ECLI:NL:RBNHO:2023:2820

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
15/871293-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het gebruikmaken van valse geschriften en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het gebruikmaken van valse geschriften en gewoontewitwassen. De verdachte heeft valse testamenten, een valse kennisgeving van overlijden en een valse verklaring van erfrecht ingediend bij de gemeente en een buitenlandse bank, waarbij onterecht werd vermeld dat hij erfgenaam of legataris was. Daarnaast heeft hij valse facturen ingediend bij verzekeringsmaatschappijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk gebruikmaken van valse geschriften en het plegen van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het indienen van valse facturen, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het vertrouwen in de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871293-18 (P)
Uitspraakdatum: 21 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 maart 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.J. van Bree en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 september 2008 tot en met 7 augustus 2018 te Schagen en/of Bergen (Noord-Holland) en/of Luxemburg(-Stad), in elk geval in Nederland en/of Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad
- een vals of vervalst testament (uit naam van [betrokkene 1]) en/of
- een valse of vervalste kennisgeving van overlijden (van [betrokkene 1]) en/of
- een vals of vervalst testament (uit naam van [betrokkene 2]) en/of
- een valse of vervalste verklaring van erfrecht (ter zake [betrokkene 2]) zijnde (telkens) een of meerdere authentieke akte(n) en/of geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware(n) het/die echt en onvervalst, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer):
- dat testament uit naam van [betrokkene 1] is (of zou zijn) opgemaakt door (notaris) [notaris 1] en/of is (of zou zijn) ondertekend door die notaris en/of [betrokkene 1] en/of
- in dat testament is vermeld dat hij, verdachte, legataris is (of zou zijn), en/of
- die kennisgeving van overlijden is (of zou zijn) opgemaakt en/of ondertekend door (notaris) [notaris 1] en/of
- die kennisgeving (vermeldt dat deze) is (of zou zijn) gericht aan hem,
verdachte, en/of
- dat testament uit naam van [betrokkene 2] is (of zou zijn) opgemaakt door
(notaris) [notaris 2] en/of is (of zou zijn) ondertekend door die notaris en/of [betrokkene 2] en/of
- in dat testament is vermeld dat hij, verdachte, algeheel erfgenaam is (of zou zijn), en/of
- die verklaring van erfrecht is (of zou zijn) opgemaakt door (notaris) [notaris 2] en/of - in die verklaring is vermeld dat hij, verdachte, is gerechtigd tot en bevoegd om te beschikken over alle goederen behorende tot gemelde gemeenschap en tot erflaters ([betrokkene 2]) nalatenschap, om die goederen op te vorderen en te ontvangen, bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat/die testament(en) en/of die kennisgeving van overlijden en/of verklaring van erfrecht heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan
- de gemeente Bergen (Noord-Holland) en/of
- de bank BGL BNP Paribas te Luxemburg terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die testament(en) en/of die kennisgeving van overlijden en/of verklaring van erfrecht bestemd was/waren tot gebruik als ware dit/deze
geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst;
Feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2011 tot en met 1 maart 2017 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad een of meerdere valse of
vervalste facturen en/of offertes en/of schadetaxaties (voor storm- en/of bliksem- en/of inbraakschade), zijnde (telkens) een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het/die echt en onvervalst, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer):
- die facturen en/of offertes en/of schadetaxaties vermelden dat deze uit naam van [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] is (of zouden zijn) opgemaakt en/of is (of zouden zijn) ondertekend door (een) medewerker(s) van die onderneming(en) bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die facturen en/of offertes en/of
schadetaxaties (telkens) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan
- [benadeelde 1]
- Unigarant verzekeringen
- Nationale Nederlanden terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die facturen en/of offertes en/of schadetaxaties bestemd was/waren tot
gebruik als ware dit/deze geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst;
