwoord wat het ongeval en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] en voor hun betekent. [slachtoffer] heeft verteld dat hij nog altijd, ruim een jaar na het ongeval, niet de oude is.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 juni 2022, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte in 2001 een transactie heeft betaald wegens het rijden onder invloed;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 27 september 2022 van [reclasseringswerker]
,als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard, waarin het volgende wordt geconcludeerd en geadviseerd:
De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Het rijden onder invloed van alcohol op de avond van de tenlastelegging lijkt een uitzondering te zijn geweest. Er zijn geen signalen dat betrokkene met problematisch alcoholgebruik kampt noch dat ze onnodig risico's neemt. Daarnaast is betrokkene reeds in vrijwillig kader gestart met psychische hulpverlening en zal ze een traject bij het CBR moeten doorlopen alvorens ze haar rijbewijs terugkrijgt. Gelet op het bovenstaande adviseert de reclassering een afdoening zonder bijzondere voorwaarden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog overwogen dat de verdachte op de terechtzitting een berouwvolle houding heeft getoond en diverse malen haar spijt heeft betuigd naar het slachtoffer en zijn ouders. Zij kwam hierin naar het oordeel van de rechtbank oprecht over.
De op te leggen hoofdstraffen
Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en vanuit een oogpunt van normbevestiging en -inprenting is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank in beginsel aangewezen. In dit geval leggen vooral de strafdoelen vergelding en normbevestiging met het oog op algemene preventie gewicht in de schaal. Gezien de proceshouding van de verdachte is speciale preventie van minder grote betekenis. Vanuit dit perspectief heeft de rechtbank onderzocht of een vrijheidsbenemende straf, rekening houdend met de beperkte effectiviteit van een relatief kortdurende onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, vermeden kan worden door compensatie in andere straffen. De rechtbank vindt die compensatie, rekening houdend met de hiervoor centraal gestelde strafdoelen, in oplegging van een langere ontzegging van de rijbevoegdheid, dan door de officier van justitie geëist. In zoverre zal de rechtbank boven de eis van de officier van justitie uitgaan.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vier maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal aan de verdachte een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis worden opgelegd.
De bijkomende straffen
Verder acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte voor het onder feit 1 primair bewezenverklaarde een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd dat haar rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. Voor feit 3 acht de rechtbank het opleggen van een ontzegging van rijbevoegdheid voor de duur van één jaar passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
6, 7, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 primair tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 3 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
1 (één) jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2023.