ECLI:NL:RBNHO:2023:2831

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
15/870427-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot authentieke akten en facturen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van valsheid in geschrift. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van verschillende geschriften, waaronder een testament en facturen, voor de medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, met uitzondering van enkele documenten waar onvoldoende bewijs voor was. De verdediging heeft aangevoerd dat er fouten in het politieonderzoek waren en dat de verklaringen van de verdachte niet bruikbaar waren voor het bewijs, omdat hij onder invloed van ontwenningsverschijnselen verkeerde.

De rechtbank heeft de verdediging in sommige punten gevolgd en heeft de verdachte vrijgesproken van het vervalsen van bepaalde documenten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte nauw hebben samengewerkt bij het opmaken van de valse documenten. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 160 uren opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, die zijn gekwalificeerd als medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd in authentieke akten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870427-19 (P)
Uitspraakdatum: 21 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 maart 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
hierna te noemen: de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.J. van Bree en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.N. van Meijl, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 3 september 2008 tot en met 7 augustus 2018 te Schagen en/of Bergen (Noord-Holland) en/of Breezand en/of Luxemburg(-stad), in elk geval in Nederland en/of Luxemburg, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een testament (uit naam van [betrokkene 1]) en/of
- een kennisgeving van overlijden (van [betrokkene 1]) en/of
- een testament (uit naam van [betrokkene 2]) en/of
- een verklaring van erfrecht (ter zake [betrokkene 2])
zijnde (telkens) een of meerdere authentieke akte(n), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door (in die geschriften) te vermelden dat legataris en/of algeheel erfgenaam en/of rechthebbende (van de legaten/nalatenschappen van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]) is [medeverdachte] ([medeverdachte]) en/of te vermelden dat die/dat testament(en) en/of kennisgeving van overlijden en/of verklaring van erfrecht zijn (of zouden zijn) opgemaakt door (notaris) [notaris 1] en/of (notaris) [notaris 2] en/of zijn (of zouden zijn) ondertekend door die notaris(sen) en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], en/of te vermelden dat die (voornoemde) kennisgeving is (of zou zijn) gericht aan [medeverdachte], met het oogmerk om het/die geschrift(en) en/of authentieke akte(n) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2011 tot en met 1 maart 2017 te Schagen en/of Breezand, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een) factu(u)r(en) en/of offerte(s) en/of schadetaxatie(s) (voor storm- en/of bliksem- en/of inbraakschade) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door (in die geschriften) te vermelden dat deze afkomstig zijn (of zouden zijn) van [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of zijn (of zouden zijn) opgemaakt en/of ondertekend en/of afkomstig zijn (of zouden zijn) van (een) medewerker(s) van die onderneming(en), met het oogmerk om het/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van feit 1, met uitzondering van de documenten met betrekking tot [betrokkene 2]. Voor het vervalsen van het testament en de verklaring van erfrecht van [betrokkene 2] door de verdachte, bevat het dossier geen bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot een bewezenverklaring, met uitzondering van de factuur van [betrokkene 5] en de factuur van [betrokkene 3] voor zover deze betrekking heeft op de B&O installatie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Fouten in het politieonderzoek
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er in het politieonderzoek fouten zijn gemaakt. Er is informatie over auto’s die op de oprit van de medeverdachte stonden aan de belastingdienst doorgestuurd, de tenaamstellingen van kentekens zijn gecontroleerd en [getuige], van wie de medeverdachte een Porsche heeft gekocht, is ondervraagd als getuige. Dit alles heeft plaatsgevonden zonder dat er sprake was van enig vermoeden van schuld jegens de verdachte of de medeverdachte en is dan ook onrechtmatig. De getuigenverklaring en al het daarop volgend verkregen bewijs, moet daarom uitgesloten worden van het dossier, hetgeen leidt tot een vrijspraak voor beide feiten.
Daarnaast geldt dat de verklaringen van de verdachte bij de politie niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De verdachte kampte tijdens de politieverhoren met ontwenningsverschijnselen, een delier, wanen en slaaptekort. Onder invloed van deze gemoedstoestand heeft hij destijds verklaringen afgelegd die niet juist zijn.
Valsheid in geschrifte; (authentieke) akten
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging primair bepleit dat er vrijspraak moet volgen, omdat er geen sprake is van authentieke akten.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er bij gebrek aan nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte geen bewijs is voor medeplegen van onder 1 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft verklaard dat hij het document heeft ontvangen waarin reeds de naam van de medeverdachte stond vermeld, enkel een paar woorden in het testament heeft vertaald en verder geen aanpassingen heeft gedaan. De verdachte heeft dus ook niet het oogmerk tot misleiding gehad.
Met betrekking tot het testament en de verklaring van erfrecht van [betrokkene 2] dient vrijspraak te volgen, nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte hier op enige wijze betrokken bij is geweest.
