ECLI:NL:RBNHO:2023:2506

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
15.277835.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 februari 2021 in Stompetoren een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte bestuurde een auto zonder geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol, terwijl hij wist dat hij niet in staat was om veilig te rijden. Hij negeerde een rood verkeerslicht en verleende geen voorrang aan een andere auto, wat resulteerde in een aanrijding waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een hersenbloeding en meerdere fracturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat leidde tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor verkeersdelicten. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan verschillende voorwaarden, waaronder deelname aan gedragsinterventies en het meewerken aan schuldhulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.277835.21
Uitspraakdatum: 9 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E.M. van Loon en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw J. Brouwer, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
primair
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te Stompetoren, gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Citroën, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, (de Provincialeweg N244, Westdijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank en zonder in het bezit te zijn van een voor het besturen van dat motorrijtuig bestemd geldig rijbewijs- roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, het voor hem bestemde al geruime tijd rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren, met onverminderde snelheid het kruisingsvlak op te rijden en rechtdoor over te steken en in botsing of aanrijding te komen met een voor hem van rechts, vanuit de Provincialeweg N243, Nieuwe Schermerweg, komende personenauto (merk Seat, kenteken [kenteken 2]) die bij groen licht het kruisingsvlak opreed, waardoor aan de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding, schedelfracturen, twee halswervelfracturen, een gebroken sleutelbeen en vijf gebroken ribben), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede of vierde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te Stompetoren, gemeente Alkmaar als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Citroën, kenteken [kenteken 1]), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N244, Westdijk, het voor hem bestemde, al enige tijd rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd, waarna hij in botsing of aanrijding is gekomen met een voor hem van rechts komende personenauto die bij groen licht het kruisingsvlak opreed, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te Stompetoren, gemeente Alkmaar, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten. De gedragingen van de verdachte vallen volgens de officier van justitie tevens onder artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Gelet op de aard en ernst van die gedragingen en de overige omstandigheden van het geval, kan volgens de officier van justitie bewezen worden verklaard dat de verdachte heeft gehandeld met de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van roekeloosheid, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de overige onder feit 1 ten laste gelegde schuldvormen en ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft op 17 februari 2021 gewerkt in zijn garagebedrijf in Amsterdam-Noord. Na zijn werk heeft hij bij zijn buren een aantal blikjes bier genuttigd. Hoewel de verdachte alcohol had gedronken en niet in het bezit was van een rijbewijs van categorie B, heeft hij de beslissing genomen om met een van de leenauto’s van zijn garagebedrijf in Amsterdam-Noord naar zijn partner in Heerhugowaard te rijden. Omstreeks 20:48 uur is de verdachte over de Westdijk (N244) in de richting van de Nieuwe Schermerweg gereden. Ter hoogte van de kruising met de Nieuwe Schermerweg (N243) heeft de verdachte met een indicatieve snelheid van tussen de 67 en 71 kilometer per uur het voor zijn rijrichting geldende rode verkeerslicht genegeerd. Dat verkeerslicht stond op dat moment al minimaal 10,5 seconden op rood. Op de kruising is de verdachte in botsing gekomen met de voor hem van rechts komende personenauto van het slachtoffer [slachtoffer]. Het voor haar rijrichting geldende verkeerslicht stond op dat moment al minimaal 10,8 seconden op groen. Ten gevolge van dit ongeval heeft [slachtoffer] zeer ernstig lichamelijk letsel opgelopen, te weten een hersenbloeding, schedelfracturen, twee halswervelfracturen, een gebroken sleutelbeen en vijf gebroken ribben.
Bij de verdachte is om 21:39 uur een ademanalyse afgenomen. De uitslag van de ademanalyse was 440 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (hierna: ug/l).
Overwegingen ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde (art. 6 WVW)
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. De verdachte heeft met onverminderde snelheid een rood verkeerslicht genegeerd en heeft geen voorrang verleend aan het slachtoffer dat op dat moment groen licht had. Vast is komen te staan dat het verkeerslicht van de verdachte al minimaal 10,5 seconden op rood stond. De politie heeft onderzoek gedaan naar de werking van de verkeersinstallatie. Hierbij is vastgesteld dat de verkeerslichten in beide richtingen duidelijk zichtbaar waren en naar behoren functioneerden. Er zijn geen storingen vastgesteld. Voorts is vastgesteld dat er, gezien vanuit alle relevante richtingen van het kruispunt, voldoende rijzicht was. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de verdachte niet heeft gezien dat het stoplicht op rood stond. De verdachte heeft daar zelf ook geen verklaring voor. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de verdachte niet heeft opgelet. Aannemelijk is dat de alcoholinname door de verdachte daaraan heeft bijgedragen. Het is immers algemeen bekend dat alcohol het concentratievermogen vermindert.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 6 WVW kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
In artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, is in het tweede lid bepaald dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. In het kader van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daarvoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De verkeersregels
Vast staat dat de verdachte een personenauto heeft bestuurd terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs dat voor het besturen van een personenauto is vereist. Voorts is vastgesteld dat de verdachte door rood is gereden en dat hij geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer. Door rood rijden is in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Rijden zonder rijbewijs en het niet verlenen van voorrang kunnen worden aangemerkt als het overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang. De verdachte heeft dus meerdere verkeersregels geschonden, als bedoeld in het voornoemde artikel.
In ernstige mate
Artikel 5a WVW ziet alleen op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte en alle omstandigheden van het geval. Een dergelijke omstandigheid is ook – op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW – de mate waarin de verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW.
De verdachte heeft zeer belangrijke verkeersregels geschonden, terwijl de verdachte de auto heeft bestuurd na het gebruik van meer alcohol dan was toegestaan. Zijn ademalcoholgehalte bedroeg 440 ug/l, terwijl de verdachte niet over een geldig rijbewijs kon beschikken en de toegestane hoeveelheid alcohol daarom voor hem op 88 ug/l kan worden gesteld. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De verdachte is in de auto gestapt terwijl hij wist dat hij niet in het bezit was van het juiste rijbewijs en wetende dat hij onder invloed was van te veel alcohol. Hij heeft vervolgens zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door met onverminderde snelheid door rood te rijden op een kruispunt. Het licht stond daarbij al 10,5 seconden op rood. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van feit 1, primair:
hij op 17 februari 2021 te Stompetoren, gemeente Alkmaar, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Citroën, kenteken [kenteken 1]) daarmede rijdende over de weg (de Provincialeweg N244, Westdijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank en zonder in het bezit te zijn van een voor het besturen van dat motorrijtuig bestemd geldig rijbewijs - roekeloos het voor hem bestemde al geruime tijd rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren, met onverminderde snelheid het kruisingsvlak op te rijden en rechtdoor over te steken en in aanrijding te komen met een voor hem van rechts, vanuit de Provincialeweg N243, Nieuwe Schermerweg, komende personenauto (merk Seat, kenteken [kenteken 2]) die bij groen licht het kruisingsvlak opreed, waardoor aan de bestuurder van die personenauto (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding, schedelfracturen, twee halswervelfracturen, een gebroken sleutelbeen en vijf gebroken ribben, werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 2:
hij op 17 februari 2021 te Stompetoren, gemeente Alkmaar, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van deze wet;
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de door de officier geëiste gevangenisstraf en heeft verzocht de ontzegging van de rijbevoegdheid te beperken tot 2 jaar waarvan 1 jaar onvoorwaardelijk. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte – mede gelet op zijn gezondheid – voor het woon-werkverkeer afhankelijk is van zijn scooterrijbewijs.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft een auto bestuurd terwijl hij wist dat hij niet in het bezit was van het juiste rijbewijs en dat hij onder invloed was van teveel alcohol. Hij heeft vervolgens zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door met onverminderde snelheid door rood te rijden op een kruispunt en geen voorrang te verlenen aan een van rechts komende auto, die groen licht had. Als gevolg van het roekeloze rijgedrag van de verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De slachtofferverklaring die op de zitting is voorgelezen door de broer van het slachtoffer maakt duidelijk tot welk onomkeerbaar leed het handelen van de verdachte heeft geleid en hoe het ongeval het leven van het slachtoffer en haar dierbaren heeft ontwricht. Het slachtoffer is tot op heden – ruim twee jaar na het ongeval – 24 uur per dag hulpbehoevend. Door het ongeval zijn haar hersenen dusdanig beschadigd dat zij niet meer kan praten of op enige andere wijze kan communiceren met haar dierbaren. De rechtbank realiseert zich dat het leven van het slachtoffer en haar dierbaren nooit meer hetzelfde zal worden als voor het ongeval en dat geen enkele straf het verdriet en de pijn kan wegnemen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van verkeersgerelateerde feiten. De rechtbank houdt hiermee wel rekening ten nadele van de verdachte, waarbij de rechtbank er anderzijds ook rekening mee houdt dat sindsdien meer dan vijf jaren zijn verstreken.
Ook heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport gedateerd 16 november 2022 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard. Om de kans op recidive te verminderen en de kans op langdurige gedragsverandering te vergroten, acht de reclassering het van belang dat de verdachte de gedragsinterventies Leefstijl 24/7 en CoVa volgt. Voorts adviseert de reclassering om een reclasseringstoezicht te koppelen aan deze bijzondere voorwaarden, daar dit mogelijk kan dienen als externe motivatie. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, gedragsinterventie middelengebruik, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De op te leggen straffen
De rechtbank is van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Hierbij acht de rechtbank van doorslaggevend belang de aard en ernst van de bewezenverklaarde gedragingen en de zeer ernstige gevolgen voor het slachtoffer en haar naasten. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een rijontzegging opleggen. Voor de duur van deze ontzegging mag de verdachte op de openbare weg geen motorrijtuigen besturen. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om de verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.
In beginsel acht de rechtbank de eis zoals geformuleerd door de officier van justitie, gelet op de ernst van het feit, passend en geboden. De rechtbank is echter van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte grond is gelegen enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. De verdachte heeft ter terechtzitting – desgevraagd – verklaard dat hij niet voornemens is om zijn autorijbewijs te halen. Voorts is uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat de verdachte voor het woon-werkverkeer afhankelijk is van zijn scooterrijbewijs. De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden is met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Ook hieraan zal een proeftijd worden verbonden voor de duur van 3 jaar. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de voorwaarden koppelen zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering van 16 november 2022.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zich moet melden bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Stationsplein 21, 1703 WD te Heerhugowaard. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte actief deelneemt aan gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijl 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
2 jaren.
Beveelt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
drie jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Altena,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2023