Feit 3:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 7 augustus 2018, te Schagen en/of Callantsoog en/of Bergen (Noord-Holland) en/of Laren (Noord-Holland) en/of Luxemburg(-Stad), althans in Nederland en/of Luxemburg, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij (telkens) (een) voorwerp(en) (te weten:
- een geldbedrag van (ongeveer) 343.684,- euro en/of meerdere geldbedragen van
in totaal (ongeveer) 343.684,- euro (welk bedrag van (ongeveer) 343.684,- euro op of omstreeks 1 juni 2017 is ontvangen op de bankrekening van verdachte en welk (totaal)bedrag (vervolgens) op of omstreeks 1 juni 2017 (gesplitst in vier bedragen) is overgemaakt van
diens, verdachtes, bankrekening naar de bankrekening ten name van de (erven van de) (op/omstreeks 5 oktober 2016 overleden) moeder ([betrokkene 6]) van verdachte;
dossier ZD1-03 (o.a. pagina 5 e.v.) en dossier ZD1-04 pagina 110) en/of
- ( een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 42.515 euro en/of (ongeveer) 42.500 euro (welk bedrag van 42.515 euro op of omstreeks 9 oktober 2017 (ten laste) van de bankrekening ten name van de moeder van verdachte is overgemaakt naar de bankrekening van verdachte en/of welk bedrag van 42.500 euro (vervolgens) op of omstreeks 9 oktober 2017 van diens, verdachtes, bankrekening is overgemaakt naar de bankrekening van [betrokkene 7] met de omschrijving "Aanbetaling 25 procent aan [betrokkene 7] tbv [betrokkene 8]";
dossier ZD1-03 pagina 13 en dossier ZD1-04 pagina 110) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 105.987 euro (welk bedrag op of omstreeks 27 december 2017 van de bankrekening ten name van de moeder van verdachte is overgeschreven naar een (nieuw geopende) bankrekening ten name van [betrokkene 9] met de omschrijving "Restant storting werk kapitaal [betrokkene 9]";
dossier ZD1-03 pagina 18 en dossier ZD1-04 pagina 119 en 121) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 110.500 euro (welk bedrag op of omstreeks 27 december 2017 van de bankrekening ten name van de moeder van verdachte is overgeschreven naar een bankrekening ten name van [betrokkene 9] met de omschrijving "Restant betaling overname [betrokkene 9] min 10 procent";
dossier ZD1-03 pagina 18 en dossier ZD1-04 pagina 119 en 121) en/of
- een personenvoertuig (van het merk Porsche, type 911 (gekentekend [kenteken 1])) en/of
- een personenvoertuig (van het merk Porsche, type 911 (gekentekend [kenteken 2])) en/of
- een personenvoertuig (van het merk Porsche, type 911 (gekentekend [kenteken 3])) en/of
- een personenvoertuig (van het merk Porsche, type 911 (gekentekend [kenteken 4])) en/of
- een woning en/of perceel (op het adres Callantsoog, [adres 2] 30) en/of
- een/de onderneming(en) en/of rechtsperso(o)n(en) [betrokkene 9] en/of [betrokkene 9] ([betrokkene 9] en/of restaurant [betrokkene 10])) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van (een) (voornoemd(e) voorwerp(en) (te weten voornoemd(e) geldbedragen en/of personenvoertuig(en) en/of die woning en/of dat perceel en/of die
onderneming(en) en/of rechtspersoon/rechtspersonen), gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/die (voornoemde) voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van feit 1, met dien verstande dat de testamenten van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de verklaring van erfrecht van [betrokkene 2] kunnen worden aangemerkt als authentieke akten als bedoeld in artikel 226 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De kennisgeving van overlijden van [betrokkene 1] kan worden aangemerkt als een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 Sr, hetgeen impliciet subsidiair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot een bewezenverklaring, met uitzondering van de factuur van [betrokkene 5] Voor het voorhanden hebben of indienen van deze factuur bevat het dossier geen bewijsmiddelen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie ook gerekwireerd tot de bewezenverklaring, met uitzondering van de Porsche met kenteken [kenteken 3], de Porsche met kenteken [kenteken 2] en het pand aan de [adres 2] in Callantsoog.
3.2
Standpunt van de verdediging
Fouten in het politieonderzoek
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er in het politieonderzoek fouten zijn gemaakt. Er is informatie over auto’s die op de oprit van de verdachte stonden aan de belastingdienst doorgestuurd, de tenaamstellingen van kentekens zijn gecontroleerd en [getuige], van wie de verdachte een Porsche had gekocht, is ondervraagd als getuige. Dit alles heeft plaatsgevonden zonder dat er sprake was van enig vermoeden van schuld jegens de verdachte. De getuigenverklaring, en al het daarop volgend verkregen bewijs, moet daarom uitgesloten worden van het dossier, hetgeen leidt tot een vrijspraak voor alle feiten.
