ECLI:NL:RBNHO:2023:2606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/15/308562 / FA RK 20-5515
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en partnerbijdrage in een complexe situatie met medische en financiële overwegingen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De vrouw heeft psychische en lichamelijke klachten, waardoor zij niet kan werken en geen eigen inkomen heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw voorlopig niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De man heeft verzocht om de partnerbijdrage te limiteren tot vijf jaar, maar dit verzoek is afgewezen omdat hij niet heeft onderbouwd waarom dit in afwijking van de hoofdregel zou moeten gebeuren. De rechtbank heeft de man verplicht om een partnerbijdrage van € 1.147 bruto per maand aan de vrouw te betalen.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, maar dit verzoek is afgewezen. De man, die lijdt aan multiple sclerose en een rolstoel gebruikt, heeft recht op verblijf in de woning totdat hij vervangende woonruimte heeft gevonden. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen zich moeten inspannen om zo snel mogelijk vervangende woonruimte te vinden en dat de woning direct in de verkoop moet worden gezet zodra dit is gerealiseerd.

Wat betreft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft de rechtbank de datum van de zitting als peildatum vastgesteld voor de waardering van de bankrekeningen. De vrouw heeft verzocht om de inboedel en de auto’s te verdelen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de inboedel in onderling overleg moet worden verdeeld. De levensverzekeringen zijn ook in de gemeenschap gevallen en moeten worden verdeeld. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man beoordeeld en heeft een beslissing genomen over de verdeling van de activa en passiva.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/308562 / FA RK 20-5515 en C/15/312859 / FA RK 21-621
Beschikking van 22 maart 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.M.C. Wingen, gevestigd te Heemstede,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.L. Neuteboom – van Asselt, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 8 oktober 2020;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 13 november 2020;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 13 januari 2021;
- het gewijzigde en aanvullend verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op
14 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2023 in aanwezig-heid van partijen, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
Na de zitting is nog ontvangen:
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 28 februari 2023.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] en [gemeente] , thans gemeente [gemeente] .
Echtscheiding
2.2.
Partijen verzoeken de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Partnerbijdrage
2.3.
De vrouw heeft verzocht een door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen van € 1.229 bruto per maand tot aan het moment dat de echtelijke woning is verdeeld of verkocht, en van € 2.024 bruto per maand met ingang van de datum waarop die woning is verdeeld of verkocht.
Ter zitting heeft de vrouw haar verzoek in die zin vermeerderd, dat genoemde bedragen worden geïndexeerd van 2020 naar 2023; de verzochte partnerbijdrage bedraagt dus € 1.334, respectievelijk € 2.197 bruto per maand.
De man voert daar verweer tegen.
Tremanormen
Bij de berekening van een vast te stellen partnerbijdrage worden de zogenoemde Tremanormen als uitgangspunt genomen. In de navolgende beoordeling zijn bedragen telkens op hele euro’s afgerond. De aangehechte berekening, gemaakt met behulp van het alimentatieberekeningsprogramma INA, geeft weer welke uitgangspunten daarbij zijn gehanteerd. Met betrekking tot deze uitgangspunten wordt specifiek nog het volgende overwogen.
behoefte vrouw
Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van de vrouw moet worden berekend aan de hand van de zogenoemde hofnorm. Deze vuistregel houdt in dat de huwelijksgerelateerde behoefte wordt gesteld op 60% van het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen vóór het uiteengaan. Nu partijen momenteel nog samenwonen, wordt de behoefte van de vrouw berekend op basis van het huidige netto besteedbaar gezinsinkomen.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de man een WIA-uitkering ontvangt van € 3.617 bruto per maand en een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Nationale Nederlanden van € 971 netto per maand. De vrouw heeft geen inkomen.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen wordt aldus berekend op € 3.403 per maand en de behoefte van de vrouw op € 2.042 netto per maand.
behoeftigheid
Op de behoefte van de vrouw dienen haar eigen inkomsten in mindering te worden gebracht.
