Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
- de man, bijgestaan door een tolk Engels, beiden aanwezig via een beeld- en geluidverbinding, en bijgestaan door mr. H.M. Schurink-Smit;
- de vrouw, bijgestaan door mr. A.W. Hoogland;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
2.Feiten en omstandigheden
3.Verzoek en verweer
- voorjaarsvakantie: de hele week;
- meivakantie: één week;
- zomervakantie: drie weken;
- herfstvakantie: de hele week;
- kerstvakantie: één week,
4.Beoordeling
family lifebestaat en dat de man en [de minderjarige] daarom recht hebben op omgang met elkaar, zodat de man ontvankelijk is in zijn verzoek tot het vaststellen van een contactregeling op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) of artikel 1:377a BW.
unaccompanied minorte laten vliegen, waarmee kosten kunnen worden bespaard. De vrouw stemt hiermee niet in. De rechtbank acht het niet wenselijk om [de minderjarige] zonder instemming en emotionele toestemming van de vrouw buiten de aanwezigheid van (één van) haar ouders te laten vliegen. Bovendien ziet de rechtbank geen wettelijke mogelijkheid bij voorbaat te bepalen dat [de minderjarige] bij toekomstige reizen altijd als
unaccompanied minormag vliegen, omdat dit een onbepaalde en te vergaande beperking van het gezagsrecht van de vrouw meebrengt. Dit verzoek van de man zal daarom afgewezen. De rechtbank zal bepalen dat partijen het halen en brengen van [de minderjarige] zullen delen, dus de ene ouder brengt (naar de vader), en de andere ouder haalt (van de vader). Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat niet alleen de vader het recht en de wens heeft tot contact met [de minderjarige] , maar het ook tot de verantwoordelijkheid van de moeder behoort om [de minderjarige] met regelmaat en substantieel contact te laten hebben met de vader. Gelet op het internationaal georiënteerde leven van partijen kan voorts niet worden gezegd dat een van beide ouders ervoor heeft gezorgd dat er een grote fysieke afstand is ontstaan tussen de woonplaats van [de minderjarige] en die van de vader. Tot slot acht de rechtbank het ook uit het oogpunt van kosten redelijk dat partijen het halen en brengen verdelen. Het staat partijen vrij om afwijkende afspraken te maken over het halen en brengen, bijvoorbeeld door [de minderjarige] op termijn wel als
unaccompanied minorte laten vliegen of af te spreken dat de overdracht in voorkomende gevallen plaatsvindt in Estland, als de vrouw en [de minderjarige] daar op familiebezoek zijn.
tax certificateswaarop zijn jaarinkomen staat vermeld, geen aanvullende inkomsten heeft of zou moeten hebben. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man de stellingen van de vrouw voldoende onderbouwd weersproken en is er voor hem geen andere mogelijkheid om aan te tonen wat hij niet heeft.
tax certificatesover de jaren 2019 tot en met 2021 blijkt dat hij over deze jaren een
gross earned incomehad van gemiddeld € 8.813,- per jaar. Daarnaast voert de man een eigen onderneming, [onderneming] . Uit de door de man overgelegde stukken blijkt een verlies van € 1.593,- over 2019, een winst van € 1.783,- over 2020 en een winst van € 7.233,- over 2021. De rechtbank zal rekening houden met een gemiddelde winst uit onderneming van € 2.474,- per jaar.
5.Beslissing
pro formaaan tot
22 mei 2023, in afwachting van het overleggen van de geboorteakte van [de minderjarige] door de man en bericht van de advocaten van partijen als vermeld in rechtsoverweging 4.7, waarna de rechtbank zal beslissen over het verdere verloop van de procedure.