Valsheid in geschrifte; (authentieke) akten
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging voorts bepleit dat er vrijspraak moet volgen, omdat er geen sprake is van authentieke akten.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het testament en de verklaring van erfrecht van [betrokkene 2] partieel dient te worden vrijgesproken, omdat bij deze stukken geen sprake is van opzet. De verdachte wist niet, en hoefde ook niet te vermoeden, dat dit testament en de verklaring van erfrecht vals waren.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er bij gebrek aan nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte geen bewijs is voor medeplegen. De medeverdachte heeft de verdachte slechts geholpen bij het maken van een vertaling, hetgeen moet leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen.
Meest subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat het testament van [betrokkene 1] mogelijk was vervalst, niet met het doel om geld te verkrijgen, maar om de vergunningverlening in het kader van de Bibob-procedure van de gemeente Bergen te bespoedigen.
Valsheid in geschrifte; facturen
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er bij het indienen van de facturen wel degelijk sprake is geweest van schade en deze schade ook is vastgesteld door een expert. Dit maakt dat de verzekeringsmaatschappijen niet benadeeld zijn. Ten aanzien van de facturen van [betrokkene 5] ontbreekt het bewijs dat deze zijn ingediend.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat bij gebrek aan gebleken nauwe en bewuste samenwerking het bewijs voor medeplegen ontbreekt, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Witwassen
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er, mede gelet op de bepleite vrijspraak van feit 1 en 2, geen sprake is van voorwerpen die uit misdrijf afkomstig zijn. Daarnaast had de verdachte recht op de erfenis en had hij ook andere inkomsten waaruit de voorwerpen kunnen zijn betaald.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen bewijs is voor gedragingen die gericht zijn geweest op het verbergen of verhullen van de herkomst van de voorwerpen.
Meer subsidiair heeft de verdediging bepleit dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de woning in Callantsoog voorhanden heeft gehad.
Als laatste voert de verdediging aan dat er geen sprake is van gewoonte witwassen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feiten 2 en 3
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder feit 2 tenlastegelegde indienen van een valse of vervalste factuur van [betrokkene 5]
Daarnaast is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voor witwassen bevat ten aanzien van de onder feit 3 genoemde Porsche met kenteken [kenteken 3], de Porsche met kenteken [kenteken 2] en de woning in Callantsoog.
De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsverweer
De rechtbank begrijpt het verweer dat de politie onderzoek heeft verricht zonder redelijk vermoeden van schuld jegens de verdachte zo, dat er volgens de raadsman sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit zou er volgens de raadsman toe moeten leiden dat het hierdoor verkregen bewijs, en al het daarop volgend bewijs, wordt uitgesloten waardoor integrale vrijspraak van alle feiten dient te volgen.
De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet. Zijn stelling dat het controleren van kentekens en chassisnummers van verschillende auto’s die op het terrein van de verdachte stonden, het opvragen van informatie bij de belastingdienst en het bevragen van getuige [getuige], slechts is toegestaan als er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld, vindt namelijk geen steun in het recht. De verbalisanten hebben hun bevoegdheid tot het verrichten van het onderzoek, kunnen ontlenen aan hun algemene opsporingstaak, hen opgedragen in artikel 141 Sv en de rechtbank is niet gebleken dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, zodat het beroep op artikel 359a Sv niet kan slagen.
3.3.4
Nadere bewijsoverweging feit 1
Authentieke akte
De rechtbank is van oordeel dat het (valselijk opgemaakte) testament van [betrokkene 1], het (valselijk opgemaakte) testament van [betrokkene 2] en de (valselijk opgemaakte) verklaring van erfrecht van [betrokkene 2] kunnen worden aangemerkt als authentieke akten als bedoeld in artikel 226 Sr. De vraag of sprake is van een authentieke akte dient te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf of een document in het civiele recht geldt als een authentieke akte. De rechtbank stelt vast dat testamenten en verklaringen van erfrecht in het civiele recht gelden als authentieke akten, nu deze in de regel worden opgemaakt door een notaris. Artikel 226 Sr is van toepassing op zowel valse (authentieke) geschriften als op valselijk opgemaakte geschriften die het uiterlijk hebben van een authentieke akte. Van dit laatste is sprake bij de in de tenlastelegging genoemde testamenten en verklaring voor erfrecht die de verdachte, als waren zij echt en onvervalst, naar een bank in Luxemburg en de gemeente Bergen heeft gestuurd.