Vast staat dat de vrouw momenteel geen inkomen heeft. De man stelt dat de vrouw € 2.000 netto per maand zou kunnen verdienen, omdat zij voldoende werkervaring heeft.
De vrouw betwist dit. Zij voert aan dat zij psychische en lichamelijke klachten heeft, waardoor zij niet kan werken. Ze barst vaak in huilen uit en voelt zich vaak ziek of niet goed. Ze voert aan dat zij gesolliciteerd heeft, maar steeds wordt afgewezen.
Nu de man de stellingen van de vrouw niet heeft weersproken, wordt vastgesteld dat de vrouw voorlopig niet in staat is zich enige inkomsten te verwerven om te kunnen voorzien
in haar behoefte. Haar aanvullende behoefte wordt daarom gesteld op hetzelfde bedrag als haar behoefte, te weten € 2.042 netto per maand.
draagkracht man
De draagkracht van de man wordt berekend op basis van zijn hierboven genoemde inkomen. Daarnaast wordt, conform de Tremanormen, rekening gehouden met een woonbudget van 30% van zijn netto besteedbaar inkomen. Dit geldt voor de periode voor en na de verkoop van de echtelijke woning, zodat, anders dan de vrouw verzoekt, geen verschillende partnerbijdrage wordt vastgesteld voor deze periodes.
De draagkracht van de man wordt berekend op € 724 netto, oftewel € 1.147 bruto per maand.
limitering
2.4.
De man verzoekt de alimentatieduur te beperken tot vijf jaar, waartegen de vrouw verweer voert.
Nu op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding de duur van het huwelijk langer was dan vijftien jaren, de vrouw geboren is voor 1 januari 1970 en haar leeftijd meer dan tien jaren lager is dan de AOW-leeftijd, eindigt de verplichting van de man tot het verstrekken van levensonderhoud op grond van artikel 1:157, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) na tien jaren.
Artikel 1:156, derde lid, van het BW geeft de rechter de bevoegdheid om op verzoek van één van de echtgenoten de duur van de alimentatieverplichting te limiteren. Een zodanige rechterlijke limitering heeft een definitief karakter, in die zin dat het de aanspraken van de onderhoudsgerechtigde – behoudens het in artikel 1:401 lid 2 BW omschreven uitzonderlijke geval – definitief doet eindigen na afloop van de gestelde termijn. Daarom dient een verzoek tot limitering met terughoudendheid te worden beoordeeld.
De man heeft niet gesteld waaròm na vijf jaar – in afwijking van de hoofdregel – een definitief einde dient te worden gemaakt aan het recht van de vrouw op een partnerbijdrage. Zijn verzoek tot limitering zal daarom worden afgewezen.
conclusie
Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat de man een partnerbijdrage van € 1.147 bruto per maand aan de vrouw moet betalen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
2.5.
De vrouw verzoekt het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor de duur van zes maanden na de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand en stelt hiertoe het volgende. De woning zal moeten worden verkocht, omdat beide partijen deze niet kunnen overnemen. Zij is niet in staat op korte termijn vervangende woonruimte te vinden, daarom is het nodig dat zij hiervoor de tijd krijgt.
Er zijn veel spanningen in de woning en zij heeft daar last van. Zij wil de woning alléén kunnen gebruiken, zodat ze haar leven weer kan oppakken en geestelijk weer stabiel kan worden.
De man voert hier verweer tegen. Volgens hem moet de woning zo snel mogelijk worden verkocht. Hij zal waarschijnlijk in aanmerking komen voor urgentie op medische gronden en dan snel vervangende woonruimte kunnen krijgen. Ook de vrouw moet een andere woning zoeken. Zij kan daarbij gebruik maken van het geld dat ze uit de verkoop van de echtelijke woning zal krijgen.
De vrouw heeft bij beschikking van deze rechtbank van 22 december 2020 in het kader van de voorlopige voorzieningen het uitsluitend gebruik van de woning toegewezen gekregen, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt: gedurende de echtscheidingsprocedure zijn partijen blijven samenwonen. Zij zijn het erover eens dat de woning moet worden verkocht en dat ieder van hen een andere woning zal moeten gaan betrekken.
Vast staat dat de man multiple sclerose (MS) heeft en gebruik maakt van een rolstoel.
Hij heeft onbetwist gesteld door deze ziekte een gelijkvloerse woning nodig te hebben.
Hij stelt op zoek te zijn naar een woning en waarschijnlijk urgentie te zullen krijgen op medische gronden. De vrouw heeft ter zitting gezegd dat zij de man niet uit de woning heeft gezet en ook niet van plan is dat te doen, omdat hij nog geen vervangende woning heeft.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat de man in ieder geval in de woning moet kunnen verblijven, totdat hij vervangende woonruimte heeft gevonden.
Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
Verdeling
2.6.
De man verzoekt partijen te bevelen over te gaan tot verdeling van hun huwelijks-goederengemeenschap, met benoeming van de functionarissen die daarbij vereist zijn.
De vrouw voert hier verweer tegen en verzoekt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen te gelasten op de door haar voorgestelde wijze.
Gebleken is dat partijen van mening verschillen over de wijze van verdeling van de gemeenschap van goederen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man afwijzen en de wijze van verdeling van de gemeenschap gelasten op onderstaande wijze.
peildatum
Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap, met uitzondering van de bankrekeningen en de creditcardschulden die daarin vallen, heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 8 oktober 2020.
Nu niet gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen, geldt de datum van feitelijke verdeling voor de waardering van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (met uitzondering van de bankrekeningen en de creditcardschulden die daarin vallen).
Met betrekking tot de bankrekeningen van partijen heeft de vrouw ter zitting onbetwist gesteld dat uitgegaan moet worden van een latere peildatum dan de datum van indiening van het verzoekschrift, omdat partijen nog steeds samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Beslist zal daarom worden dat de datum van de zitting (15 februari 2023) heeft te gelden als peildatum voor het bepalen of een bankrekening in de huwelijksgoederengemeenschap valt alsmede voor de waardering daarvan.
Hieronder zullen de peildata ten aanzien van de creditcardschulden worden besproken.
omvang gemeenschap
Niet in geschil is dat de ontbonden huwelijksgemeenschap in ieder geval bestaat uit de volgende activa en passiva:
de echtelijke woning aan [adres] , met de bijbehorende hypothecaire lening;
inboedel;
drie auto’s;
bankrekeningen;
levensverzekeringen.
De diverse posten worden hierna behandeld.
ad a. de echtelijke woning en de bijbehorende hypothecaire lening
Partijen zijn het erover eens dat zij de woning zullen verkopen aan een derde en de overwaarde bij helfte zullen verdelen.
Partijen zijn het niet eens over de termijn waarop zij de woning in de verkoop zullen zetten.
De vrouw verzoekt de verdeling van de woning voor de duur van drie jaar uit te sluiten en stelt hiertoe het volgende. Zij is niet in staat op korte termijn vervangende woonruimte te vinden en daarom is het nodig dat ze hiervoor de tijd krijgt. Zij zou op straat gezet worden als de woning meteen werd verkocht.
De man voert hier verweer tegen en stelt zich op het standpunt dat de woning zo spoedig mogelijk moet worden verkocht.
Vastgesteld wordt dat ieder van partijen op zoek is naar vervangende woonruimte.
Voor beiden is dat niet makkelijk, omdat de vrouw gezien haar gebrek aan inkomen niet snel voor een woning in aanmerking komt, en de man gezien de ziekte waar hij aan lijdt een gelijkvloerse woning nodig heeft. Daarom zal bepaald worden dat beide partijen zich moeten inspannen om zo spoedig mogelijk vervangende woonruimte te vinden en dat zodra zij daar beiden in zijn geslaagd, de woning direct in de verkoop wordt gezet.
Door deze wijze van verdeling is geen sprake van een situatie waarin het door een onmiddellijke verdeling getroffen belang van de vrouw aanmerkelijk groter is dan het belang van de man dat door de verdeling wordt gediend.
Het verzoek van de vrouw tot uitsluiting van de verdeling van de woning zal dan ook worden afgewezen.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man de woonlasten dient te dragen tot de verkoop van de woning, dan wel, indien de rechtbank van oordeel is dat de vrouw hier ook in dient bij te dragen, te bepalen dat zij haar aandeel niet eerder hoeft te voldoen dan dat ze haar aandeel in de overwaarde van de woning heeft ontvangen.
De man voert hier verweer tegen.
Nu een door de man aan de vrouw te betalen partnerbijdrage wordt vastgesteld, wordt geen reden gezien om te beslissen dat alleen de man de woonlasten dient te dragen. Ook zal de vrouw hierdoor voldoende liquide middelen hebben om de helft van de woonlasten te kunnen voldoen. Deze verzoeken van de vrouw zullen daarom worden afgewezen.
ad b. de inboedel
De vrouw verzoekt te bepalen dat de inboedel wordt verdeeld op het moment dat de woning wordt verdeeld, en dat die verdeling geschiedt conform een door haar opgestelde inboedel-lijst.
Nu de vrouw een dergelijke lijst niet heeft ingediend en niet gebleken is dat partijen reeds overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de inboedel, zal bepaald worden dat zij de inboedel in onderling overleg dienen te verdelen, alsmede dat de verdeling van de inboedel geschiedt op of kort na de verhuizing van de laatste partij uit de woning, zonder nadere verekening.
ad. c de auto’s
Partijen hebben een [merk auto] , een [merk auto] en een [merk auto] in bezit.
De vrouw verzoekt de [merk auto] en de [merk auto] aan haar en de [merk auto] aan de man toe te delen, zonder nadere verrekening.
De man verzoekt de [merk auto] en de [merk auto] aan hem en de [merk auto] aan de vrouw toe te delen, zonder nadere verrekening.
Ter zitting heeft de man gezegd dat de [merk auto] geen waarde heeft en dat hij die niet
per se hoeft te hebben.
Bepaald zal daarom worden dat de [merk auto] en de [merk auto] aan de vrouw worden toebedeeld en de [merk auto] aan de man, zonder nadere verrekening.
ad. d de bankrekeningen
Op basis van de stukken wordt vastgesteld dat in ieder geval de volgende bankrekeningen tot de gemeenschap behoren:
  • [rekeningnummer] , en/of betaalrekening;
  • [rekeningnummer] , en/of spaarrekening;
  • [rekeningnummer] , en/of betaalrekening;
  • [rekeningnummer] , spaarrekening;
  • [rekeningnummer] , spaarrekening;
  • [rekeningnummer] , betaalrekening;
  • [rekeningnummer] , spaarrekening.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de saldi van de rekeningen per peildatum bij helfte dienen te worden verdeeld.
Nu de man dit niet heeft weersproken, zal bepaald worden dat partijen de saldi van de bankrekeningen per 15 februari 2023 bij helfte dienen te verdelen.
Voor zover nodig, dienen partijen elkaar over en weer afschriften te verschaffen van bankrekeningen waar de andere partij geen toegang toe heeft, waaruit blijkt wat de saldi
op de peildatum zijn.
Partijen dienen de saldi van eventuele andere bankrekeningen die reeds op de peildatum bestonden, ook op deze wijze te verdelen.
Omdat de vrouw heeft aangegeven inzicht te willen in het verloop van de saldi van de bankrekeningen, zijn partijen overeengekomen dat de man haar afschriften zal verstrekken van de bankrekeningen waartoe zij geen toegang heeft, waaruit het gehele verloop van de saldi blijkt vanaf 8 oktober 2020 tot 15 februari 2023.
Zoals verzocht door de vrouw en niet weersproken door de man, zal bepaald worden dat de betaal- en spaarrekeningen met nummer [rekeningnummer] aan de vrouw worden toegedeeld, en dat de betaalrekening met nummer [rekeningnummer] aan de man wordt toegedeeld.
