ECLI:NL:RBNHO:2023:2463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
15.304640.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot metamfetamine

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 november 2022 op Schiphol, waar de verdachte samen met medeverdachten een hoeveelheid metamfetamine (Crystal Meth) het land in probeerde te smokkelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het feit gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de koffer die zij vervoerde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, door de koffer niet te controleren, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich in de koffer iets anders bevond dan geld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat het medeplegen van de invoer van metamfetamine bewezen verklaarde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met haar jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.304640.22 (P)
Uitspraakdatum: 9 maart 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum - en plaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel, HvB.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. Stroink en van hetgeen de verdachte en haar raadsman mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 22 november 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine (Crystal Meth), zijnde methamfetamine (Crystal Meth) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de invoer van metamfetamine. Voorts heeft de raadsman de rechtbank – subsidiair –verzocht de verdachte vrij te spreken van het bestanddeel medeplegen, nu niet vastgesteld kan worden dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Gedragingen van de verdachte en medeverdachten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De verdachte en de medeverdachten [naam 1] en [naam 2] hebben via WhatsApp contact met elkaar via de Whatsappgroep “Rokende vrienden”. In deze WhatsAppgroep wordt onder meer gesproken over de reis naar Amsterdam en Europa. In één van de gesprekken deelt de verdachte mede dat zij bang is om drie jaar gevangen te worden genomen. In dat gesprek reageert de medeverdachte [naam 1] dat zij alle twijfels moet voorleggen aan “Kiki Daniel” en dat zij volgens de Europese wet niet zouden worden vervolgd, omdat ze slechts “smokkelaars” zijn.
De medeverdachte [naam 1] heeft verklaard dat de persoon Kiki Daniel de kosten van een reis naar en verblijf in Europa zou betalen voor de verdachte en de medeverdachten. De verdachte, als ook de medeverdachten, zou voor Kiki Daniel geld meenemen. De koffers voor de reis werden door hem beschikbaar gesteld. De koffers hebben zij – de verdachte en haar medeverdachten – vlak voor de reis ontvangen bij [naam 1] thuis en daar hebben zij de koffers tegelijkertijd ingepakt.
De verdachte is vervolgens samen met de medeverdachten op 22 november 2022 met het vliegtuig vanuit Mexico in Nederland aangekomen. Op Schiphol is gezien dat de verdachte een mintgroene koffer met bagagelabel op naam van [naam 1] van de bagageband pakt die vervolgens door [naam 1] wordt meegevoerd richting uitgang. Bij controle door de douane geeft de verdachte aan dat de roze koffer op naam van [naam 2], die door de verdachte werd meegevoerd richting de uitgang van de verdachte, eigenlijk haar koffer is, waarop zij het cijferslotje van genoemde koffer opent. Medeverdachte [naam 2] heeft de zwarte koffer op naam van de verdachte meegenomen richting de uitgang.
In de koffer van de verdachte en in de koffers van de medeverdachten is na controle door de douane in een dubbele bodem metamfetamine aangetroffen.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een passagier die per vliegtuig een bagagestuk met zich voert, met de inhoud daarvan bekend is en voor die inhoud dan ook verantwoordelijk is. Van dat uitgangspunt moet worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt dat die passagier met die inhoud niet bekend was en daarmee niet bekend had behoren te zijn. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zou zijn afgesproken dat zij en haar reisgenoten geld zouden vervoeren en zij niet wist dat er in haar koffer metamfetamine zat. Ze heeft verder verklaard dat ze nadat een ander persoon – buiten haar aanwezigheid – pakketten in haar koffer had gedaan, de koffer heeft ingecheckt zonder nog verder kennis te nemen van de inhoud daarvan. Door de inhoud van de koffer niet nader te controleren, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in de koffer iets anders zou bevinden dan geld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op de invoer van de hoeveelheid metamfetamine die in de koffer is aangetroffen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer andere daders. Uit de WhatsAppconversatie tussen de verdachte en de medeverdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte en de medeverdachten met behulp van ene “Kiki Daniel” met elkaar hebben afgesproken samen een reis van Mexico naar Europa te maken.
Uit hun verklaringen volgt verder dat de verdachte en de medeverdachten tegelijkertijd de koffers in Mexico van “Kiki Daniel” hebben ontvangen en vervolgens ingepakt. Zij zijn door hem naar het vliegveld gebracht en zij zijn samen naar Nederland gereisd, elk met een koffer. In alle koffers zat op eenzelfde manier metamfetamine verborgen. Op Schiphol hebben de verdachte en de medeverdachten elkaars koffer van de bagageband afgehaald of mee richting de uitgang genomen, waaruit blijkt dat de koffers tussen de verdachte en de medeverdachten uitwisselbaar zijn.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van invoer van metamfetamine bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 22 november 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest van de verdachte.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de jeugdige leeftijd van de verdachte en geeft de rechtbank in overweging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van maximaal 31 maanden, uitgaande van de invoer van 3,2 kilogram verdovende middelen, gelet op het netto gewicht van de verdovende middelen dat in de koffer op naam van de verdachte zat.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich, tezamen met de medeverdachten, schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van in totaal ruim 10.000 gram metamfetamine. Dat is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in metamfetamine gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Ook om die reden worden forse straffen opgelegd voor de invoer van harddrugs.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een Opiumwetdelict is veroordeeld.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking. Deze dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij de invoer van een hoeveelheid harddrugs met een gewicht van meer dan 10.000 gram, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden. Bij een gewicht van tussen de 3000 en 4000 gram is dat in beginsel 30 tot 36 maanden.
Hoewel de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachten in totaal meer dan 10.000 gram aan metamfetamine binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ziet de rechtbank  anders dan de officier van justitie  in het onderhavige geval aanleiding om voor het opleggen van een gevangenisstraf uit te gaan van het nettogewicht aan metamfetamine dat bij de verdachte is aangetroffen, zijnde ruim drie kilogram. Op basis van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank aannemelijk dat de jeugdige naïviteit van verdachte er mede toe heeft geleid dat zij voor drugssmokkel is gebruikt. Er lijkt sprake van een sociaal vangnet (de vader van de verdachte was vanuit Mexico aanwezig tijdens de zitting) waaruit de rechtbank afleidt dat het risico dat verdachte nogmaals een dergelijke misstap zal begaan gering is. Ook hierin ziet de rechtbank aanleiding om voor de strafmaat aansluiting te zoeken bij het oriëntatiepunt behorende bij 3000 – 4000 gram. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mrs. A.M.C. de Haan en A.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2023.
Mr. A.M.C. de Haan en de griffier D.H. Geuze zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.