ECLI:NL:RBNHO:2023:2666

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/15/336860 / KG ZA 23-76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van minderjarige op middelbare school

In deze zaak, die op 13 maart 2023 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderden beide ouders vervangende toestemming voor de inschrijving van hun zoon op de door hem gewenste middelbare school, het [College] College. De voorzieningenrechter oordeelde dat de wens van de minderjarige, die authentiek overkwam, een dringende reden vormde om af te wijken van de afspraak in het ouderschapsplan dat de kinderen naar een school in de regio noord moesten gaan. De voorzieningenrechter vond het van belang dat de minderjarige zich prettig en veilig voelde op school, wat cruciaal was voor zijn sociale ontwikkeling en motivatie om te leren. De vrouw had voldoende compensatie geboden voor de afwijking van de schoolkeuze, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de man mee moest werken aan de inschrijving van de minderjarige op het [College] College. De vorderingen van de man werden afgewezen, en de vrouw kreeg vervangende toestemming om de inschrijving door te voeren indien de man niet meewerkte. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen vier weken na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/336860 / KG ZA 23-76
Vonnis in kort geding van 13 maart 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie,verweerster in reconventie],
wonende te [plaats]
,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.J. Avis te Hoofddorp,
tegen
[gedaagde in conventie,eiser in reconventie],
wonende te [plaats]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. Vosmeijer te Amstelveen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen 1-8;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1-9.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de man heeft het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota.
1.3.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft zijn mening op 6 maart 2023 in een gesprek met de voorzieningenrechter kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van september 2007 tot november 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 3] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 4] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De man heeft de kinderen erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen zijn onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam gesteld geweest van 9 juni 2022 tot 14 februari 2023.
2.4.
Partijen hebben op 3 augustus 2022 een ouderschapsplan ondertekend. In artikel 3.5 van dit ouderschapsplan hebben zij de afspraak opgenomen dat zij voor de kinderen een middelbare school in regio noord kiezen, tenzij er dringende redenen zijn voor de schoolkeuze in een andere regio.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert in conventie bij vonnis , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de man te veroordelen mee te werken aan de inschrijving van [de minderjarige 1] voor 15 maart 2023 op primair het [College] College te [plaats] en subsidiair het [College] College te [plaats] ;
  • vervangende toestemming aan haar te verlenen om [de minderjarige 1] in te schrijven op voornoemde scholen, indien de man weigert hiervoor toestemming te geven;
  • de man te veroordelen een dwangsom te betalen van € 500 voor iedere dag of dagdeel dat hij zich niet houdt aan dit vonnis, met een maximum van € 10.000;
  • de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [de minderjarige 1] zal volgend jaar naar de middelbare school gaan. Hij moet voor 15 maart 2023 ingeschreven zijn op een school. [de minderjarige 1] wil naar het [College] College, een school in de regio midden, omdat hij die school het fijnst vindt. Hij zegt niet meer naar school te willen als hij niet naar deze school mag. Dit is een dringende reden als bedoeld in artikel 3.5 van het ouderschapsplan en daarom moet worden afgeweken van de afspraak dat [de minderjarige 1] naar een school in de regio noord moet. Het is belangrijk dat [de minderjarige 1] gehoord wordt en dat er naar hem geluisterd wordt, omdat hij al veel heeft meegemaakt en in een loyaliteitsconflict zit. Dit is belangrijker dan dat de afspraak in het ouderschapsplan wordt nagekomen. Daarnaast is het [College] College het dichtst bij de woning van de vrouw, worden er op die school vakken gegeven die [de minderjarige 1] graag wil volgen en die niet op andere scholen worden gegeven, en kent [de minderjarige 1] twee kinderen die op die school zitten.
Een dwangsom is noodzakelijk, omdat de vrouw vreest dat de man niet zal meewerken aan de inhoud van dit vonnis.
Een proceskostenveroordeling is op zijn plaats, omdat de vrouw noodgedwongen deze procedure heeft moeten opstarten, ieder overleg met de man over de ontstane situatie niet mogelijk blijkt, en de man niet wil meewerken aan mediation, aldus nog steeds de vrouw.
3.3.