De kennisgeving van overlijden van [betrokkene 1] kan niet worden aangemerkt als authentieke akte, maar wel als geschrift als bedoeld in artikel 225 Sr.
Opzet ten aanzien van de verklaring van erfrecht en het testament van [betrokkene 2]
De verdachte heeft in zijn verhoor tegenover de politie bekend dat het testament van [betrokkene 1] en de kennisgeving van haar overlijden op zijn initiatief zijn vervalst. Ten aanzien van het vervalste testament en de vervalste verklaring van erfrecht op naam van [betrokkene 2] heeft de verdachte verklaard dat hij deze in zijn huis heeft gevonden en dat hij niet wist dat deze vals waren, althans valselijk waren opgemaakt. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt daartoe allereerst dat beide documenten eenvoudig te constateren onjuistheden bevatten. Zo wijkt de opmaak van het testament van [betrokkene 2] op meerdere punten af van de opmaak die een notaris hoort aan te houden bij een authentieke akte. De verklaring van erfrecht is gedateerd op 8 april 2014 en houdt in dat [betrokkene 2] op 19 maart 2015 is overleden. Als geboortedatum van [betrokkene 2] vermeldt de verklaring van erfrecht 4 november 2004. De verdachte wist dat [betrokkene 2] in werkelijkheid op 29 maart 2014 op 88-jarige leeftijd is overleden.
Naast voornoemde tekstuele en inhoudelijke onjuistheden is de verklaring van de verdachte te meer ongeloofwaardig, nu een verklaring van erfrecht pas wordt opgemaakt op verzoek daartoe, nadat de persoon om wiens nalatenschap het gaat is overleden. [betrokkene 2] kan de vervalsing dus zelf niet hebben gedaan en er is – naast de verdachte – geen andere persoon in beeld die belang heeft bij het opmaken van een dergelijke verklaring, waarin de verdachte wordt aangewezen als erfgenaam van [betrokkene 2]. Verder geldt dat de verdachte het testament van [betrokkene 2] via e-mail aan de bank in Luxemburg heeft verzonden met in de onderwerpregel de tekst: “Fwd: aanpassing, eerdere versies verwijderen”. De letters “FW:” in deze onderwerpsregel duiden erop dat de verdachte het valselijk opgemaakte document toegestuurd heeft gekregen van iemand die het document heeft aangepast en het bericht, zonder de onderwerpsregel aan te passen, heeft doorgezonden aan de bank. De rechtbank acht in dit verband van belang dat ook in geval van het vervalste testament van [betrokkene 1] de vervalsingen door een ander werden doorgevoerd en meerdere versies via de e-mail met de verdachte zijn gedeeld. Tot slot geldt dat de verdachte na zijn aanhouding tegenover de politie, op de vraag of hij van [betrokkene 2] iets heeft geërfd, ontkennend heeft geantwoord. Terwijl hij op dat moment wel een aanzienlijk geldbedrag had ontvangen op basis van dat testament, en de politie op dat moment nog niet op de hoogte was van het feit dat er een vervalst testament en een vervalste verklaring van erfrecht op naam van [betrokkene 2] in omloop waren.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat het testament en de verklaring van erfrecht valselijk opgemaakt waren en betrokken is geweest bij de vervalsing van die stukken.
3.3.5
Nadere bewijsoverweging feit 2
De verdachte heeft verklaard dat hij aan de medeverdachte opdracht heeft gegeven tot het opstellen van de facturen op briefpapier van de bedrijven [betrokkene 3] en Kokkelkoren. Dat de verdachte naar eigen zeggen schade heeft geleden die in omvang overeenkomt met de bedragen op de facturen, laat onverlet dat de facturen vals zijn.
3.3.6
Nadere bewijsoverweging medeplegen feit 1 en feit 2
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte met de medeverdachte heeft afgesproken dat die meerdere documenten met het uiterlijk van (authentieke) aktes in verband met [betrokkene 1] op zou maken. De verdachte en de medeverdachte hebben meerdere versies van die documenten uitgewisseld en overleg gehad over de opmaak en inhoud daarvan.