Valsheid in geschrifte; facturen
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging primair aangevoerd dat de facturen van [betrokkene 5] niet bij de verzekeraar zijn ingediend en de verdachte deze niet heeft opgemaakt.
Ten aanzien van de factuur van [betrokkene 3] van 2 maart 2012 stelt de verdediging zich op het standpunt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van de verdachte.
Ook ten aanzien van de factuur van Kokkelkoren stelt de verdediging dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte deze heeft opgemaakt, ondanks dat het Word-bestand van de factuur als auteur de naam van de zoon van de verdachte heeft.
Ten aanzien van [betrokkene 3] factuur 201715032a, 00504015 (tweemaal), factuur [betrokkene 3] 00504022 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de schade van de medeverdachte wel degelijk bestond en dat de verdachte deze facturen niet op eigen initiatief heeft opgesteld omdat hij daarbij geen belang had of een vergoeding ontving.
Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit omdat er geen sprake is van medeplegen. De verdachte heeft enkel facturen in de computer verwerkt, in de veronderstelling dat de daarin vermelde werkzaamheden daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd. Hiermee heeft hij geen materiële bijdrage geleverd aan een delict. Er was geen vooropgezet plan, het initiatief kwam niet van de verdachte en hij had er ook geen baat bij.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen oogmerk op misleiding heeft gehad en het opzet op het gebruik van de facturen als ware deze echt en onvervalst ontbreekt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 1 en feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van feit 1 geen wettig en overtuigend bewijs is dat ziet op het vervalsen van het testament en de verklaring van erfrecht van [betrokkene 2], zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder feit 2 genoemde valselijk opmaken van facturen van [betrokkene 5] en van de factuur van [betrokkene 3] van 2 maart 2012, nu het dossier hiervoor geen bewijsmiddelen bevat.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsverweer
De rechtbank begrijpt het verweer dat de politie zonder een vermoeden van schuld ten aanzien van de medeverdachte onderzoek heeft verricht zo, dat er volgens de raadsvrouw sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in de zaak van de verdachte. De door de raadsvrouw aangevoerde gronden zien echter telkens slechts op een veronderstelde schending van belangen van de medeverdachte. Door de raadsvrouw is niet duidelijk gemaakt welke rechtens te beschermen belangen van de verdachte hierdoor zijn geschaad. De rechtbank zal dit verweer dan ook reeds hierom passeren.
De rechtbank verwerpt ook het verweer, dat zij de verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd niet kan gebruiken voor het bewijs. Tijdens de verhoren werd de verdachte steeds bijgestaan door een advocaat. Uit de processen-verbaal van verhoor blijkt niet dat de verdachte moeite had om vragen te beantwoorden, onsamenhangend verklaarde of op enig moment heeft aangegeven dat hij lichamelijke of geestelijke klachten had, noch dat zijn advocaat enige opmerking heeft gemaakt over de toestand van de verdachte, terwijl het juist aan de advocaat is om melding te maken wanneer een verdachte niet in staat is om verhoord te worden. Alles overziend gaat de rechtbank er dan ook van uit dat de verdachte destijds in staat was om een verklaring af te leggen.
3.3.4
Nadere bewijsoverweging feit 1
Authentieke akte
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte een afschrift van het testament van [betrokkene 1] heeft ontvangen van de medeverdachte [medeverdachte]. De verdachte heeft in dit document aanpassingen gemaakt. Zo heeft de verdachte het woord ‘cousin’ veranderd in ‘cousine’. In de kennisgeving van overlijden is het woord “soeur” dat drie maal in het document voorkomt veranderd in ‘tante de votre partenaire décédé’. Bijgewerkte versies van de aangepaste documenten heeft de verdachte gezonden aan de medeverdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het (valselijk opgemaakte) testament van [betrokkene 1] kan worden aangemerkt als een authentieke akte in de zin van artikel 226 van het Wetboek van Strafrecht. De vraag of sprake is van een authentieke akte dient te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf of een document in het civiele recht geldt als een authentieke akte. De rechtbank stelt vast dat een testament in het civiele recht geldt als authentieke akte, nu deze wordt opgemaakt door een notaris. Artikel 226 Sr is van toepassing op zowel valse (authentieke) geschriften als op valselijk opgemaakte geschriften die het uiterlijk hebben van een authentieke akte.
De kennisgeving van overlijden van [betrokkene 1] kan niet worden aangemerkt als authentieke akte, maar wel als geschrift als bedoeld in artikel 225 Sr.
