ECLI:NL:RBNHO:2023:2676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/15/335785 / JU RK 23-88
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting zorgregeling en weerstand minderjarigen tegen contact met vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2023 uitspraak gedaan over de zorgregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) om de zorgregeling op te schorten, toegewezen. De GI had verzocht om de zorgregeling voor een jaar te pauzeren, omdat er sprake was van een langdurige strijd tussen de ouders en de kinderen een onverminderd grote weerstand vertoonden tegen contact met hun vader. De kinderrechter constateerde dat de hulpverlening nog niet was gestart en dat de situatie complexer was dan aanvankelijk gedacht. De kinderen hadden behoefte aan rust en er was onvoldoende zicht op de oorzaak van hun weerstand tegen contact met de vader. De kinderrechter benadrukte dat de moeder een sleutelrol speelt in de situatie en dat de drempel voor contactherstel met de tijd alleen maar hoger lijkt te worden. De kinderrechter heeft de zorgregeling opgeschort tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 18 mei 2023, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/335785 / JU RK 23-88
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. B. Voogd, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 12 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 13 januari 2023.
1.2.
Op 2 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige 1] , die apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
2. De feiten
2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Tussen 11 juni 2015 en 16 januari 2020 hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gestaan van De Jeugd- en Gezinsbeschermers.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 januari 2020 de volgende verdeling van zorg- en opvoedtaken (hierna: zorgregeling) tussen de vader en de kinderen bepaald:
- De vader heeft omgang met de minderjarigen in de oneven weken van vrijdagmiddag na school (uiterlijk 16.00 uur) tot zondag 17.00 uur.
2.4.
Bij beschikking van 10 mei 2022 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vervolgens voorlopig onder toezicht gesteld, waarna zij op 18 mei 2022 onder toezicht zijn gesteld tot 18 mei 2023.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 24 mei 2022 is bepaald dat de zorgregeling voor de duur van twee weken is opgeschort. Nadien is de zorgregeling nog meerdere keren opgeschort, voor het laatst bij beschikking van 10 november 2022 tot
3 februari 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 8 januari 2020 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de zorgregeling nog een keer, nu voor de duur van een jaar, wordt gepauzeerd.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek voert de GI het volgende aan.
Er is sprake van langdurige strijd tussen de ouders en de spanningen lopen op rond de omgang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met vader. De GI heeft eerder verzoeken gedaan tot het pauzeren van de zorgregeling tussen de kinderen en de vader. De reden daarvoor was dat de GI van mening was dat er ondersteuning nodig was om de zorgregeling weer op te
kunnen bouwen. In november 2022 heeft er ook een zitting plaatsgevonden over het
pauzeren van de omgang. Besproken is toen dat Samen in Spel (hierna: SiS) de omgang zou gaan begeleiden, maar was er nog geen duidelijkheid over de startdatum. Pas in december heeft een intake plaatsgevonden. De begeleiders van Samen in spel hebben inmiddels gesprekken gehad met de ouders en met [de minderjarige 1] . In overleg met de GI is er besloten nog niet te spreken met [de minderjarige 2] . Op dit moment speelt er veel rondom [de minderjarige 2] , zoals het starten op een nieuwe school, traumabehandeling en diagnostiek in verband met gedragsproblematiek. Omdat het traject bij SiS nog moet starten ligt er geen advies over een mogelijke opbouw van de omgang. Ook is de hulpverlening van de kinderen recent gestart. De GI is van mening dat de situatie rondom de omgang veel onrust veroorzaakt binnen het gezin en verzoekt daarom om de omgang te pauzeren voor de duur van één jaar. In dit jaar kan er in samenwerking met SiS gekeken worden naar een passende opbouw. Mocht er eerder duidelijkheid zijn, dan zal de GI eerder een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling verzoeken.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan het volgende toegevoegd. De weerstand van de kinderen tegen contactherstel is niet verminderd. De GI heeft meerdere voorstellen gedaan om op een laagdrempelige manier het contact met hun vader aan te gaan, maar de kinderen wijzen alle opties af. [de minderjarige 1] heeft inmiddels wel een eerste gesprek gehad met Samen in Spel (hierna: SiS) en er zullen nog een aantal gesprekken moeten volgen voordat er een gedragen plan ligt.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

Het standpunt van [de minderjarige 1] :
4.1.
[de minderjarige 1] heeft aangegeven dat het incident op Koningsdag, wat de aanleiding is geweest voor het opschorten van de omgang met de vader, veel impact heeft gehad op haar. [de minderjarige 1] voelt zich boos en verontwaardigd. In de periode na het incident heeft [de minderjarige 1] het idee gehad dat de hulpverleners alleen maar bezig waren met de vraag of zij nog contact wilde met de vader, en niet met hoe het met haar ging. Over de situatie vóór Koningsdag heeft [de minderjarige 1] aangegeven dat zij vaak het gevoel had dat zij verantwoordelijk was voor haar broertje als zij bij de vader verbleef. [de minderjarige 1] wil nu geen zorgregeling met de vader. Ze heeft behoefte aan rust. Wel zou ze graag gesprekken willen met de mensen van Samen in Spel, omdat ze een goede klik had met de hulpverlener. Als [de minderjarige 1] weer contact wil met haar vader, zal ze niet aarzelen om dat aan te geven.