Ten aanzien van de toedeling van de andere bankrekeningen hebben partijen geen verzoeken ingediend, zodat bepaald zal worden dat zij hier onderling afspraken over dienen te maken.
ad e. de levensverzekeringen
Niet in geschil is dat de volgende levensverzekeringen in de gemeenschap vallen:
  • ABN AMRO (polisnummer [polisnummer] ), op naam van de man;
  • ABN AMRO (polisnummer [polisnummer] ), op naam van de man;
  • ASR (polisnummer [polisnummer] ), op naam van de vrouw.
Ter zitting heeft de man onbetwist gesteld dat eerstgenoemde verzekering met polisnummer [polisnummer] reeds tot uitkering is gekomen. Deze verzekering valt daarom buiten de verdeling.
Met betrekking tot de andere twee verzekeringen verzoekt de vrouw, zo wordt begrepen, te bepalen dat ieder van partijen de op eigen naam staande verzekering krijgt toebedeeld, onder verrekening van de waarde van deze verzekeringen bij helfte.
De man voert hier verweer tegen en voert aan dat het niet redelijk is dat zijn verzekering wordt verdeeld, omdat hij die vóór het huwelijk al is aangegaan en deze bedoeld is als pensioenvoorziening.
Nu partijen in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn, vallen ook de vóór het huwelijk afgesloten levensverzekeringen in de gemeenschap. De levensverzekeringen dienen dan ook te worden verdeeld. In het feit dat de man de op zijn naam staande levensverzeke-ring heeft afgesloten met de bedoeling die als pensioenvoorziening te gebruiken, wordt geen aanleiding gezien hier anders over te oordelen.
Daarom zal bepaald worden dat bovengenoemde levensvoorzieningen met polisnummers [polisnummer] en [polisnummer] worden toebedeeld aan degene op wiens naam zij staan, en dat ieder van partijen de helft van de (afkoop)waarde per peildatum van de op zijn of haar naam staande verzekering aan de ander dient te betalen.
Partijen dienen elkaar over en weer inzicht te geven in de (afkoop)waarde van hun verzekeringen per 8 oktober 2020.
de creditcardschulden
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man haar een bedrag van € 3.000 dient te voldoen binnen zeven dagen na de datum van deze beschikking. Zij stelt hiertoe dat het saldo van bovengenoemde betaalrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] negatief is en dat zij een creditcardschuld heeft van € 1.904. Deze schulden zijn ontstaan doordat de man haar geen partnerbijdrage en te weinig huishoudgeld heeft betaald.
De man dient haar geld te geven, zodat zij deze schulden kan voldoen, aldus de vrouw.
De man heeft gezegd dat hij graag zou willen dat hij een potje had om de vrouw een bedrag over te maken, maar dat hij € 1.000 rood staat. En dat hij zelf ook creditcardschulden heeft.
Vast staat dat partijen in ieder geval tot de zitting hebben samengewoond en een gemeen-schappelijke huishouding hebben gevoerd. Ook is niet in geschil dat de creditcardschulden zijn aangegaan om de kosten van de huishouding te voldoen.
Daarom zal, net als voor de bankrekeningen, worden bepaald dat de datum van de zitting,
15 februari 2023, heeft te gelden als peildatum voor het bepalen van welke creditcard-schulden in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en de hoogte daarvan.
Vastgesteld wordt dat de creditcardschulden van partijen in de gemeenschap van goederen vallen. Ieder van hen is daarom draagplichtig voor de helft ervan.
Er wordt geen aanleiding gezien te bepalen dat de man een bedrag aan de vrouw moet voldoen zodat zij de (helft van de) creditcardschulden kan betalen, nu de saldi van de bankrekeningen zullen worden verdeeld en ieder van partijen dus evenveel geld zal hebben om die schulden te voldoen.
Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
Spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd in de gemeente [gemeente] en [gemeente] , thans gemeente [gemeente] , op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt dat de man € 1.147 bruto per maand dient te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.3.
gelast de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederen-gemeenschap op de wijze als hierboven overwogen onder rechtsoverweging 2.6.;
3.4.
verklaart de beslissing over de partnerbijdrage en de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Leertouwer op 22 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.