Medeplegen
Uit de Whatsappcorrespondentie gevoerd tussen de verdachte de medeverdachte blijkt dat naast afstemming over de tekst, ook afstemming over lettertype en parafering van de akte tussen verdachte en medeverdachte plaats heeft gevonden. De rechtbank acht de bijdragen van de verdachte van essentieel belang bij het tot stand komen van document dat het uiterlijk heeft van een buitenlandse akte van testament van [betrokkene 1]. Voornoemde gedragingen, inbegrepen de correspondentie daarover, duiden op een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de medeverdachte bij het vervalsen van het testament en de kennisgeving van overlijden .
3.3.5
Nadere bewijsoverweging feit 2
Factuur van Kokkelkoren en facturen [betrokkene 3] factuur 201715032a, 00504015 (tweemaal), factuur [betrokkene 3] 00504022
Ten aanzien van de factuur van Kokkelkoren is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende bewijs bevat dat de verdachte deze heeft opgemaakt, nu het Word-bestand van de factuur als auteur een familielid met gelijkluidende achternaam van de verdachte heeft. Ten aanzien van [betrokkene 3] factuur 201715032a, 00504015 (tweemaal), factuur [betrokkene 3] 00504022 heeft de verdachte bovendien tegenover de politie erkend dat hij deze heeft opgesteld. De facturen hebben het uiterlijk alsof de erop genoemde bedrijven werkzaamheden hebben verricht en behoeve van de medeverdachte. De rechtbank stelt vast dat die bedrijven die werkzaamheden niet hebben verricht en evenmin bekend waren met het bestaan van de facturen. Dat de verdachte geen belang had althans geen vergoeding ontving doet niets af aan de valsheid van deze facturen.
Medeplegen
De medeverdachte heeft verklaard opdracht te hebben gegeven aan de verdachte tot het opstellen van de facturen op briefpapier van bedrijven [betrokkene 3] en Kokkelkoren.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte] de schadebedragen verzon en dat hij een uitvoerende rol had bij de administratieve verwerking daarvan. De verdachte heeft de facturen in zijn computer verwerkt, over het afdrukken ervan heeft afstemming met de medeverdachte plaatsgevonden en over de facturen is door de verdachte en de medeverdachte gecorrespondeerd. Door zijn handelingen heeft de verdachte een materiele bijdrage aan het feit geleverd en is sprake geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op in de periode van 3 september 2008 tot en met 7 augustus 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een testament uit naam van [betrokkene 1], zijnde een authentieke akte en
- een kennisgeving van overlijden (van [betrokkene 1]),
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, door in die geschriften te vermelden dat legataris van de legaten/nalatenschappen van die [betrokkene 1] is [medeverdachte] en te vermelden dat dat testament en de kennisgeving van overlijden zouden zijn opgemaakt door notaris [notaris 1] ondertekend door die notaris, en te vermelden dat die (voornoemde) kennisgeving is gericht aan [medeverdachte], met het oogmerk om het geschrift en de authentieke akte als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Feit 2
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2011 tot en met 1 maart 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, (telkens) geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten facturen voor schade valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, door in die geschriften te vermelden dat deze afkomstig zijn van [betrokkene 3] en [betrokkene 4], met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Medeplegen van valsheid in geschrift, terwijl zij gepleegd is in een authentieke akte en medeplegen van valsheid in geschrift
Feit 2:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn, dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 160 uren.
6.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om aan de verdachte, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en zijn persoonlijke omstandigheden, een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de verdediging niet noodzakelijk en disproportioneel.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van geschriften, waaronder een authentieke akte en facturen, voor de medeverdachte. Hij had hierin een uitvoerende rol. In het maatschappelijk en economisch verkeer dient men vertrouwen te kunnen stellen in de juistheid van bepaalde, voor dat verkeer essentiële akten en geschriften. Met zijn handelen heeft de verdachte dat vertrouwen op grove wijze ondermijnd, hetgeen de rechtbank de verdachte aanrekent.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zij ziet hierin geen aanleiding om (de duur van) de sanctie te matigen.
Overschrijding van de redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld 17 april 2019, de datum waarop de verdachte is aangehouden en voor het eerst als verdachte is verhoord. Ter zitting is gebleken dat de verdachte vervolgens op enig moment is uitgenodigd voor een OM-horen, waar hem een strafbeschikking zou worden opgelegd, maar dat de verdachte daar niet is verschenen. Dit vonnis wordt bijna vier jaar na 17 april 2019 gewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze vertraging meerdere oorzaken en is zij niet louter aan het Openbaar Ministerie of aan de verdachte te wijten. Ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank een iets lagere taakstraf opleggen dan de 180 uren, die zij in beginsel passend acht.
Op te leggen straf
Al het voorgaande afwegende en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf, zoals geëist door de officier van justitie, gerechtvaardigd. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan de verdachte een (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 47, 57, 225, en 226 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
160 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. A.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2023.
mr. A.M. den Hollander is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.