Overwegingen
Wat er aan het bestreden besluit voorafging
1. In het besluit van 24 maart 2020 (primair besluit 1) heeft verweerder aan eiseres laten weten dat zij geen recht had op kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal 2016, omdat haar verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is ingetrokken. Nu eiseres voor de periode vanaf januari 2016 tot en met 9 februari 2020 geen geldige verblijfsvergunning had, heeft zij ook geen recht op kinderbijslag. In een aparte brief van 24 maart 2020 heeft verweerder aan eiseres een voorstel tot betaling gedaan. In het besluit van 25 maart 2020 (primair besluit 2) heeft verweerder aan eiseres vanaf juli 2020 kinderbijslag toegekend voor haar twee kinderen, nu zij op 10 februari 2020 een verblijfsvergunning heeft gekregen.
2. Op 11 mei 2020 heeft verweerder een brief aan eiseres gestuurd waarin zij wordt verzocht binnen zes weken het te veel betaalde bedrag van € 3.977,16 terug te betalen. Op 10 december 2020 heeft verweerder een aanmaning gestuurd naar eiseres voor het teruggevorderde bedrag.
3. Op 15 december 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 maart 2020. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft verweerder contact opgenomen met eiseres om te informeren tegen welk besluit haar bezwaar gericht is, nu er geen beslissing is van 26 maart. Aan eiseres is eerst telefonisch en op 17 december 2020 per brief laten weten dat zij in beginsel geen bezwaar meer kan maken tegen de besluiten van 24 en 25 maart 2020, nu de bezwaartermijn verstreken is. Tegen de terugvorderingsbrief van 24 maart 2020 kan geen bezwaar gemaakt worden nu dit geen besluit is.
4. Hierna is besloten met het bestreden besluit zoals hiervoor in het procesverloop is vermeld.
5. Eiseres voert - voor zover thans van belang- aan dat zij de beslissing op bezwaar pas laat heeft gezien in de berichtenbox. Ter zitting heeft eiseres opgemerkt dat zij geen e-mails heeft ontvangen van verweerder over de besluiten. Nu eiseres geen besluiten verwachtte, wist zij ook niet dat zij regelmatig haar berichtenbox moest checken. Eiseres heeft daarom, in lijn met de jurisprudentie, tijdig beroep ingesteld en bezwaar gemaakt.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beslissing op bezwaar via de elektronische weg aan eiseres is verzonden. Sinds 4 mei 2016 is de berichtenbox van eiseres actief. De onderste regel van de beslissing op bezwaar is weggevallen waardoor niet te zien is hoe het besluit verzonden is. Verweerder heeft daarom onderzocht of én wanneer de beslissing op bezwaar in de berichtenbox van eiseres is geplaatst. Uit het onderzoek blijkt dat de beslissing op bezwaar op 4 februari 2021 om 07.11 in de berichtenbox van eiseres is geplaatst. Daarmee is ook aannemelijk gemaakt dat eiseres de beslissing ontvangen heeft. Het beroepschrift op 11 mei 2021 is daarmee ruim buiten de beroepstermijn. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voorts is het bestreden besluit bevoegdelijk genomen en is terecht tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar besloten.
De ontvankelijkheid van het beroep
7. De rechtbank dient eerst te beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Door verweerder is onderbouwd met systeeminformatie van de Berichtenbox leveranciersportaal aannemelijk gemaakt dat de beslissing op bezwaar op 4 februari 2021 om 07:11 uur in de berichtenbox van eiseres is geplaatst. Daarmee is het besluit op de in de wet voorgeschreven wijze aan eiseres bekend gemaakt. Dat betekent dat de beroepstermijn is aangevangen op 5 februari 2021 en liep tot en met 19 maart 2021. Eiseres heeft na afloop van deze termijn op 11 mei 2021 en dus te laat, beroep ingesteld.
De verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding
8. In de uitspraak van 9 september 2021heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat het zorgvuldigheidsbeginsel met zich meebrengt dat, in situaties waarin een belanghebbende aangeeft elektronisch bereikbaar te zijn zonder dat de optie is aangevinkt een e-mail te willen ontvangen steeds wanneer een bericht in de berichtenbox is geplaatst (hierna ook: een e-mailnotificatie), het bestuursorgaan controleert of dit werkelijk de bedoeling van de belanghebbende is. Het ligt daarbij volgens de CRvB niet voor de hand dat een burger vrijwel wekelijks controleert of van de zijde van de overheid een bericht is ontvangen.
9. De rechtbank is van oordeel dat deze uitspraak in deze zaak ook van toepassing is. De rechtbank dient dus voor de ontvankelijkheid van het beroep vast te stellen of eiseres ten tijde van het plaatsen van de beslissing op bezwaar in haar berichtenbox een vinkje had aanstaan om een e-mailnotificatie te ontvangen wanneer er een bericht geplaatst werd, of dat verweerder haar op deze mogelijkheid gewezen heeft.
10. Nu verweerder zich niet heeft laten vertegenwoordigen op de zitting heeft de rechtbank verweerder per brief van 9 september 2022 en per rappelbrief van 14 november 2022 over het vinkje, de e-mailnotificatie, en of er hierover met eiseres contact is geweest over de (mogelijke) consequenties hiervan, bevraagd. Daarbij heeft de rechtbank verweerder, afhankelijk van de antwoorden op deze vragen, verzocht te beantwoorden welke consequenties moeten worden verbonden ter zake van de ontvankelijkheid van het beroep alsook de niet-ontvankelijkheid waartoe in het bestreden besluit is besloten. In de rappelbrief heeft de rechtbank verweerder er op gewezen dat bij het uitblijven van een reactie op de gestelde vragen de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die haar geraden voorkomen.
11. Daarnaast heeft de rechtbank een vijftal pogingen gedaan telefonisch contact op te nemen met verweerder. Daarbij is meermaals een terugbelverzoek gedaan waarop niet is gereageerd. Eerst op 16 januari 2023 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten navraag te hebben gedaan bij Logius, de organisatie achter de berichtenbox. Het verzoek is door Logius in behandeling genomen maar nadien is geen reactie meer ontvangen. Nu verweerder geen indicatie kan geven of en zo ja wanneer Logius de vragen zal beantwoorden trekt verweerder haar primaire standpunt, dat het beroep niet-ontvankelijk is, in. De vraag of er contact is gezocht met eiseres om duidelijk te maken wat de (mogelijke) consequenties zijn van het niet ontvangen van e-mailnotificaties, heeft verweerder niet beantwoord. De vraag welke consequenties het antwoord op de vragen heeft voor de niet-ontvankelijkheid waartoe in het bestreden besluit is besloten, is evenmin beantwoord.
12. Nu door eiseres ter zitting is bevestigd dat zijn nooit e-mails heeft ontvangen over besluiten van verweerder gaat de rechtbank er gelet op het vorenstaande van uit dat zij geen vinkje had aanstaan zoals bedoeld in de onder 8 genoemde uitspraak van de CRvB. Op grond van de rechtsoverwegingen 4.4.6 en 4.4.7 van die uitspraak had het daarom op de weg van verweerder gelegen eiseres daarop te wijzen. Nu bij uitblijven van antwoord op de daartoe gestelde vraag niet kan worden vastgesteld of verweerder dat heeft gedaan, zal de rechtbank het beroep van eiseres ontvankelijk achten.
De ontvankelijkheid van het bezwaar
13. Voor een oordeel over de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van eiseres volgt de rechtbank dezelfde redenering als ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep. Nu niet vast is komen te staan dat verweerder enig onderzoek heeft gedaan of enige actie heeft ondernomen om te achterhalen of eiseres zonder e-mailnotificatie stukken van verweerder wenste te ontvangen, volgt dat de overschrijding van de bezwaartermijnen niet aan eiseres kan worden tegengeworpen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank geen bestuurlijke lus toe, omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over ontvankelijkheidsvragen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.