De verdachte heeft verklaard opdracht te hebben gegeven aan de medeverdachte om facturen op te maken op briefpapier van bedrijven zonder instemming van die bedrijven en zonder dat die bedrijven de op die facturen vermelde werkzaamheden voor de verdachte hebben verricht. De medeverdachte heeft aan deze opdracht uitvoering gegeven. De verdachte was hierbij degene die de hoogte van de bedragen verzon, de medeverdachte heeft de bedragen vervolgens verwerkt in de facturen. Vervolgens heeft de verdachte deze valse facturen ingediend bij verzekeringsmaatschappijen.
Op grond van deze gedragingen stelt de rechtbank vast dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte bij het vervalsen van zowel (authentieke) aktes in verband met [betrokkene 1] als facturen. Het medeplegen kan dus zowel bij feit 1 als bij feit 2 bewezen worden verklaard.
3.3.7
Nadere bewijsoverweging feit 3
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is voor gewoontewitwassen. De rechtbank stelt vast dat op basis van vervalste geschriften een Luxemburgse bank op 1 juni 2017 een bedrag van € 343.684,58 aan de verdachte heeft overgemaakt. De verdachte heeft dat geld meteen overgemaakt naar de bankrekening van zijn overleden moeder en vervolgens in meerdere stappen geïnvesteerd in een horecabedrijf, om voor het geld een legitieme herkomst te construeren. Ook heeft de verdachte in een vergunningsaanvraag vervalste documenten overgelegd om de ogenschijnlijke legitieme herkomst van zijn middelen te staven. Verder heeft de verdachte met het geld dat hij op criminele wijze uit Luxemburg had verkregen twee Porsches gekocht en die op naam van zijn toenmalige partner gezet.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 3 september 2008 tot en met 7 augustus 2018 in Nederland en/of Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
  • een vals of vervalst testament uit naam van [betrokkene 1] en
  • een valse of vervalste kennisgeving van overlijden van [betrokkene 1] en
  • een vals of vervalst testament uit naam van [betrokkene 2] en
  • een valse of vervalste verklaring van erfrecht ter zake [betrokkene 2]
zijnde authentieke akten en/of geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die echt en onvervalst, bestaande die valsheden en/of vervalsingen hierin dat in strijd met de waarheid onder meer:
  • dat testament uit naam van [betrokkene 1] is opgemaakt door notaris [notaris 1] en/of is ondertekend door die notaris en
  • in dat testament is vermeld dat hij, verdachte, legataris is, en
  • die kennisgeving van overlijden is opgemaakt en ondertekend door notaris [notaris 1] en
  • die kennisgeving is gericht aan hem, verdachte, en
  • dat testament uit naam van [betrokkene 2] is opgemaakt door notaris [notaris 2] en is ondertekend door die notaris en [betrokkene 2] en
  • in dat testament is vermeld dat hij, verdachte, algeheel erfgenaam is, en
  • die verklaring van erfrecht is opgemaakt door notaris [notaris 2]
  • in die verklaring is vermeld dat hij, verdachte, is gerechtigd tot en bevoegd om te beschikken over alle goederen behorende tot gemelde gemeenschap en tot erflaters ([betrokkene 2]) nalatenschap, om die goederen op te vorderen en te ontvangen,
bestaande dat gebruik maken hierin, dat hij, verdachte die testamenten en kennisgeving van overlijden en verklaring van erfrecht heeft verstrekt of doen toekomen aan
- de gemeente Bergen (Noord-Holland) en/of
- de bank BGL BNP Paribas te Luxemburg
terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat die testamenten en kennisgeving van overlijden en verklaring van erfrecht bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst.
