ECLI:NL:RBNHO:2023:2810

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
10279297 \ WM VERZ 23-30
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersovertreding en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 1 maart 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een verkeersovertreding waarbij betrokkene zijn voertuig zodanig op de weg had geparkeerd dat gevaar of hinder voor andere weggebruikers kon ontstaan. Betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, maar dit beroep werd ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 februari 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet.

De kantonrechter oordeelde dat betrokkene de termijn voor het indienen van het beroep had overschreden, maar dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was. Dit kwam voort uit het feit dat betrokkene de beslissing van de officier van justitie pas later had ontvangen. De rechter heeft vervolgens de inhoudelijke argumenten van betrokkene beoordeeld, waarbij betrokkene aanvoerde dat hij geen hinder had veroorzaakt en dat hij zijn voertuig op dezelfde manier had geparkeerd als andere voertuigen in de omgeving.

De kantonrechter concludeerde echter dat uit de beschikbare bewijsstukken, waaronder foto’s en verklaringen van de verbalisant, bleek dat het voertuig van betrokkene gedeeltelijk op de rijbaan stond geparkeerd, wat gevaar of hinder kon veroorzaken. De rechter benadrukte dat het niet relevant was of andere voertuigen ook bekeurd waren voor dezelfde gedraging. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en de boete als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter zag geen aanleiding om de boete te matigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10279297 \ WM VERZ 23-30
CJIB-nummer : 239732625
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 1 februari 2022, terwijl dat beroep uiterlijk op 5 november 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene stelt de beslissing van de officier van justitie niet eerder te hebben ontvangen en deze na een telefoontje alsnog te hebben ontvangen. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de beslissing van de officier van justitie op 29 december 2021 inderdaad nogmaals is verzonden. Betrokkene krijgt daarom het voordeel van de twijfel, zodat de kantonrechter de termijnoverschrijding verschoonbaar acht en kan worden toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat hij met vrienden en meerdere auto’s ter plaatse was om te gaan schaatsen op het natuurijs op de Gouwzee. Zij
hebben de auto’s achter elkaar in de rij geparkeerd net zoals andere auto’s. Betrokkene stelt geen hinder te hebben veroorzaakt.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…op de fotografische opname te zien bij het brondocument is te zien dat het voertuig niet volledig in de berm geparkeerd stond, waardoor hinder en overlast voor overige weggebruikers en/of hulpdiensten werd veroorzaakt. Betrokkene beweerd hetzelfde geparkeerd te staan als de rest van de rij, het voertuig van betrokkene staat niet volledig in de berm. Betrokkene benoemt iets over verschillende boetes, dit is niet aan de orde. Iedereen die op de dijk geparkeerd stond, niet volledig in de berm is bekeurd op R395…”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat het voertuig van betrokkene met twee wielen op de weg stond geparkeerd. Voor de beoordeling of de gedraging is verricht, is niet relevant of het voertuig hinderlijk of gevaarlijk stond geparkeerd, maar is van belang of het voertuig hinder of gevaar zou kunnen veroorzaken. Daarvan was hier naar het oordeel van de kantonrechter sprake omdat betrokkene gedeeltelijk stond geparkeerd op een rijbaan waar 80 kilmeter per uur mag worden gereden. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Iedere weggebruiker die zich niet aan de verkeersregels houdt loopt het risico om bekeurd te worden. Het is daarom niet relevant of meerdere personen al dan niet zijn bekeurd voor dezelfde gedraging.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: