Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op het moment van de zitting gedetineerd in P.I. Utrecht. De tenlastelegging betrof de invoer van een hoeveelheid metamfetamine op 22 november 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op de invoer van de drugs.
De rechtbank heeft op basis van het bewijs, waaronder WhatsApp-berichten tussen de verdachte en medeverdachten, geconcludeerd dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte had een koffer ingecheckt zonder de inhoud te controleren, wat leidde tot de conclusie dat zij voorwaardelijk opzet had op de invoer van de metamfetamine. De rechtbank heeft het medeplegen van de invoer van de drugs bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met haar jeugdige leeftijd en naïviteit. De rechtbank heeft de straf gematigd ten opzichte van de eis van de officier van justitie, die 48 maanden had gevorderd.
De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet, in acht genomen bij het nemen van haar beslissing. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 9 maart 2023.