ECLI:NL:RBNHO:2023:2655

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/15/336876 / JU RK 23-246
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van hulpverleningstraject

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de gronden voor uithuisplaatsing onvoldoende aanwezig zijn. De kinderrechter overweegt dat er recent hulpverlening vanuit Nicare is ingezet in de thuissituatie van de minderjarige, en dat de gezinssituatie in rustiger vaarwater lijkt te zijn gekomen. Er zijn geen recente incidenten meer gerapporteerd en ook vanuit de school van de minderjarige zijn er geen zorgelijke signalen ontvangen. De kinderrechter merkt op dat de moeder openstaat voor hulpverlening en dat er noodzakelijke stappen zijn gezet, zoals een aanmelding bij de GGZ voor een persoonlijkheidsonderzoek. De kinderrechter concludeert dat, gezien de huidige situatie en het ingezette hulpverleningstraject, een uithuisplaatsing te ingrijpend zou zijn. De kinderrechter benadrukt dat, mocht de veiligheid van de minderjarige in het geding komen, een uithuisplaatsing opnieuw kan worden overwogen. Tevens wordt er aandacht gevraagd voor het belang van de minderjarige om contact te hebben met haar vader, en wordt aanbevolen dat de ouders samen met de GI afspraken maken over een omgangsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/336876 / JU RK 23-246
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. C.C. Sneper, kantoorhoudende te Baarn,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de GI van 20 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2023;
- de e-mail van de GI van 9 maart 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 15 maart 2023;
- de e-mail van [zusje 1] van 15 maart 2023.
1.2.
Op 17 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige] , vergezeld van haar coach [coach] van Nicare (apart gehoord);
- de vader;
- de moeder, vergezeld van haar coach [coach] van Nicare en bijgestaan door
mr. C.C. Sneper;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft de hulpverleners van Nicare bijzondere toestemming verleend om bij de zitting aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
[de minderjarige] heeft twee zusjes, te weten [zusje 1] en [zusje 2] .
2.4.
Bij beschikking van 27 november 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welk ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 27 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] gedurende dag en nacht in een 24-uursvoorziening te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 27 november 2023. Dit verzoek heeft de GI in de stukken als volgt onderbouwd.
3.2.
De GI ziet een moeder die hard werkt om alles draaiende te houden. Hierbij staat de moeder in contact met de GI en komt zij waar het zichtbaar is de afspraken na die met haar worden gemaakt. Tegelijkertijd is de moeder overbelast en pedagogisch onmachtig. Hierdoor worden de kinderen pedagogisch verwaarloosd door de moeder en past de moeder huiselijk geweld toe vanuit haar onmacht. Ook ziet de GI dat het de moeder niet lukt om te erkennen wat er met de kinderen thuis gebeurt. De moeder geeft aan het niet te herkennen en hoeft daardoor niet met zichzelf aan het werk. Het lukt daardoor niet om in gesprekken met de moeder te zien wat er gebeurt als de GI of de hulpverlening niet aanwezig is. Ondanks het feit dat dit niet lukt geven de zorgmeldingen, de gesprekken met de moeder en het terugkerend patroon van rust en dan weer onrust binnen het gezin de GI voldoende reden om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verzoeken. Gelet op alle gebeurtenissen in het gezin is de GI van mening dat [de minderjarige] elke dag schade oploopt.
3.3.
De GI licht toe dat [de minderjarige] al jaren in een chronisch onveilige omgeving verblijft en dat dit veel effect heeft op kinderen. Mishandeling en verwaarlozing veroorzaakt veel stress bij kinderen, waardoor het zogenaamde stress-responssysteem en het gedeelte van de hersenen dat cognitieve en emotionele functies aanstuurt zich afwijkend ontwikkelen. Het stress-responssysteem staat voordurend op scherp en is hypersensitief waardoor zij voortdurend vanuit een stress reactie reageren. De verandering in de hersenen kan er daarnaast zorgen voor moeite met het nemen van beslissingen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing. De GI acht het realistisch om ervan uit te gaan dat er veel schade is aangericht bij [de minderjarige] . Hierbij kijkt de GI ook naar de sociaal emotionele ontwikkeling van [zusje 1] . Bij [zusje 1] is zichtbaar, nu zij niet meer thuis woont, dat zij in gedrag en denkpatroon geen passende ontwikkeling heeft doorgemaakt.
3.4.
[de minderjarige] moet gaan leren dat opgroeien ook op een veilige manier kan, waarbij de opvoeders niet slaan of schreeuwen. Het is belangrijk dat de stress bij [de minderjarige] afneemt en dat haar ontwikkeling zich op een gezonde manier kan gaan vormen.
3.5.
Tijdens de zitting heeft de GI hierop aangevuld dat de hulpverlening vanuit Nicare goed lijkt te verlopen. Ten tijde van de indiening van het verzoek was de GI niet op de hoogte van de stappen die zijn gezet. De GI handhaaft wel haar verzoek. De GI maakt zich met name zorgen over het ontbreken van zelfreflectie bij de moeder. Zelfreflectie is volgens de GI van groot belang om bestaande patronen te kunnen doorbreken.