De man voert verweer en vordert in reconventie bij vonnis:
:
  • hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 1] in te schrijven op het [College] College te [plaats] ;
  • hem vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige 1] het Haarlemmerlyceum te Hoofddorp en het Kaj Munk College te Hoofddorp te bezoeken en hem hierop in te schrijven.
3.4.
De man brengt het volgende naar voren als verweer op de vorderingen van de vrouw in conventie en ter onderbouwing van zijn vorderingen in reconventie. Partijen hebben afgesproken dat [de minderjarige 1] naar een middelbare school in de regio noord moet, omdat alle kinderen dan op hetzelfde moment vakantie hebben. Als [de minderjarige 1] naar het [College] College gaat, zijn er slechts vier weken in de zomervakantie waarin alle kinderen vrij hebben en moet in een periode van acht weken opvang geregeld worden. Dit zal het onmogelijk maken voor de man om een vakantie te plannen, nu hij ook gebonden is aan de verdeling van de zomervakantie met zijn twee broers met wie hij samenwerkt en die ook kinderen hebben die naar school gaan. Ook de herfst- en voorjaarsvakanties van de regio’s midden en noord lopen niet parallel. De afspraak in het ouderschapsplan, die partijen hebben gemaakt om rust te creëren, moet worden nagekomen. De vrouw heeft echter van meet af aan haar best gedaan om [de minderjarige 1] toch op het [College] College te krijgen. Zij is drie keer met hem naar deze school gegaan. De man wilde met [de minderjarige 1] scholen bezoeken in de regio noord, maar dit heeft de vrouw tegengehouden. Het gevolg hiervan is dat [de minderjarige 1] zegt per se naar het [College] College te willen, terwijl hij die keuze niet weloverwogen heeft kunnen maken. De man zou iedere keuze van [de minderjarige 1] in de regio noord ondersteunen. Ook Jeugdbescherming heeft partijen geadviseerd [de minderjarige 1] op een school in de regio noord in te schrijven. De basisschool van [de minderjarige 1] heeft als regel dat vijf voorkeuren moeten worden opgegeven. De man zou daarom nog graag met [de minderjarige 1] het Haarlemmerlyceum en Kaj Munk College willen bezoeken. De man merkt dat [de minderjarige 1] en de andere kinderen van partijen steeds meer op afstand van hem komen te staan. De vrouw is namelijk op grotere afstand van de man verhuisd en heeft de kinderen toen meegenomen. Ook is de zorgregeling zo aangepast dat de kinderen meer bij de vrouw zijn. De vrouw komt echter van haar kant de afspraken niet na. Als [de minderjarige 1] naar het [College] College zou gaan, betekent dit dat de man weer een stap terug moet doen.
Het is niet noodzakelijk dat de man een dwangsom wordt opgelegd, omdat hij zich nog nooit niet aan een uitspraak heeft gehouden.
Een veroordeling van de man in de kosten van deze procedure is, gezien de omstandigheden, niet op zijn plaats. De man wil enkel dat partijen zich houden aan de gemaakte afspraken.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Beide partijen hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen in de zin van artikel 254 Rv, nu [de minderjarige 1] reeds voor 15 maart 2023 op een of meer middelbare scholen ingeschreven moet zijn en van partijen dus niet gevergd kan worden dat zij een bodemprocedure afwachten.
inschrijving middelbare school
4.2.
[de minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de voorzieningenrechter gezegd dat hij heel graag naar het [College] College wil, omdat hij die school het fijnst vindt. Dat vindt hij niet alleen, omdat die school het dichtst bij de woning van zijn moeder is, maar vooral omdat hij daar het beste gevoel bij heeft. Het is een wat kleinere school en is meer open en lichter. [de minderjarige 1] kent ook andere kinderen die daar naar toe gaan. Het is de enige school waar hij naar toe wil gaan. [de minderjarige 1] is erg verdrietig door de ruzie tussen zijn ouders en zegt dat hij niet naar een andere school wil, en zeker niet naar het Kaj Munk College in Hoofddorp. Een andere reden waarom hij niet naar een school in Hoofddorp wil is, omdat dat erg ver fietsen is, aldus [de minderjarige 1] .
4.3.