Feit 2
hij op tijdstippen in de periode van 5 december 2011 tot en met 1 maart 2017 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse of vervalste facturen en offertes voor schade, zijnde (telkens) geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die echt en onvervalst,
bestaande die valsheden en/of vervalsingen hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer):
  • die facturen en/of offertes en/of schadetaxaties vermelden dat deze uit naam van [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] zijn opgemaakt door medewerkers van die ondernemingen
  • bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die facturen en/of offertes en/of schadetaxaties (telkens) hebben verstrekt of doen toekomen aan
o [benadeelde 1]
o Unigarant verzekeringen
o Nationale Nederlanden
terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat die facturen en/of offertes en/of schadetaxaties bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst;
Feit 3
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2017 tot en met 7 augustus 2018, in Nederland en/of Luxemburg, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers heeft hij voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van 343.684,- euro welk bedrag op 1 juni 2017 is ontvangen op de bankrekening van verdachte en welk bedrag vervolgens op 1 juni 2017 gesplitst in vier bedragen is overgemaakt van diens, verdachtes, bankrekening naar de bankrekening ten name van de (erven van de) op 5 oktober 2016 overleden moeder ([betrokkene 6]) van verdachte en
  • (een) geldbedrag van 42.515 euro of 42.500 euro (welk bedrag van 42.515 euro op 9 oktober 2017 van de bankrekening ten name van de moeder van verdachte is overgemaakt naar de bankrekening van verdachte en welk bedrag van 42.500 euro (vervolgens op 9 oktober 2017 van diens, verdachtes, bankrekening is overgemaakt naar de bankrekening van [betrokkene 7] met de omschrijving “Aanbetaling 25 procent aan [betrokkene 7] tbv [betrokkene 8] en
  • een geldbedrag van (ongeveer) 105.987 euro (welk bedrag op 27 december 2017 van de bankrekening ten name van de moeder van verdachte is overgeschreven naar een (nieuw geopende) bankrekening ten name van [betrokkene 9] met de omschrijving “Restant storting werk kapitaal [betrokkene 9]” en
  • een geldbedrag van 110.500 euro (welk bedrag op 27 december 2017 van de bankrekening ten name van de moeder van verdachte is overgeschreven naar een bankrekening ton name van [betrokkene 9] met de omschrijving ‘Restant betaling overname [betrokkene 9] min 10 procent” en
  • een personenvoertuig van het merk Porsche, type 911 (gekentekend [kenteken 1]) en
  • een personenvoertuig van het merk Porsche, type 911 (gekentekend [kenteken 4]) en
  • de onderneming(en) en/of rechtsperso(o)n(en) [betrokkene 9] en/of [betrokkene 9] ([betrokkene 9] en/of restaurant [betrokkene 10])
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en van voornoemde voorwerpen gebruik gemaakt en de herkomst verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist dat die voorwerpen –onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
Hetgeen aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van enig in artikel 226, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vermeld vals geschrift als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 3:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevraagd bij de oplegging van een sanctie aan de verdachte rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opmaken en het gebruiken van valselijk opgemaakte en valse (authentieke) akten en andere valse geschriften. Deze stukken, waaruit zou volgen dat de verdachte erfgenaam of legataris was, hetgeen in strijd met de waarheid is, heeft de verdachte ingediend bij de gemeente, en bij een buitenlandse bank. Ook heeft de verdachte valse facturen bij verzekeringsmaatschappijen ingediend. Gebruikmaking van deze valselijk opgemaakte stukken heeft er onder meer toe geleid dat aan de verdachte herhaaldelijk grote geldbedragen zijn overgemaakt en uitgekeerd, waar hij geen recht op had.
De verdachte heeft zich niets gelegen gelaten aan het feit dat men in het maatschappelijk en economisch verkeer moet kunnen vertrouwen op de juistheid en authenticiteit van bepaalde, voor dat verkeer essentiële akten en geschriften. Met zijn handelen heeft de verdachte dat vertrouwen op grove wijze ondermijnd, hetgeen de rechtbank de verdachte aanrekent.