4.De mening van [de minderjarige]

4.1.
heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met haar gaat. Ruzies met haar moeder komen bijna niet meer voor. Als [de minderjarige] boos is dan reageert haar moeder rustig. Op school gaat het ook goed met [de minderjarige] . Eenmaal per week heeft [de minderjarige] een gesprekje met haar juf. [de minderjarige] vindt het gek dat [zusje 1] niet meer thuis woont en zou haar graag af en toe willen zien. Met haar vader heeft [de minderjarige] soms contact. Het liefst zou [de minderjarige] haar vader regelmatig willen zien.

5.Het standpunt van de ouders

5.1.
De moeder verzoekt:
I) het verzoek van de GI af te wijzen;
II) dan wel het verzoek van de GI voor de duur van één maand aan te houden, waarin een getuigenverhoor wordt gelast en de zaak opnieuw op zitting zal worden besproken;
III) dan wel een beslissing zal worden genomen zoals de rechtbank in goede justitie meent te behoren en in het belang van [de minderjarige] acht.
De moeder stelt in de stukken en ter zitting het volgende. Het verzoek van de GI bevat volgens de moeder veel onjuistheden over de situatie met [zusje 1] . Het lijkt erop dat de GI volledig afgaat op de verklaring van [zusje 1] over de situatie bij de moeder thuis. Dit terwijl de GI weet dat het niet goed gaat met [zusje 1] . Het ligt volgens de moeder op de weg van de GI om een gedegen onderzoek te doen en andere betrokken partijen te horen over de situatie bij haar thuis. Nu de GI dit niet heeft gedaan en een uithuisplaatsing zeer ingrijpend is, verzoekt de moeder de rechtbank om een getuigenverhoor te gelasten, waarbij in elk geval de hulpverlening van Nicare wordt gehoord. Nicare kan volgens de moeder informatie geven over hetgeen zij in het gezin doen en wat zij zien.
Verder geeft de moeder aan dat zij verbaasd is over de opmerking van de GI dat er geen hulpverlening kan worden ingezet als de moeder de zorgen niet herkent. Dit terwijl de moeder al lang om hulp voor de kinderen vraagt, maar de hulpverlening niet of nauwelijks van de grond kwam. Uiteindelijk heeft de moeder zelf iemand benaderd van de Talenthoeve waar [de minderjarige] paard rijdt. De moeder betwist dat er geen zicht is op de actuele veiligheid bij haar thuis. Er zijn meerdere instanties betrokken bij de kinderen die zicht hebben op de thuissituatie bij de moeder. De moeder wijst op het verslag van Nicare waaruit blijkt dat het goed gaat met [de minderjarige] en vanuit school wordt dit onderschreven. Ook is er een veiligheidsplan opgesteld waar de moeder zich aan houdt. De moeder wijst op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 juli 2016. Gelijk aan de situatie in deze zaak heeft de moeder laten zien dat zij het belang van hulpverlening inziet en dat zij zelf veelvuldig om hulp aan de GI vraagt. Er is volgens de moeder dan ook geen noodzaak tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] .
Wat betreft de omgang tussen [de minderjarige] en de vader merkt de moeder op dat er geen omgang is en dat de GI hierin de regie heeft genomen voor [de minderjarige] . De moeder staat niet afwijzend tegenover omgang tussen de vader en [de minderjarige] .
5.2.
De vader heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij achter een uithuisplaatsing van [de minderjarige] staat. Hij vindt de situatie van [de minderjarige] bij de moeder onveilig en hij heeft geen vertrouwen in de moeder. De vader zou [de minderjarige] graag vaker en op regelmatige basis willen zien.

