In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 23 januari 2023 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats en thans gedetineerd in de P.I. Alphen aan den Rijn, heeft het feit bekend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser, en de verdediging door mr. J.W. Spanjer, advocaat te Heemstede.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de overige bewijsmiddelen, waaronder processen-verbaal van aanhouding en onderzoek, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit besloten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twintig maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten van het LOVS, een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.