Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam] B.V.
Waterschap Hoogheemraadschap van Rijnland
1.Het procesverloop
2.De feiten
‘aan [eiseres] , rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie [sectie] , nummer [nummer] , behoudens haar recht op schadevergoeding, de plicht wordt opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van een transportleiding, met bijkomende werken, in de gemeente Haarlemmermeer, zoals op de als bijlage (bijlage 3) bij deze beschikking aangehechte situatietekening is aangegeven.’
3.De vordering
I. na advisering van door de rechtbank te benoemen deskundigen en nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op het conceptadvies van deskundigen te reageren, de hoogte vaststelt van de aan [eiseres] toekomende schadevergoeding in verband met de aanleg en instandhouding door Rijnland van twee transportleidingen en één slibleiding met bijkomende werken, onder haar perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie [sectie] , nummer [nummer] ;
II. Rijnland veroordeelt in de door [eiseres] gemaakte en nog te maken buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten van juridische en deskundige bijstand (inclusief de kosten van de deskundigen) en het verschuldigde griffierecht.
4.Het verweer
De second opinion van SAOZ naar aanleiding van het rapport van Gloudemans komt uit op een waardevermindering van in totaal € 8.550,00 bestaande uit € 650,00 aan waardevermindering van de strook waarop de gedoogplicht ziet en € 7.900,00 aan waardevermindering van de resterende gronden van [eiseres] . Deze waardevermindering is aanzienlijk lager dan door Gloudemans is getaxeerd omdat er volgens Rijnland geen aanleiding is om rekening te houden met lucratievere toekomstige aanwendingsmogelijkheden en omdat er vóór het opleggen van de gedoogplicht al zakelijke rechten op het perceel rustten die de gebruiksmogelijkheden beperkten.
€ 10.004,23 als schadevergoeding te betalen, maar verzoekt de kantonrechter om zelf tot een oordeel te komen over de hoogte van de aan [eiseres] toekomende schadevergoeding.
5.De beoordeling
€ 10,00 naar € 7,50 per m2 voor het gehele perceel, is € 50.000,00;
3.8. Beoordeling en onderbouwing courantheidLocatie- en objectbeoordelingQua grootte en ligging betreft het een courant perceel. Het perceel is goed bereikbaar vanaf de openbare weg. De onroerende zaak is gelegen in de directe nabijheid van Schiphol, wat zowel kansen biedt in de zin van ontwikkelingsmogelijkheden, als bedreigingen door de ligging van het perceel in de geluids- en veiligheidszone. (…)4.4. Beperking toekomstige aanwendingsmogelijkhedenNaast de beperkingen van het huidige gebruik heeft de gedoogplicht beperkingen voor toekomstige aanwendingsmogelijkheden. Bouwen op de gronden van de gedoogplicht is niet toegestaan.Voorts heeft de gedoogplicht, in samenhang met het opstalrecht van het Hoogheemraadschap zoals die is beschreven onder paragraaf 0, tot gevolg dat een bredere strook grond in mindere mate geschikt is voor toekomstige lucratieve aanwendingsmogelijkheden. Het betreft de strook grond tussen de gedoogplicht en het opstalrecht. (…) De strook grond heeft een oppervlakte van circa 2 ha.Toekomstige lucratieve aanwendingsmogelijkheden zijn op deze gronden niet onmogelijk, maar gezien de opgeworpen belemmeringen – in samenhang bezien – is er sprake van ofwel een reële kans dat een lucratieve bestemming in het kader van de ruimtelijke ordening niet op deze gronden wordt toebedacht, ofwel dat een potentiële koper voor een lucratieve bestemming voor deze gronden een lagere waarde toekent gezien de belemmeringen ten behoeve van een aaneengesloten bebouwing/verkaveling. (…)5.5. Waardering waarbij rekening wordt gehouden met de oplegging van de gedoogplicht(…)Beperking toekomstige aanwendingsmogelijkhedenAls gevolg van de komst van de gedoogplicht is sprake van een beperking van de toekomstige