Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
14 februari 2023.
2.De beoordeling
Ter zitting heeft de vrouw haar verzoek in die zin vermeerderd, dat genoemde bedragen worden geïndexeerd van 2020 naar 2023; de verzochte partnerbijdrage bedraagt dus € 1.334, respectievelijk € 2.197 bruto per maand.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen wordt aldus berekend op € 3.403 per maand en de behoefte van de vrouw op € 2.042 netto per maand.
Vast staat dat de vrouw momenteel geen inkomen heeft. De man stelt dat de vrouw € 2.000 netto per maand zou kunnen verdienen, omdat zij voldoende werkervaring heeft.
De vrouw betwist dit. Zij voert aan dat zij psychische en lichamelijke klachten heeft, waardoor zij niet kan werken. Ze barst vaak in huilen uit en voelt zich vaak ziek of niet goed. Ze voert aan dat zij gesolliciteerd heeft, maar steeds wordt afgewezen.
Nu de man de stellingen van de vrouw niet heeft weersproken, wordt vastgesteld dat de vrouw voorlopig niet in staat is zich enige inkomsten te verwerven om te kunnen voorzien
in haar behoefte. Haar aanvullende behoefte wordt daarom gesteld op hetzelfde bedrag als haar behoefte, te weten € 2.042 netto per maand.
De draagkracht van de man wordt berekend op € 724 netto, oftewel € 1.147 bruto per maand.
De man heeft niet gesteld waaròm na vijf jaar – in afwijking van de hoofdregel – een definitief einde dient te worden gemaakt aan het recht van de vrouw op een partnerbijdrage. Zijn verzoek tot limitering zal daarom worden afgewezen.
Er zijn veel spanningen in de woning en zij heeft daar last van. Zij wil de woning alléén kunnen gebruiken, zodat ze haar leven weer kan oppakken en geestelijk weer stabiel kan worden.
Vast staat dat de man multiple sclerose (MS) heeft en gebruik maakt van een rolstoel.
Hij heeft onbetwist gesteld door deze ziekte een gelijkvloerse woning nodig te hebben.
Hij stelt op zoek te zijn naar een woning en waarschijnlijk urgentie te zullen krijgen op medische gronden. De vrouw heeft ter zitting gezegd dat zij de man niet uit de woning heeft gezet en ook niet van plan is dat te doen, omdat hij nog geen vervangende woning heeft.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat de man in ieder geval in de woning moet kunnen verblijven, totdat hij vervangende woonruimte heeft gevonden.
Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
Nu niet gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen, geldt de datum van feitelijke verdeling voor de waardering van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (met uitzondering van de bankrekeningen en de creditcardschulden die daarin vallen).
Beslist zal daarom worden dat de datum van de zitting (15 februari 2023) heeft te gelden als peildatum voor het bepalen of een bankrekening in de huwelijksgoederengemeenschap valt alsmede voor de waardering daarvan.
Voor beiden is dat niet makkelijk, omdat de vrouw gezien haar gebrek aan inkomen niet snel voor een woning in aanmerking komt, en de man gezien de ziekte waar hij aan lijdt een gelijkvloerse woning nodig heeft. Daarom zal bepaald worden dat beide partijen zich moeten inspannen om zo spoedig mogelijk vervangende woonruimte te vinden en dat zodra zij daar beiden in zijn geslaagd, de woning direct in de verkoop wordt gezet.
Het verzoek van de vrouw tot uitsluiting van de verdeling van de woning zal dan ook worden afgewezen.
Nu de vrouw een dergelijke lijst niet heeft ingediend en niet gebleken is dat partijen reeds overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de inboedel, zal bepaald worden dat zij de inboedel in onderling overleg dienen te verdelen, alsmede dat de verdeling van de inboedel geschiedt op of kort na de verhuizing van de laatste partij uit de woning, zonder nadere verekening.
per se hoeft te hebben.
Bepaald zal daarom worden dat de [merk auto] en de [merk auto] aan de vrouw worden toebedeeld en de [merk auto] aan de man, zonder nadere verrekening.
- [rekeningnummer] , en/of betaalrekening;
- [rekeningnummer] , en/of spaarrekening;
- [rekeningnummer] , en/of betaalrekening;
- [rekeningnummer] , spaarrekening;
- [rekeningnummer] , spaarrekening;
- [rekeningnummer] , betaalrekening;
- [rekeningnummer] , spaarrekening.
Nu de man dit niet heeft weersproken, zal bepaald worden dat partijen de saldi van de bankrekeningen per 15 februari 2023 bij helfte dienen te verdelen.
op de peildatum zijn.
Partijen dienen de saldi van eventuele andere bankrekeningen die reeds op de peildatum bestonden, ook op deze wijze te verdelen.
Omdat de vrouw heeft aangegeven inzicht te willen in het verloop van de saldi van de bankrekeningen, zijn partijen overeengekomen dat de man haar afschriften zal verstrekken van de bankrekeningen waartoe zij geen toegang heeft, waaruit het gehele verloop van de saldi blijkt vanaf 8 oktober 2020 tot 15 februari 2023.
Ten aanzien van de toedeling van de andere bankrekeningen hebben partijen geen verzoeken ingediend, zodat bepaald zal worden dat zij hier onderling afspraken over dienen te maken.
- ABN AMRO (polisnummer [polisnummer] ), op naam van de man;
- ABN AMRO (polisnummer [polisnummer] ), op naam van de man;
- ASR (polisnummer [polisnummer] ), op naam van de vrouw.
Met betrekking tot de andere twee verzekeringen verzoekt de vrouw, zo wordt begrepen, te bepalen dat ieder van partijen de op eigen naam staande verzekering krijgt toebedeeld, onder verrekening van de waarde van deze verzekeringen bij helfte.
Daarom zal bepaald worden dat bovengenoemde levensvoorzieningen met polisnummers [polisnummer] en [polisnummer] worden toebedeeld aan degene op wiens naam zij staan, en dat ieder van partijen de helft van de (afkoop)waarde per peildatum van de op zijn of haar naam staande verzekering aan de ander dient te betalen.
Partijen dienen elkaar over en weer inzicht te geven in de (afkoop)waarde van hun verzekeringen per 8 oktober 2020.
De man dient haar geld te geven, zodat zij deze schulden kan voldoen, aldus de vrouw.
Daarom zal, net als voor de bankrekeningen, worden bepaald dat de datum van de zitting,
15 februari 2023, heeft te gelden als peildatum voor het bepalen van welke creditcard-schulden in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en de hoogte daarvan.
Vastgesteld wordt dat de creditcardschulden van partijen in de gemeenschap van goederen vallen. Ieder van hen is daarom draagplichtig voor de helft ervan.
Er wordt geen aanleiding gezien te bepalen dat de man een bedrag aan de vrouw moet voldoen zodat zij de (helft van de) creditcardschulden kan betalen, nu de saldi van de bankrekeningen zullen worden verdeeld en ieder van partijen dus evenveel geld zal hebben om die schulden te voldoen.