ECLI:NL:RBNHO:2023:2813

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
15/022773-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekennende drugskoerier veroordeeld tot gevangenisstraf voor invoer van cocaïne

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 23 januari 2023 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats en thans gedetineerd in de P.I. Alphen aan den Rijn, heeft het feit bekend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser, en de verdediging door mr. J.W. Spanjer, advocaat te Heemstede.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de overige bewijsmiddelen, waaronder processen-verbaal van aanhouding en onderzoek, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit besloten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twintig maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten van het LOVS, een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/022773-23 (P)
Uitspraakdatum: 6 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de P.I. Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.W. Spanjer, advocaat te Heemstede, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 januari 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Daarbij zal zij, nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 20 februari 2023 afgelegd;
  • Een proces-verbaal van aanhouding van 23 januari 2023;
  • Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 24 januari 2023;
  • Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 30 januari 2023;
  • Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van ing. [deskundige], van 30 januari 2023 van het Nederlands Forensisch Instituut.
De hiervoor genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Het schriftelijk bescheid is een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering en is slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 23 januari 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de bijzondere medische omstandigheden van de verdachte.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om aan de verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), een aanzienlijk lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de op te leggen straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van meer dan 1.800 gram cocaïne. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. Daarnaast gaat de verspreiding van en handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van (zware) criminaliteit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 7 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het dossier en hetgeen de verdachte daarover heeft verklaard bij de zitting.
Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een vrijheidsbenemende straf als sanctie in aanmerking komt. Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor het invoeren van harddrugs in Nederland. De oriëntatiepunten van het LOVS vermelden voor het invoeren van 1.500 tot 2.000 gram cocaïne als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 24 maanden. Gelet op deze oriëntatiepunten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden is.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
achttien(
18) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.A.R. Sitaldin, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2023.