aanwendingsmogelijkheden voor een bredere strook grond. Deze strook grond heeft een oppervlakte van circa 2 ha. Dit betreft de grond die is gelegen tussen twee leidingen, exclusief het tracé van de gedoogplicht. Gloudemans is van oordeel dat in de waarde van de grond tevens is inbegrepen een mogelijke toekomstige lucratieve bestemming. Zoals beschreven in hoofdstuk 4 is de kans op een lucratieve bestemming voor deze gronden afgenomen. Dit geeft een weerslag in de waarde. Naar het oordeel van Gloudemans dienen deze gronden te worden afgewaardeerd met € 2,50 per m2. Aldus is sprake van een waardedaling van € 10,00 naar € 7,50 per m2, neerkomend op in totaal op € 50.000,00.Tracé gedoogplichtHet tracé van de gedoogplicht heeft een breedte van 10.9 meter en een lengte van circa 240 meter. De gedoogplicht en de beperkingen zoals die zijn omschreven in de gedoogplicht zijn derhalve van toepassing op een oppervlakte van circa 2.600 m2. Gloudemans is van oordeel dat deze strook grond waar beperkingen voor gelden van het agrarische gebruik (aanleg drainage en teeltondersteunende voorzieningen), sprake is van een waardedaling van € 0,50 per m2. Deze waardedaling komt bovenop de hierboven beschreven beperking voor de toekomstige aanwendingsmogelijkheden, in totaal neerkomend op een waardedaling van € 3,00 per m2. De gronden dienen derhalve te worden afgewaardeerd met € 10,00 naar € 7,00 per m2 neerkomende in totaal op afgerond € 8.000,00.Resterende grondAls gevolg van de omvangrijke strook grond die belemmeringen tot gevolg heeft zijn deskundigen van oordeel dat de toekomstige aanwendingsmogelijkheden en daarmee de verwachtingswaarde van de overige agrarische gronden ene vermindering ondergaat. Na aftrek van de bebouwde grond en de reeds betrokken grond resteert circa 7,9 ha. Naar het oordeel van deskundigen is voor deze grond sprake van een waardedaling van € 0,50 per m2. De gronden dienen derhalve te worden afgewaardeerd en van € 10,00 naar € 9,50 per m2 neerkomende op in totaal afgerond € 40.000,00.ConclusieOp basis van de overwegingen zijn deskundigen van mening dat, ondanks dat de waardevermindering op de totale waarde van het perceel klein is, een potentiële koper bij zijn investeringsbeslissing rekening zal houden met de beperkingen op het perceel en derhalve een lagere koopprijs wil betalen voor een perceel met beperkingen als gevolg van de gedoogplicht dan voor een perceel zonder beperkingen. Bepalend voor een mindere waarde zijn de beperkingen zoals genoemd in 4. Gelet hierop is deskundige van mening dat de schade voor het perceel, rekening houdend met de aanwezigheid van de gedoogplicht, kan worden geschat op afgerond € 98.000,00.
5.3. Waardevermindering van de beperking toekomstige lucratieve(re) aanwendingsmogelijkhedenIn het rapport van Gloudemans wordt gesteld dat het opleggen van de gedoogplicht zal leiden tot een beperking van toekomstige (lucratievere) aanwendingsmogelijkheden van de onderhavige gronden. Gloudemans stelt dat de mogelijkheid voor toekomstige (lucratievere), doch niet nader concreet benoemde aanwendingsmogelijkheden, is verdisconteerd in de waarde van deze gronden (de gedoogplicht weggedacht). Het opleggen van de gedoogplicht zal deze toekomstige aanwendingsmogelijkheden beperken dan wel laten vervallen, hetgeen volgens Gloudemans ertoe dient te leiden dat de verdisconteerde waarde van deze toekomstige (lucratievere) aanwendingsmogelijkheden eveneens komt te vervallen.Wij kunnen Gloudemans niet in deze stelling volgen en zijn van mening dat een dergelijke opvatting niet alleen methodologisch onjuist is, doch dat ook in materiële zin geen enkele aanleiding aanwezig is om te veronderstellen dat er sprake is van een redelijkerwijs te veronderstellen toekomstige lucratievere aanwendingsmogelijkheden voor de onderhavige gronden.Ten eerste benadrukken wij dat het, zoals hiervoor is aangegeven, gebruikelijk is om