ECLI:NL:RBNHO:2023:2783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
10125060 \ CV EXPL 22-4618
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitvoering van installatiewerkzaamheden en gebreken in de overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende en zaakdoende te [woonplaats 2], met betrekking tot de uitvoering van installatiewerkzaamheden in zijn woning. Eiser heeft gedaagde opdracht gegeven voor diverse werkzaamheden, maar na een reeks van ergernissen heeft eiser besloten om de samenwerking te beëindigen. Eiser vordert een schadevergoeding van € 15.688,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat hij stelt dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en gedaagde in verzuim is. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser niet aantoont op basis van welke overeenkomst de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat er geen sprake is van tekortkomingen aan zijn zijde.

Tijdens de zitting op 2 februari 2023 zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de vordering en de voorwaardelijke tegenvordering gezamenlijk behandeld. De rechter concludeert dat door het ontbreken van een bestek en enige schriftelijke verslaglegging, het moeilijk is vast te stellen wat de precieze inhoud van de overeenkomst was en of er sprake is van tekortkomingen. Eiser heeft verschillende gebreken gesteld, maar de kantonrechter oordeelt dat het bestaan van deze gebreken niet is komen vast te staan. Daarom wordt de vordering van eiser afgewezen en wordt hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering van eiser wordt afgewezen en dat hij de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 746,00. De voorwaardelijke tegenvordering van gedaagde wordt eveneens afgewezen, met de proceskosten voor deze tegenvordering op nihil begroot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10125060 \ CV EXPL 22-4618 (TB)
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: C. Bakker (DAS)
tegen
[gedaagde]
wonende en zaakdoende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D. Klein

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 16 september 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 2 februari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden waar zijn verschenen de gemachtigde van [eiser] , [gedaagde] en de gemachtigde van [gedaagde] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en [gedaagde] bij brieven van 24 respectievelijk 25 januari 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 30 augustus 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] opdracht gegeven tot het uitvoeren van diverse (installatie) werkzaamheden in de woning van [eiser] .
2.2.
Op 13 januari 2022 stuurt [eiser] aan [gedaagde] een e-mail waarin hij – kort samengevat – zegt dat het, gezien alle ergernissen over en weer, zinvol is dat de nog aan te vangen werkzaamheden worden geschrapt. Voor de reeds aangevangen werkzaamheden gaat [eiser] er vanuit dat deze naar tevredenheid en gebrekenvrij op korte termijn afgemaakt worden.
2.3.
Op 14 januari 2022 reageert [gedaagde] op de e-mail van [eiser] met – kort weergegeven – de mededeling: “
Ik zal meteen met de deur in huis vallen , ik trek mij terug uit dit project. (…) Vooral alle aantijgingen via de app stoort mijn heel erg. (…) Dus laten we de samenwerking hierbij zo laten, en je hoeft ook niet op deze mail te reageren. Heb nl geen zin in heen en weer verkeer over problemen waar we toch niet uitkomen.”
2.4.
Op 11 maart 2022 schrijft [eiser] [gedaagde] aan en deelt de bevindingen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Daarnaast verzoekt [eiser] [gedaagde] om de geraamde herstelkosten te vergoeden van € 25.837,17.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 15.688,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 juli 2022 en buitengerechtelijke incassokosten van € 931,88, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de overeengekomen werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat [gedaagde] heeft aangegeven de benodigde (herstel)werkzaamheden om hem moverende redenen niet uit te willen voeren. [gedaagde] is hiermee in verzuim komen te verkeren waardoor [eiser] vrij was om de herstelwerkzaamheden door een derde en voor rekening van [gedaagde] uit te laten voeren. [gedaagde] is verder ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer en de voorwaardelijke tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiser] niet aantoont op grond van welke overeenkomst [gedaagde] werkzaamheden heeft uitgevoerd. Daarnaast is niet gesteld welke werkzaamheden nog door [gedaagde] uitgevoerd hadden moeten worden. Er is geen sprake van tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] . Verder is geen sprake van verzuim. Er wordt [gedaagde] geen termijn verleend. Enkel wordt in het vooruitzicht gesteld dat herstelwerkzaamheden als schade op [gedaagde] zullen worden verhaald. De brief van 11 maart 2022 voldoet daarom niet aan de vereisten van een ingebrekestelling. [gedaagde] heeft weliswaar aangegeven toekomstige overeengekomen werkzaamheden niet meer uit te willen voeren, maar geenszins dat hij voor eenvoudig herstel vatbare gebreken aan uitgevoerd werk niet zou willen herstellen.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van een voorwaardelijke tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 943,00. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er een voorschot van € 10.700,00 in rekening is gebracht, waarvan € 7.893,00 is voldaan. Gedurende de uitvoering van deze werkzaamheden heeft [eiser] aan [gedaagde] opdracht gegeven voor meerwerk dat buiten de offerte viel. Deze werkzaamheden zijn gefactureerd voor € 3.750,00 en niet voldaan. Er resteert dan nog een bedrag van € 943,00 dat door [eiser] aan [gedaagde] voldaan dient te worden.

