ECLI:NL:RBNHO:2023:2806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
10229309 \ WM VERZ 22-1185
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in administratief beroep WAHV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de proceskostenvergoeding in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze had een proceskostenvergoeding van € 405,75 toegekend voor 14 zaken die als samenhangend waren afgedaan. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., stelde echter dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, aangezien de zaken verschillende feitcodes, rechtsvragen en pleeglocaties betroffen.

Tijdens de zitting op 31 januari 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie het standpunt ingenomen dat er geen samenhang was, en verzocht om het beroep gegrond te verklaren. De kantonrechter heeft dit standpunt gevolgd en geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter heeft bepaald dat de betrokkene recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding, die op basis van de verrichte proceshandelingen en de geldende tarieven is vastgesteld.

De kantonrechter heeft uiteindelijk de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 612,38, die door de Staat der Nederlanden aan de gemachtigde van de betrokkene zal worden uitbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10229309 \ WM VERZ 22-1185
CJIB-nummer : 246678342
Uitspraakdatum : 10 februari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft een beslissing genomen waarbij een proceskostenvergoeding is toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 januari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat er niet kan worden gesproken van samenhang nu de gemachtigde in de verschillende zaken verschillende specifieke verweren heeft gevoerd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie verzoekt de kantonrechter het beroep gegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 405,75 toegekend voor 14 zaken die als samenhangend zijn afgedaan. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak met 13 andere zaken.
De gemachtigde voert aan dat de verrichte werkzaamheden in deze zaken niet nagenoeg identiek zijn met de andere zaken omdat het gaat om verschillende feitcodes, geheel andere rechtsvragen en verschillende pleeglocaties.
De kantonrechter volgt het ter zitting ingenomen standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en oordeelt dat er geen sprake is van samenhangende zaken. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie van 6 april 2022, waarbij een kostenvergoeding ad
€ 405,75 is toegewezen, met betrekking tot onderhavige zaak vernietigen en bepalen dat aan de betrokkene voor wat betreft de fase van het administratief beroep alsnog een hogere proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift, zodat 1 punt dient te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 597,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. De officier van justitie had in onderhavige zaak dus een proceskostenvergoeding ad € 298,50 (1 x € 597,00 x 0,5), moeten vaststellen.
De gemachtigde heeft tevens een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de fase van de kantonrechter. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Daarbij is rekening gehouden met één proceshandeling (het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter), een waarde per punt van € 837,00.
De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld in vier zaken, welke door de kantonrechter als samenhangende zaken worden beschouwd. Onderhavige zaak is immers gelijktijdig met de zaken met kenmerk 10229315 WM VERZ 22-1186, 10229319 WM VERZ 22-1187 en 10229325 WM VERZ 22-1188 behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Deze zaken worden op grond artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak. Dat betekent dat de wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt toegepast, in dit geval 1,5. De hoogte van de vergoeding zal gelet op het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen en met toepassing van wegingsfactor 1,5 worden vastgesteld op € 313,88 (1 x € 837,00 x 0,25 x 1,5) voor deze genoemde zaken samen. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskosten-vergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie voor zover deze ziet op de proceskostenveroordeling in deze zaak gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 612,38 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 612,38 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: