ECLI:NL:RBNHO:2023:2567

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
10238971 \ WM VERZ 22-1219
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in samenhangende verkeersboetes

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep dat is ingesteld door de gemachtigde van betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie. De officier van justitie had op 30 september 2022 een proceskostenvergoeding toegewezen voor twaalf samenhangende zaken, waaronder de onderhavige zaak. De gemachtigde van betrokkene betwistte de samenhang van de zaken en stelde dat de officier van justitie de proceskosten onjuist had vastgesteld. De zitting vond plaats op 24 januari 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De vertegenwoordiger handhaafde het standpunt dat de zaken terecht als samenhangend waren aangemerkt, omdat er sprake was van identieke pro forma beroepen zonder inhoudelijke gronden.

De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie terecht had geoordeeld dat de zaken als samenhangend konden worden beschouwd op basis van artikel 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De gemachtigde had onvoldoende onderbouwd dat er geen sprake was van samenhang, en de kantonrechter concludeerde dat de werkzaamheden van de gemachtigde in de verschillende zaken nagenoeg identiek waren, waardoor de behandeling van meerdere zaken geen extra inspanning vergde. Daarom werd het beroep tegen de proceskostenvergoeding ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt. De griffier en de kantonrechter hebben de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10238971 \ WM VERZ 22-1219
CJIB-nummer : 248623676
Uitspraakdatum : 3 februari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Fixiq Legal Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft op 30 september 2022 een beslissing genomen waarbij een proceskostenvergoeding voor twaalf samenhangende zaken is toegewezen, die mede betrekking heeft op deze zaak. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 januari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 405,75 toegekend voor twaalf samenhangende zaken. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak met elf andere zaken. De gemachtigde voert aan dat de zaken zien op verschillende verweten gedragingen, aan verschillende personen, die op verschillende locaties en verschillende tijdstippen zouden hebben plaatsgevonden. Er is dan ook niets wat de zaken samenhangend maakt, aldus de gemachtigde.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de zaken terecht als samenhangend zijn beschouwd nu er sprake is van identieke pro forma beroepen, zonder inhoudelijke gronden en er geen hoorzitting is geweest. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft dit onderbouwd door overlegging van alle overige beroepschriften welke de officier van justitie als samenhangend heeft afgedaan.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de officier van justitie terecht het standpunt ingenomen dat de onderhavige zaak met de andere zaken als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan worden beschouwd.
Gemachtigde van betrokkene heeft in deze zaken pro forma beroep ingesteld. In de beroepschriften heeft de gemachtigde gebruik gemaakt van standaard tekstblokken en gelijkluidende beroepsgronden aangevoerd. Dit blijkt uit de door de vertegenwoordiger van de officier van justitie ingediende stukken. Ook hebben er geen hoorzittingen plaatsgevonden en zijn er geen op de zaak en de betrokkene toegespitste aanvullende gronden ingediend. Op deze beroepschriften is vervolgens gelijktijdig beslist. De gemachtigde heeft zijn stelling dat er geen sprake is van samenhang onvoldoende onderbouwd en het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd weersproken. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel - en is doorslaggevend - dat de door gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn zodat de behandeling van meer dan één zaak in het administratief beroep geen reële extra inspanning hebben gevraagd van de gemachtigde. De officier van justitie heeft de onderhavige zaak dan ook terecht aangemerkt als samenhangend met de andere zaken waarin de beslissing van de officier van justitie is vernietigd. De kantonrechter zal het beroep tegen de toegekende proceskostenvergoeding van de officier van justitie om die reden ongegrond verklaren.
Nu de gemachtigde niet in het gelijk wordt gesteld, zal de kantonrechter het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

De uitspraak

De kantonrechter:
  • verklaart in deze zaak het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 30 september 2022 met betrekking tot de proceskostenvergoeding ongegrond;
  • wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: