ECLI:NL:RBNHO:2023:2766

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
23-1212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen schoolverwijdering van leerling wegens vermeend grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een leerling van een middelbare school, was op 14 februari 2023 door de rectoren van de school verwijderd vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de mishandeling van een buurtbewoner. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang aanwezig was en dat verzoeker in staat was om zijn belangen te waarderen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechter vond het vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat verzoeker daadwerkelijk grensoverschrijdend gedrag had vertoond. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat de verwijdering van verzoeker werd geschorst. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beoordeling voorlopig was en dat de hoofdprocedure tot een andere uitkomst kon leiden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1212

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

gemachtigde: mr. A. Oass, advocaat te Haarlem,
en

het college van bestuur van Stichting Dunamare Onderwijsgroep, verweerder

gemachtigde: mr. M.G. Hofman, advocaat te Heemstede.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het op 14 februari 2023 door de rectoren van [naam school] namens verweerder genomen besluit om verzoeker van [naam school] te verwijderen en in afwachting daarvan de eerder opgelegde schorsing voort te zetten.
1.2
Verzoeker heeft tegen het besluit van 14 februari 2023 bezwaar gemaakt.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder, samen met de rectoren van [naam school] [naam 1] en [naam 2] .

Totstandkoming van het besluit en vaststaande feiten

2.1
Verzoeker, geboren op 13 april 2007, is leerling op [naam school] , dat is gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . Hij zit in de VWO-klas [klasnummer] .
2.2
Op 27 januari 2023 heeft er een incident plaatsgevonden aan de [straatnaam] , in de nabijheid van [naam school] . Daarbij is een buurtbewoner mishandeld door leerlingen van [naam school] .
2.3
Verweerder stelt dat verzoeker bij dit incident betrokken was. Daarom heeft verweerder op 30 januari 2023 besloten verzoeker te schorsen voor in beginsel maximaal een week.
2.4
Op 3 februari 2023 heeft verweerder verzoeker en zijn ouders/verzorgers medegedeeld dat hij voornemens is om verzoeker van [naam school] te verwijderen. Uit nader onderzoek concludeert verweerder dat verzoeker bij het incident betrokken was en dat hij daarbij zeer ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld.
2.5
Op 8 februari 2023 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden tussen beide rectoren en verzoekers vader, die werd bijgestaan door [naam vertrouwenspersoon] , een vertrouwenspersoon van de familie. Op 13 februari 2023 heeft de gemachtigde van verzoeker nog een schriftelijke reactie gegeven op het voornemen verzoeker van school te verwijderen.
2.6
Met het primaire besluit van 14 februari 2023 heeft verweerder definitief besloten om verzoeker van [naam school] te verwijderen. Aan de hand van camerabeelden concludeert verweerder dat verzoeker betrokken was bij het mishandelen van de buurtbewoner en dat hij daarbij zelf ook zeer ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld. Het incident heeft volgens verweerder een grote impact op de orde, rust en veiligheid binnen de school en de omgeving van de school en heeft de belangen van de school ernstig geschaad. Daarbij betrekt verweerder dat het incident zich heeft voorgedaan in een periode waarin de werving van leerlingen voor het komende schooljaar plaatsvindt en dat nu al duidelijk is dat de school ernstig door het voorval wordt gedupeerd. Verweerder heeft zich er rekenschap van gegeven dat de overgang naar een andere school, tijdens het lopende schooljaar, de nodige impact zal hebben voor verzoeker, maar hij vindt het gerechtvaardigd dat de belangen van verzoeker moeten wijken voor het belang van de school, nu sprake is geweest van zeer ernstig grensoverschrijdend gedrag. Minder ingrijpende middelen om de orde, rust en veiligheid te herstellen en te borgen in en rondom [naam school] zijn er volgens verweerder in redelijkheid niet. Gelet op de aard en ernst van het incident acht verweerder het besluit tot verwijdering van verzoeker voldoende evenwichtig.
De verwijdering van verzoeker kan, zo overweegt verweerder in het besluit, pas worden geëffectueerd zodra verweerder een andere school heeft gevonden die verzoeker wil toelaten. Tot dat moment blijft verzoeker geschorst en wordt hij niet toegelaten tot het schoolgebouw, het schoolterrein en eventuele buitenschoolse activiteiten, tenzij verweerder daar uitdrukkelijk toestemming voor geeft. Verweerder heeft tijdens deze periode gezorgd voor een alternatief programma dat verzoeker thuis kan volgen. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat inmiddels een andere school bereid is gevonden verzoeker toe te laten, zodat verweerder de verwijdering definitief kan effectueren.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek als hierna weergegeven toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft – zo volgt uit de wet - een voorlopig karakter en geldt tot het hierna aangegeven moment en bindt in het bodemgeding niet.
Staat artikel 8:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek?
4.1
Ingevolge artikel 8:21, eerste lid, Awb geldt als uitgangspunt dat natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers naar burgerlijk recht.
Ingevolge het tweede lid kunnen bij wijze van uitzondering de in het eerste lid bedoelde personen zelf in het geding optreden, indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht.
4.2
Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat verzoeker niet zelfstandig bevoegd is om in rechte op te treden.
4.3
De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in zijn standpunt. Gelet op verzoekers leeftijd – bijna 16 jaar –, de aard van het bestreden besluit en de algehele indruk die verzoeker ter zitting wekte, acht de voorzieningenrechter hem in staat tot een voldoende redelijke waardering van zijn belangen om in dit geding, bijgestaan door advocaat, op te kunnen treden. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom in zoverre ontvankelijk.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5.1
Verweerder heeft ter zitting voorts gesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. In dit verband stelt verweerder allereerst dat onomkeerbaarheid niet aan de orde is, omdat bij eventuele herroeping van het primaire besluit verzoeker weer kan terugkeren op [naam school] . Daarbij komt dat een beslissing op bezwaar op korte termijn wordt verwacht, dat verzoeker niet in het eindexamenjaar zit, dat hij momenteel alternatief onderwijs krijgt aangeboden en dat er inmiddels een andere passende school voor verzoeker is gevonden.
5.2
Ook op dit punt volgt de voorzieningenrechter verweerder niet in zijn standpunt. Gelet op de aard van de besluitvorming, te weten de door verweerder voorgenomen verwijdering op zeer korte termijn van verzoeker van school, waardoor verzoeker zijn schoolopleiding nagenoeg direct niet op [naam school] kan voortzetten, is sprake van een toereikend spoedeisend belang om de tussenkomst van de voorzieningenrechter te rechtvaardigen.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
6.1
De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. In het kader van deze beoordeling ligt de vraag voor of, naar voorlopig oordeel, verweerder erin kan worden gevolgd dat verzoeker grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en dat dit gedrag het besluit tot verwijdering van school rechtvaardigt. De voorzieningenrechter benadrukt dat de bewijslast in dit kader bij verweerder ligt.
6.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit en ook ter zitting gesteld dat de reden voor verwijdering van verzoeker van school is gelegen in de bijdrage die verzoeker heeft geleverd aan de gebeurtenis op 27 januari 2023, waarbij vlak naast de school een buurtbewoner door meerdere leerlingen ernstig is mishandeld. Uit camerabeelden,
die – zoals ter zitting door verweerder is gesteld – twee dagen lang door twee politieagenten zijn geanalyseerd, blijkt volgens verweerder dat verzoeker zelf tenminste een schop aan de buurtbewoner heeft uitgedeeld.
6.3
Verzoeker ontkent geweld tegen de buurtbewoner te hebben gebruikt tijdens het incident. Hij verklaart dat hij zich op het parkeerterrein voor de school bevond toen de vechtpartij begon, dat hij erop af is gelopen omdat hij de boel wilde sussen en dat hij een klasgenoot uit het gevecht heeft gehaald en met hem terug is gelopen in de richting van de school, zodat zijn klasgenoot daar kon afkoelen.
6.4
Ter zitting is met partijen gekeken naar de camerabeelden waarover zowel verweerder als (de gemachtigde van) verzoeker beschikken. Opgemerkt zij dat de relevante gebeurtenis op relatief grote afstand van de (beveiligings)camera plaatsvond, de relevante gebeurtenis slechts een klein deel van het beeld uitmaakt en er ook auto’s en zich andere obstakels zoals boompjes tussen camera en het incident bevinden. De voorzieningenrechter stelt vast dat te zien is dat verzoeker op het parkeerterrein staat (ongeveer in het midden (boven) van het camerabeeld) naast een andere persoon in een lichtgrijs vest voor een auto. Boven in beeld vanaf de rechterkant komt de buurtbewoner (het slachtoffer van de mishandeling) – vanuit verzoeker gezien – achterlangs die auto gelopen. De buurtbewoner wordt net voorbij de auto belaagd door enige personen. Te zien is dat verzoeker op de vechtpartij af loopt en dat hij daartoe om de witte geparkeerde auto heen loopt. Hij bevindt zich dan op de plek waar de vechtpartij plaatsvindt en waar het slachtoffer – naar de voorzieningenrechter aanneemt – inmiddels op de grond ligt. Een moment later loopt verzoeker samen met een ander persoon in de richting van het schoolplein. De vechtpartij is op dat moment nog gaande.
6.5
Hoewel verweerder stelt dat op de camerabeelden te zien is dat verzoeker een schop geeft tegen de buurtbewoner en een schoppende beweging maakt, heeft de voorzieningenrechter dit aan de hand van de ter zitting getoonde camerabeelden niet kunnen vaststellen. Dat de politie aan de hand van een analyse van de camerabeelden tot de conclusie is gekomen dat verzoeker een schop heeft gegeven toen het slachtoffer al op de grond lag, heeft verweerder niet (met bewijs) onderbouwd. In het kader van deze voorlopige voorziening is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker ernstig grensoverschrijdend gedrag heeft getoond door zijn betrokkenheid bij het incident op 27 januari 2023. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat bij deze stand van zaken en gelet op het bewijs dat er tot nu toe ligt, het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft en dat er bij afweging van de betrokken belangen aanleiding bestaat om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.

Conclusie en gevolgen

7.1
Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en schorst hij met ingang van de derde dag, zoals verweerder voor die situatie heeft verzocht, na verzending van deze uitspraak het besluit van 14 februari 2023 tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verzoeker, zodra de schorsing van het bestreden besluit ingaat, weer op school moet worden toegelaten. Ter voorlichting van partijen wijst de voorzieningenrechter er nogmaals op dat de beoordeling in deze uitspraak een voorlopig karakter heeft, in die zin dat in de hoofdprocedure een nadere waardering van dan voorhanden bewijs tot een andere uitkomst kan leiden.
7.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit met ingang van de derde dag na verzending van deze uitspraak tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.