Het standpunt van de vader:
4.2.
Door en namens de vader is ter zitting aangegeven dat hij niet begrijpt waarom het incident van Koningsdag zo’n vergaande uitwerking heeft gehad. De vader was met de kinderen op de vrijmarkt en wilde de kinderen een verkeersbord geven dat zij graag wilden hebben. De vader heeft de kinderen naar huis gestuurd om op hem te wachten, waarna de vader door de politie is aangehouden en hij niet meer in staat was om naar de kinderen toe te gaan. Hij is door de politie niet in de gelegenheid gesteld om iets te regelen voor de kinderen. De vader geeft toe dat het een ontzettend stomme actie was van zijn kant, maar vindt de enorme gevolgen die het heeft gehad overtrokken. Als de moeder vervolgens kalm had gereageerd en de kinderen gerust had gesteld, dan was de situatie nooit zo uit de hand gelopen. Alle pogingen tot contactherstel die de vader heeft ondernomen zijn mislukt. De vader is radeloos en gefrustreerd, temeer omdat de omgang al eerder heeft stilgelegen omdat de moeder de omgang frustreerde. De moeder zegt dat zij hulpverlening wil, maar frustreert de omgang waar zij maar kan. De vader wil niets liever dan contact, en wil overal aan meewerken, maar heeft er inmiddels weinig vertrouwen meer in. De vader is inmiddels zo ver dat hij een stap terug wil doen in het belang van de kinderen, maar dat dit absoluut niet betekent dat hij zijn kinderen niet wil zien.
Mr. Voogd heeft daaraan nog toegevoegd dat de schorsing van de zorgregeling formeel niet langer kan duren dan de lopende ondertoezichtstelling.
Het standpunt van de moeder:
4.3.
De moeder heeft aangegeven dat zij zich niet begrepen voelt. Het was juist de moeder die de noodzaak voor hulpverlening heeft uitgesproken toen zij merkte dat de kinderen last hadden van een loyaliteitsconflict. De moeder vindt alle rechtszaken die er spelen en gespeeld hebben verschrikkelijk, en ervaart het alsof zij continu in een strijd wordt geduwd. De moeder denkt niet dat het niet hebben van omgang in het belang is van de kinderen, maar wel dat hulpverlening nodig is voordat het contact kan worden hersteld. Ook vindt zij het zorgelijk dat de vader de impact van Koningsdag op de kinderen niet erkent. Het lukt haar zelf niet meer om de kinderen te motiveren in te gaan op de initiatieven tot contactherstel. Daarvoor is er te veel gebeurd. De moeder betreurt alle vertraging die er is opgelopen, maar benadrukt dat er nu eindelijk weer perspectief is; SiS gaat starten. Dit is dan ook niet een geschikt moment voor de vader om de handdoek in de ring te gooien. De moeder hoopt dat er een hulpverlener zal zijn die haar helpt als zij weerstand ziet bij de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI toewijzen, met dien verstande dat de zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen wordt opgeschort tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 18 mei 2023.
5.2.
De kinderrechter constateert dat de zorgregeling tussen de kinderen en de vader inmiddels ongeveer negen maanden stilligt, terwijl de oorspronkelijke inschatting van de GI was dat de zorgregeling na twee maanden weer zou kunnen worden hervat. Het incident op Koningsdag, dat de aanleiding is voor de contactbreuk, lijkt de duur van de contactbreuk niet te kunnen rechtvaardigen. De situatie is dus complexer dan aanvankelijk gedacht en er is nog te weinig zicht op de precieze oorzaak van de weerstand van de kinderen. Er lijkt in ieder geval sprake te zijn van een loyaliteitsconflict, waardoor de kinderen niet in staat zijn onbelast contact te hebben met beide ouders. De kinderrechter overweegt dat de moeder een sleutelrol heeft. Door steeds de nadruk te leggen op de noodzaak van hulpverlening, die vervolgens om allerlei redenen niet of vertraagd tot stand komt, kan de situatie ook - onnodig - worden geproblematiseerd. De kinderrechter maakt zich er zorgen over dat de drempel voor contactherstel met het verstrijken van de tijd alleen maar hoger wordt.
Evenals de GI ziet de kinderrechter echter geen mogelijkheden om in de huidige omstandigheden de zorgregeling te laten herleven. De omstandigheden sinds de vorige zitting van 10 november 2022 zijn niet wezenlijk veranderd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren een onverminderd grote weerstand tegen contact met hun vader en de hulpverlening vanuit SiS is nog niet van de grond gekomen. De GI heeft aangegeven dat SiS op korte termijn van start zal gaan en dat deze hulpverlening zich in eerste instantie alleen zal richten op [de minderjarige 1] , omdat [de minderjarige 2] deze hulpverlening er op dit moment niet bij kan hebben.
5.3.
De kinderrechter hoopt dat er voor [de minderjarige 1] , en uiteindelijk ook voor [de minderjarige 2] met de start van de hulpverlening ruimte zal ontstaan voor contact met hun vader.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
schort de bij beschikking van de kinderrechter van 8 januari 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op tot 18 mei 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023 door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.