De uitgesproken wens van [de minderjarige 1] komt authentiek op de voorzieningenrechter over, niet in de laatste plaatst omdat [de minderjarige 1] uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij zelf naar het [College] wil en niet omdat zijn moeder dat wil en hij zijn keuze voor het [College] in eigen bewoordingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter deelt niet het standpunt van de man dat [de minderjarige 1] zijn keuze niet weloverwogen heeft kunnen maken, omdat gebleken is dat [de minderjarige 1] ten minste vier scholen heeft bezocht, het [College] College, het [College] College, het Kaj Munk College en het Haarlemmermeer Lyceum. Hij heeft in zijn eigen bewoordingen onderbouwd waarom hij niet voor de andere scholen heeft gekozen.
4.4.
In de uitgesproken wens van [de minderjarige 1] ziet de voorzieningenrechter een dringende reden als bedoeld in artikel 3.5 van het door partijen ondertekende ouderschapsplan, om af te wijken van de afspraak dat [de minderjarige 1] naar een school in de regio noord moet gaan. Gelet op zijn wens acht de voorzieningenrechter het ook het meest in het belang van [de minderjarige 1] dat hij naar het [College] College zal gaan, omdat het erg belangrijk is voor zijn sociale ontwikkeling en zijn motivatie om te leren om naar een middelbare school te gaan waar hij zich prettig en veilig zal voelen.
4.5.
De vrouw heeft op de zitting toegezegd dat de man mag kiezen in welke drie aaneengesloten weken in de zomervakantie hij de kinderen bij zich wil hebben en dat zij de opvang van de kinderen in de zomervakantie voor haar rekening zal nemen wanneer dat nodig is. Daarnaast heeft zij toegezegd dat de kinderen in de voorjaars- en herfstvakanties bij de man zullen zijn als alle kinderen dan tegelijkertijd vrij zijn. De vrouw is bereid een dwangsom van € 500, met een maximum van € 10.000 te verbeuren per keer dat zij deze toezeggingen niet nakomt. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de vrouw haar toezeggingen gestand zal doen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw de man hiermee voldoende compensatie heeft geboden voor het feit dat de vakanties van de kinderen niet meer gelijk lopen doordat [de minderjarige 1] naar het [College] College zal gaan.
4.6.
De voorzieningenrechter begrijpt de angst van de man dat [de minderjarige 1] steeds verder van hem af komt te staan. De zorgregeling tussen de man en [de minderjarige 1] zal echter hetzelfde blijven wanneer [de minderjarige 1] naar het [College] College zal gaan. Daarnaast verwacht de voorzieningenrechter dat het [de minderjarige 1] veel pijn en verdriet zal doen als hij niet naar het [College] College mag, waardoor er een risico kan zijn dat de emotionele afstand tussen [de minderjarige 1] en de man juist zal worden vergroot. Hierin ziet de voorzieningenrechter dus ook geen argument om te bepalen dat [de minderjarige 1] naar een andere school dan het [College] College moet gaan.
4.7.
Gelet op het voorgaande, zal de voorzieningenrechter de man veroordelen mee te werken aan de inschrijving van [de minderjarige 1] op het [College] College, en aan de vrouw vervangende toestemming verlenen om [de minderjarige 1] op deze school in te schrijven als de man hier niet aan meewerkt. De vorderingen van de man zullen worden afgewezen.
dwangsom
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw geen belang bij haar vordering de man te veroordelen een dwangsom te betalen indien hij zijn toestemming weigert voor de inschrijving van [de minderjarige 1] op het [College] College. Aan de vrouw zal immers vervangende toestemming voor de inschrijving worden verleend in het geval de man zijn toestemming weigert. De vrouw zal [de minderjarige 1] dan kunnen inschrijven zonder de medewerking van de man, waardoor het overbodig is de man een dwangsom op te leggen. De vordering van de vrouw om de man een dwangsom op te leggen, zal daarom worden afgewezen.
kosten van het geding
4.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
5.1.
veroordeelt de man mee te werken aan de inschrijving van [de minderjarige 1] voor 15 maart 2023 op het [College] College te [plaats] met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.5. is overwogen;
5.2.
verleent aan de vrouw vervangende toestemming om [de minderjarige 1] in te schrijven op het [College] College te [plaats] , indien de man weigert hiervoor toestemming te geven met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.5. is overwogen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie:
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Goedèl en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Leertouwer op 13 maart 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.