de hoogte van een eventuele schadeloosstelling vast te stellen op de schadepeildatum. Het is vervolgens gebruikelijk in het schadevergoedingsrecht om de toerekenbare schade te bepalen aan de hand van de feiten en omstandigheden van het getroffen vermogensbelang per de vastgestelde schadepeildatum, zijnde in casu 16 november 2021. Onder de relevante feiten en omstandigheden worden begrepen de ligging van het perceel, de indeling van het perceel en de feitelijke en de planologisch toegestane aanwendingsmogelijkheden.Tenzij overduidelijk sprake is van concrete (publiekrechtelijke) aanwijzingen voor lucratievere toekomstige aanwendingsmogelijkheden, zoals het op deze gronden van toepassing zijnde planologische wijzigingsbevoegdheden naar bijvoorbeeld woningbouw of bedrijfsdoeleinden, gelden naar ons oordeel de per peildatum aanwezige de feitelijke en planologisch toegestane aanwendingsmogelijkheden het uitgangspunt voor de waardering van deze gronden.Wij stellen vast dat Gloudemans behoudens enkele algemene overwegingen, niet heeft aangetoond dat er sprake is van dergelijk overduidelijk concrete (publiekrechtelijke) aanwijzingen die aanleiding zouden kunnen geven voor de constatering dat sprake is van zogenaamde warme grond. Van dergelijke aanwijzingen is naar onze mening ook geheel geen sprake. Van een, in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegheid of uit te werken (woon- of bedrijfsbestemming) is geen sprake. Naar ons oordeel kan hiervan ook in meer inhoudelijke zin geen sprake zijn. Immers, zoals uit het voorgaande blijkt, zijn deze gronden gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de luchthaven Schiphol en geldt op deze gronden de gebiedsaanduiding “Luchtvaartzone-lib”.Ingevolge de voorschriften behorende bij deze gebiedsaanduiding (artikel 54) gelden voor deze gronden onder meer wezenlijke beperkingen met betrekking tot gevoelige bestemmingen, zoals woningen, woonwagens, woonschepen, gebouwen met een gezondheidszorgfunctie en gebouwen met een onderwijsfunctie.Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat van de, door Gloudemans gestelde toekomstige lucratievere aanwendingsmogelijkheden (die in de oude waarde zouden zijn in geprijsd) niet kenbaar geen sprake is.[kantonrechter: bedoeld zal zijn: “niet kenbaar sprake is”.].
Dit betekent dat wij, in tegenstelling tot hetgeen Gloudemans stelt, ook van oordeel zijn dat van een dergelijk schadecomponent redelijkerwijs geen sprake is.
2.1. Beperking toekomstige aanwendingsmogelijkhedenDoor Gloudemans is geoordeeld dat sprake is van een waardedaling omdat de kans op een lucratieve bestemming is afgenomen. Naar oordeel van SAOZ zijn er geen feiten en omstandigheden die een dergelijke waardedaling rechtvaardigen. Een waardering kan naar oordeel van de SAOZ allen aan de orde zijn indien sprake is van concrete (publiekrechtelijke) aanwijzingen voor lucratieve toekomstige aanwendingsmogelijkheden. Naast dat geen sprake is van (publiekrechtelijke) aanwijzingen, wijst de SAOZ op de beperkingen als gevolg van de luchthaven Schiphol.Gloudemans kan zich niet verenigen met de overweging van SAOZ dat alleen sprake kan zijn van een meerwaarde indien publiekrechtelijke aanwijzingen aanwezig zijn. Inderdaad is er in het geldende bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid dan wel anderszins een mogelijkheid opgenomen voor een woon- of bedrijfsbestemming. In de markt wordt echter niet alleen rekening gehouden met publiekrechtelijke instrumenten. Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Denk daarbij in het voorliggende geval aan de reeds op korte afstand bestaande bedrijvigheid aan de Schipholweg. Goede bereikbaarheid door middel van twee op korte afstand gelegen afritten van de A9. Ligging nabij en goede bereikbaarheid naar Amsterdam en Schiphol. Tot slot de ligging naast infrastructuur waar, gezien de reeds bestaande aantasting van het landschap, nieuwe aanwendingsmogelijkheden in de rede kunnen liggen. In het onderhavige gebied nabij de luchthaven Schiphol en Amsterdam neemt de vraag naar ruimte voor nieuwe functies toe. Door die verstedelijking is een ontwikkeling gaande waardoor de agrarische aanwending ondergeschikt wordt aan (potentieel) niet-agrarisch grondgebruik. Reeds op basis van deze omgevingsfactoren is sprake van een meerwaarde voor toekomstige lucratieve aanwendingsmogelijkheden.Dat door de beperkingen van luchthaven Schiphol(luchtvaartzone) geen sprake zou kunnen zijn van toekomstige lucratieve aanwendingsmogelijkheden, wordt door Gloudemans bestreden. Allereerst behoeft de huidige normstelling niet tot gevolg te hebben dat toekomstige aanwendingsmogelijkheden onmogelijk zijn. Zo kan de normstelling worden gewijzigd als gevolg van gewijzigde maatschappelijke inzichten of aanpassingen op de luchthaven Schiphol. Voorts is het Gloudemans bekend dat gevoelige functies (die door de luchtvaartzone zijn beperkt) alsnog worden vergund binnen de luchtvaartzone. Ter plaatse van de [adres] te Halfweg is bijvoorbeeld een supermarkt toegestaan. Deze kennelijke mogelijkheden dienen derhalve te worden betrokken bij de bepaling van de waarde. De second opinion van de SAOZ geeft dan ook geen aanleiding om de getaxeerde waardedaling op dit onderdeel te heroverwegen.
Gloudemans wijst er op dat de huidige normstelling gewijzigd zou kunnen worden als gevolg van gewijzigde maatschappelijke inzichten en dat ook binnen de luchtvaartzone gevoelige functies alsnog zijn vergund (zoals de supermarkt op [adres] te Halfweg). Dit betoog leidt echter niet tot een ander oordeel omdat dergelijke mogelijkheden zodanig weinig concreet zijn dat redelijk handelende partijen in het vrije economische verkeer in geval van verkoop hiermee bij hun prijsonderhandeling geen rekening zullen houden. Ten slotte is de kantonrechter van oordeel dat de mogelijkheden om een andere lucratievere bestemming aan de grond te geven hoe dan ook al waren beperkt door de privaatrechtelijke belemmeringen die al op de grond rustten, waaronder in ieder geval een in 1999 gevestigd opstalrecht voor een afvalwatertransportleiding die gedeeltelijk evenwijdig loopt aan de leidingen waarop de gedoogbeschikking ziet.
€ 40.000,00. Die waardevermindering is volgens Gloudemans het gevolg van een vermindering van de toekomstige aanwendingsmogelijkheden en daarmee de verwachtingswaarde. Volgens Rijnland, die zich daarbij baseert op de second opinion van SAOZ, moet de waardevermindering van de resterende grond worden bepaald op € 0,10 per m2. De gedoogbeschikking zal niet leiden tot een directe aantasting van de agrarische aanwendingsmogelijkheden van de strook grond waarvoor de beschikking geldt maar redelijkerwijs wel leiden tot een zeker aantasting van de situeringswaarde van deze grond. Daardoor zullen de resterende gronden een extra smetje krijgen, die zich vertaalt in de door SAOZ getaxeerde waardevermindering. Deze vermindering is minder groot dan Gloudemans heeft aangevoerd, omdat ten tijde van het opleggen van de gedoogbeschikking al sprake was van meerdere privaatrechtelijke belemmeringen, zoals een opstalrecht van Rijnland voor een afvalwatertransportleiding.
Tenslotte is de kantonrechter van oordeel dat Gloudemans onvoldoende rekening houdt met de omstandigheid dat ook vóór het opleggen van de gedoogbeschikking al meerdere privaatrechtelijke beperkingen op het perceel rustten. Blijkens het rapport van Gloudemans is in 1999 het in r.o. 5.10 genoemde opstalrecht gevestigd voor een afvalwatertransportleiding. Voor die afvalwatertransportleiding golden al gebruiksbeperkingen voor een strook van 3,5 meter aan weerszijden van de leiding. Dat maakt dat, zoals Rijnland ook heeft aangevoerd, er op de overige gronden al een smetje rustte en dat niet de gehele waardevermindering op de gedoogbeschikking is terug te voeren.