In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 1 maart 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een verkeersovertreding waarbij betrokkene zijn voertuig zodanig op de weg had geparkeerd dat gevaar of hinder voor andere weggebruikers kon ontstaan. Betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, maar dit beroep werd ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 februari 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet.
De kantonrechter oordeelde dat betrokkene de termijn voor het indienen van het beroep had overschreden, maar dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was. Dit kwam voort uit het feit dat betrokkene de beslissing van de officier van justitie pas later had ontvangen. De rechter heeft vervolgens de inhoudelijke argumenten van betrokkene beoordeeld, waarbij betrokkene aanvoerde dat hij geen hinder had veroorzaakt en dat hij zijn voertuig op dezelfde manier had geparkeerd als andere voertuigen in de omgeving.
De kantonrechter concludeerde echter dat uit de beschikbare bewijsstukken, waaronder foto’s en verklaringen van de verbalisant, bleek dat het voertuig van betrokkene gedeeltelijk op de rijbaan stond geparkeerd, wat gevaar of hinder kon veroorzaken. De rechter benadrukte dat het niet relevant was of andere voertuigen ook bekeurd waren voor dezelfde gedraging. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en de boete als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter zag geen aanleiding om de boete te matigen.