In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van valsheid in geschrift. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van verschillende geschriften, waaronder een testament en facturen, voor de medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, met uitzondering van enkele documenten waar onvoldoende bewijs voor was. De verdediging heeft aangevoerd dat er fouten in het politieonderzoek waren en dat de verklaringen van de verdachte niet bruikbaar waren voor het bewijs, omdat hij onder invloed van ontwenningsverschijnselen verkeerde.
De rechtbank heeft de verdediging in sommige punten gevolgd en heeft de verdachte vrijgesproken van het vervalsen van bepaalde documenten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte nauw hebben samengewerkt bij het opmaken van de valse documenten. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 160 uren opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, die zijn gekwalificeerd als medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd in authentieke akten.