Daarnaast heeft de verdachte het geld wat hij door dit handelen heeft verkregen, witgewassen. Witwassen is een ernstig feit, dat in belangrijke mate bijdraagt aan het in stand houden van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waardoor de verdachte heeft willen bewerkstelligen dat hij vrijelijk over het geld kon beschikken in de legale economie, zodat ‘misdaad loont’. Bovendien tast witwassen, zeker wanneer het zulke grote bedragen betreft als in de onderhavige zaak, de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en heeft daarmee een ontwrichtende werking op de samenleving. Dit alles neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de verdachte zich kennelijk steeds heeft laten leiden door persoonlijk gewin.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de duur van die op te leggen straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor het begaan van fraudedelicten. In deze zaak ligt het benadelingsbedrag tussen de € 250.000 en de € 500.000. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij dergelijke bedragen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden. Nu de verdachte gedurende een aanzienlijke periode bij herhaling frauduleus heeft gehandeld, daarbij ook authentieke akten heeft gebruikt en geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen, ziet de rechtbank aanleiding om, ten nadele van de verdachte, af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zij ziet hierin geen aanleiding om de duur van de gevangenisstraf te matigen.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend. Echter, in onderhavige zaak heeft het lang geduurd voor er een vonnis is gewezen. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Bij de uitleg van dit grondrecht wordt als uitgangspunt genomen dat een strafzaak bij de rechtbank moet zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 7 augustus 2018, wat de datum is van de inverzekeringstelling. Nu het eindvonnis op 21 maart 2023 wordt gewezen, is de termijn van twee jaren overschreden met ruim tweeëneenhalf jaar. De rechtbank is van oordeel dat hieraan meerdere oorzaken ten grondslag liggen en dat de vertraging niet slechts aan het Openbaar Ministerie of aan de verdachte is te wijten. Ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een iets lagere gevangenisstraf dan die hiervoor genoemde 24 maanden opleggen.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
- 1 STK onroerend register goed [adres 3] (1a)
- 1 STK personenauto Porsche [kenteken 6] (3a)
- 1 STK personenauto Porsche [kenteken 1] (4a)
- 1 STK kunstwerk Corneille (5a)
- 1 STK kunstwerk Anton Heyboer (472816) (6a)
- 1 STK kunstwerk Anton Heyboer (472817) (7a)
- 1 STK geldbedrag (€ 27.387,22) van rekening [rekeningnummer 1] (8a)
- 1 STK geldbedrag (€ 101.827,69) van rekening [rekeningnummer 2] (9a)
- 1 STK geldbedrag (93.324,29) van rekening [rekeningnummer 3] (10a)
- 1 STK geldbedrag (14.203,63) van rekening [rekeningnummer 4] (11a)
De officier van justitie heeft gevorderd alle inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan de verdachte. De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals hierboven genoemd, moeten worden teruggegeven aan de verdachte. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zulks er niet toe leidt dat daarmee ook het gelegde conservatoire beslag op die goederen als opgeheven of vervallen geldt.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Standpunten van partijen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van beide benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en integraal kunnen worden toegewezen.
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht de beide vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de beide vorderingen moeten worden afgewezen, omdat er geen sprake is van (rechtstreekse) schade.
8.2
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 32.379,53 ingediend de tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de bedragen die de verzekeringsmaatschappij heeft uitgekeerd naar aanleiding van door de verdachte ingediende valse facturen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 augustus 2012 (de datum waarop de verzekeringsmaatschappij de laatste betaling aan de verdachte heeft gedaan) tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd:
het indienen van valse facturen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.3
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 23.179,67 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de bedragen die de verzekeringsmaatschappij heeft uitgekeerd naar aanleiding van door de verdachte ingediende valse facturen, alsmede de onderzoekskosten die de verzekeringsmaatschappij heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2016 (de datum waarop de verzekeringsmaatschappij de laatste betaling aan de verdachte heeft gedaan) tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd:
het indienen van valse facturen] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 57, 225, 226 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
tweeëntwintig (22) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van:
- 1 STK onroerend register goed [adres 3] (1a)
- 1 STK personenauto Porsche [kenteken 6] (3a)
- 1 STK personenauto Porsche [kenteken 1] (4a)
- 1 STK kunstwerk Corneille (5a)
- 1 STK kunstwerk Anton Heyboer (472816) (6a)
- 1 STK kunstwerk Anton Heyboer (472817) (7a)
- 1 STK geldbedrag (€ 27.387,22) van rekening [rekeningnummer 1] (8a)
- 1 STK geldbedrag (€ 101.827,69) van rekening [rekeningnummer 2] (9a)
- 1 STK geldbedrag (93.324,29) van rekening [rekeningnummer 3] (10a)
- 1 STK geldbedrag (14.203,63) van rekening [rekeningnummer 4] (11a)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 32.379,53, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 32.379,53,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 196 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 23.179,67, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 23.179,67,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 150 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. A.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2023.
mr. A.M. den Hollander is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.