Op 6 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland een tussenuitspraak gedaan in een uitleveringszaak. De zaak betreft de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Noord-Macedonië ter executie van een verstekvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit de stukken niet blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de behandeling van zijn strafzaak in Noord-Macedonië, noch van zijn veroordeling bij verstek. Dit roept vragen op over de mogelijkheid voor de opgeëiste persoon om zijn verdediging te voeren. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, met de opdracht aan de officier van justitie om nadere informatie te verkrijgen van de autoriteiten in Noord-Macedonië.
De rechtbank heeft op 20 februari 2023 een zitting gehouden waarin de opgeëiste persoon, zijn raadsman mr. L.J. Woltring, en de officier van justitie mr. H. Tillart zijn gehoord. De raadsman heeft betoogd dat het uitleveringsverzoek ontoelaatbaar moet worden verklaard, onder andere omdat er geen sprake zou zijn van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Noord-Macedonië is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, wat ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er mogelijk sprake is van schending van fundamentele mensenrechten, met name het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie is om te bepalen of de opgeëiste persoon in voldoende mate in de gelegenheid is gesteld om zijn verdediging te voeren. Daarom is het noodzakelijk om nadere informatie te verkrijgen voordat er een definitieve beslissing kan worden genomen over het uitleveringsverzoek.