6.Nicare

6.1.
Nicare heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat de moeder openstaat voor hulpverlening en dat zij twee keer per week bij de moeder thuis komen. Er hebben geen escalaties meer plaatsgevonden, maar Nicare heeft wel zorgen over de situatie. Er zijn onder andere zorgen over de impulsiviteit, emotieregulatie en zelfreflectie van de moeder en de traumaverwerking bij [de minderjarige] . De moeder is inmiddels aangemeld bij de GGZ voor een persoonlijkheidsonderzoek. Daarnaast zal hulpverlening van [hulpverlening] worden ingeschakeld om onderzoek te doen naar de hechtingsrelatie tussen de moeder en [de minderjarige] . Nicare verwacht dat deze onderzoeken handvatten zullen bieden voor de toekomst.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een uithuisplaatsing onvoldoende aanwezig zijn en overweegt daartoe als volgt.
7.2.
De kinderrechter is gebleken dat de afgelopen periode hulpverlening vanuit Nicare is ingezet in de thuissituatie bij de moeder en dat de gezinssituatie in rustiger vaarwater lijkt te zijn gekomen. Nicare heeft in het evaluatieverslag van januari 2023 aangegeven dat er recent geen incidenten meer zijn voorgevallen en dat ook vanuit de school van [de minderjarige] geen zorgelijke signalen worden ontvangen. Wel bestaan er nog zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder en de verwerking van de traumatische gebeurtenissen in het verleden bij [de minderjarige] . Nicare heeft tijdens de zitting toegelicht dat in verband met deze zorgen hulpverlening wordt ingeschakeld. De moeder is aangemeld bij de GGZ voor een persoonlijkheidsonderzoek en er zal hulpverlening van [hulpverlening] (of soortgelijke hulpverlening) worden ingeschakeld om onderzoek te doen naar de hechtingsrelatie tussen de moeder en [de minderjarige] . De moeder heeft aangegeven dat zij bereid is om mee te werken aan het persoonlijkheidsonderzoek en dat zij openstaat voor hulpverlening. De kinderrechter verwacht dat de resultaten van deze hulpverlening helpend kunnen zijn voor het creëren en waarborgen van een veilige thuissituatie bij de moeder. Nu er meer rust is in de gezinssituatie, noodzakelijke hulpverlening is ingeschakeld en Nicare zicht heeft op de thuissituatie bij de moeder acht de kinderrechter een uithuisplaatsing van [de minderjarige] op dit moment te verstrekkend. Een uithuisplaatsing is zeer ingrijpend en met het ingezette hulpverleningstraject is een minder ingrijpend middel voorhanden om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. Mocht gedurende het traject blijken dat de veiligheid van [de minderjarige] in het geding is kan een uithuisplaatsing opnieuw worden overwogen.
7.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] afwijzen.
7.4.
De kinderrechter merkt nog op dat uit het gesprek met [de minderjarige] duidelijk naar voren kwam dat zij op regelmatige basis contact met haar vader wenst. Het is dan ook in het belang van [de minderjarige] dat zo spoedig mogelijk een vaste omgangsregeling tot stand wordt gebracht. Het zou goed zijn als de ouders hierover met behulp van de GI gezamenlijk afspraken maken.

8.De beslissing

De kinderrechter wijst af het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 21 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.