5.De beoordeling

de vordering en de voorwaardelijke tegenvordering
5.1.
De vordering en de voorwaardelijke tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Door het ontbreken van een bestek; facturen; enige schriftelijk verslaglegging of verantwoording, en de keuze om alles zwart te doen, hebben [eiser] en [gedaagde] zich in een positie gemanoeuvreerd waarbij de vraag lastig te beantwoorden is wat de precieze inhoud van de overeenkomst was. De vraag wat een tekortkoming in de nakoming daarvan oplevert, is in rechte dan ook moeilijker vast te stellen. Dat blijkt bijvoorbeeld al uit het verwijt dat de ‘waskom te laag’ is geplaatst, waarop [gedaagde] stelt dat deze waskom überhaupt niet door hem is gemonteerd, en dat hij enkel het leidingwerk heeft verzorgd. Deze onduidelijkheid wordt er niet beter op waar [gedaagde] onbetwist stelt dat er wel zes loodgieters op het werk hebben rondgelopen.
5.3.
Maar dat gezegd zijnde is tussen partijen ten eerste in geschil of [gedaagde] tekort is geschoten. [eiser] heeft ter onderbouwing (van zijn vordering van € 15.688,00) de volgende gebreken gesteld:
  • urinoir te laag geplaatst;
  • waskom te laag geplaatst;
  • voeg rondom doucheputten te groot;
  • bovenkant doucheput is hoger dan de tegelvloer;
  • doucheput is scheef geplaatst t.o.v. wand;
  • te ruim rondom kranen getegeld, kraan rozet dekt gaten niet af;
  • kraanbody’s zijn scheef in de wand geplaatst.
5.4.
Het evidente eigenbelang van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] bij hun rapportages (zij hebben een groot deel van de ‘herstelwerkzaamheden’ verricht), maakt dat aan hun bevindingen in deze zaak niet reeds een doorslaggevende betekenis kan worden gehecht.
5.5.
[gedaagde] heeft voorts al deze gebreken betwist. Wat de hoogte van de doucheput betreft vat de kantonrechter de mededeling van [gedaagde] dat dit eenvoudig te herstellen is door het opnieuw stellen van deze doucheput ook op als een betwisting van het bestaan van een gebrek. Het woord ‘herstellen’ betekent hier kennelijk ‘wijzigen’, niet ‘repareren’. [eiser] heeft deze motiveerde betwistingen niet weersproken. Zijn gemachtigde heeft noodgedwongen ter zitting volstaan met de mededeling dat hij hierover niet meer of anders kan verklaren dan wat [eiser] hem eerder had verteld.
5.6.
Hierdoor is het bestaan van gebreken niet komen vast te staan. De vordering moet daarom worden afgewezen. Nu aan de voorwaarde die aan de tegenvordering is verbonden niet is voldaan, behoeft deze geen bespreking meer.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de vordering, worden de proceskosten voor de voorwaardelijke tegenvordering op nihil begroot.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 746,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
de voorwaardelijke tegenvordering
6.3.
wijst de vordering af;
6.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter