ECLI:NL:RBNHO:2023:2435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/15/337117 / TH ZA 23-3
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod en contactverbod in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H. van Dijk, had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente [gemeente], dat hem een tijdelijk huisverbod en contactverbod met belanghebbende [belanghebbende] had opgelegd. Dit huisverbod was oorspronkelijk opgelegd op 17 februari 2023 en verlengd tot 17 maart 2023. Verzoeker betwistte de noodzaak van het huisverbod en voerde aan dat de dreiging van gevaar was afgenomen. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat, hoewel de dreiging was afgenomen, deze nog niet in voldoende mate was verdwenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de veiligheid van belanghebbende en de minderjarige zoon zwaarder woog dan de belangen van verzoeker. Echter, na het tweede systeemgesprek op 8 maart 2023, waarin werd vastgesteld dat de situatie was verbeterd, besloot de voorzieningenrechter het huisverbod en contactverbod per 10 maart 2023 op te heffen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor de periode vanaf 10 maart 2023, maar wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd de gemeente [gemeente] veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
voorzieningenrechter
Wet tijdelijk huisverbod
zaak-/rekestnummers: C/15/337117 / TH ZA 23-3 (voorlopige voorziening)
C/15/337113 / FA RK 23-867 (beroep)
Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), tevens uitspraak in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb van 10 maart 2023
in de zaak van
[verzoeker], verzoeker, tevens eiser, hierna te noemen: verzoeker,
wonende te [plaats] ,
gemachtigde: mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem,
tegen
de burgemeester van de gemeente [gemeente], verweerder,
zetelende te [plaats] ,
gemachtigden: mr. E.J.P. Huijbregts en mr. M.P. Hoogewerf,
in welke zaak belanghebbende is:
[belanghebbende],
hierna te noemen: belanghebbende [belanghebbende] ,
wonende te [plaats] .

1.De procedure

1.1
Bij besluit van 17 februari 2023 heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) en een contactverbod met belanghebbende [belanghebbende] en de minderjarige [de minderjarige] (zoon van verzoeker en belanghebbende [belanghebbende] ) opgelegd voor de periode van 17 februari 2023 te 12:41 uur tot 27 februari 2023 te 12:41 uur.
Bij besluit van 27 februari 2023 zijn het huisverbod en contactverbod verlengd met een aansluitende periode van achttien dagen, derhalve tot 17 maart 2023 te 12:41 uur.
1.2
Tegen het besluit van 27 februari 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij brief van 27 februari 2023 beroep ingesteld en tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen, namelijk schorsing van het bestreden besluit totdat op het beroepschrift is beslist en proceskostenveroordeling van verweerder.
1.3
Verweerder heeft op 28 februari 2023 volgende stukken ingediend:
  • het bestreden besluit;
  • het beleidsadvies van 27 februari 2023;
  • de zienswijze van de gemachtigde van verzoeker van 26 februari 2023;
- het zorgadvies van 23 februari 2023
1.4
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde;
  • verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Belanghebbende [belanghebbende] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.5
De behandeling van de zaak is op 2 maart 2023 aangehouden, in afwachting van het tweede systeemgesprek op 8 maart 2022 en partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun nadere standpunten voor 9 maart 2023 te 15:00 uur en 17:00 uur respectievelijk schriftelijk kenbaar te maken.
1.6
Op 9 maart 2023 zijn de nadere schriftelijke standpunten van verzoeker en verweerder ontvangen. Verweerder heeft daarbij tevens het zorgadvies van 8 maart 2023 overgelegd.

2.De beoordeling

2.1
Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2
Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
2.3
Aangezien alle voor een beslissing relevante feiten en omstandigheden aan de orde zijn geweest, meent de voorzieningenrechter, partijen gehoord hebbende, dat nader onderzoek in dit geval redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen. Daarom zal de voorzieningenrechter gebruikmaken van de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, zodat verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek. Het feit dat het huisverbod nog van kracht is, brengt spoedeisendheid met zich.
2.5
Op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Op grond van artikel 9 van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
2.6
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat nog steeds sprake is van een dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan en dat het nog niet is geweken. Belanghebbende [belanghebbende] is namelijk bang voor verzoeker en vreest zijn wraakacties, aangezien nu diverse instanties zijn betrokken, aangifte is gedaan tegen verzoeker en een tijdelijk huisverbod is opgelegd. Belanghebbende [belanghebbende] vreest dat verzoeker haar dit niet vergeeft en wraak zal nemen, omdat hij dat volgens haar altijd doet.
Verweerder heeft bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid gebruik kunnen maken van de bevoegdheid tot verlening van het huisverbod en het contactverbod want het is noodzakelijk om onder leiding van de hulpverleningsinstanties goede veiligheids- en toekomstafspraken te maken, met het oog op het borgen daarvan.
2.7
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met het bestreden besluit en dat hij dat besluit in strijd acht met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
Verzoeker is van mening dat aan de voorwaarden voor de verlenging van het tijdelijk huisverbod niet is voldaan omdat zijn aanwezigheid in de woning geen ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert en/of dat van hem geen dreiging van dit gevaar uitgaat. Het onderzoek van verweerder naar de feiten acht verzoeker onzorgvuldig. Verzoeker betwist de stellingen van belanghebbende [belanghebbende] over het huiselijk geweld en wijst erop dat de strafzaak tegen hem op 17 februari 2023 is geseponeerd. Hij wijst ook erop dat in het zorgadvies van 23 februari 2023 wordt geconstateerd dat de ernst van de dreiging bij het opleggen van het huisverbod ten opzichte van de datum van dat advies is afgenomen, en dat er sinds de oplegging van het huisverbod geen geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Verzoeker is bereid de nodig geachte hulp te aanvaarden en de hulpverlening is van de grond gekomen. Op 23 februari 2023 heeft immers het eerste systeemgesprek plaatsgevonden. Verzoeker is van mening dat verweerder zijn meewerkende opstelling, bij het bestreden besluit onvoldoende heeft meegewogen.
Daarnaast vindt verzoeker dat het huisverbod door verweerder is verlengd om de scheiding van partijen op gang te kunnen brengen, terwijl (1) die bevoegdheid van verweerder niet mag worden gebruikt om een andere procedures te overbruggen, terwijl (2) belanghebbende [belanghebbende] al op 21 februari 2023 een verzoek heeft gedaan tot echtscheiding en tot voorlopige voorziening(en) in het kader daarvan en terwijl (3) verzoeker de wens van belanghebbende [belanghebbende] tot scheiding respecteert en de scheiding zal accepteren.
Het bestreden besluit is volgens verzoeker disproportioneel in verband met de verlenging voor de maximale duur van achttien dagen en de onevenredig nadelige gevolgen daarvan voor verzoeker en de minderjarige zoon.
2.8
Verweerder heeft zich op 9 maart 2023 op het standpunt gesteld dat de dreiging van het gevaar, althans het ernstige vermoeden daarvan, op 27 februari 2023 zich voortzette en dat verweerder daarom bevoegd was om het bestreden besluit te nemen. De feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het bestreden besluit, geven bovendien geen reden voor een andersluidend oordeel.
2.9
Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat het tweede systeemgesprek op 8 maart 2023 om 16.00 uur heeft plaatsgevonden. De zorgcoördinator van Veilig Thuis heeft mede op basis van dit gesprek het zorgadvies van 8 maart 2023 opgesteld. In het zorgadvies wordt geconcludeerd dat, hoewel de getaxeerde dreiging is afgenomen, de dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. Partijen zijn er nog niet in geslaagd veiligheidsafspraken te maken en de hulp daarvoor moet nog opgestart worden. Het gevaar voor escalatie is niet geweken.
Veilig Thuis heeft Jeugdbescherming geadviseerd om Ambulante Spoedhulp in te zetten, zodat er alsnog op korte termijn een veiligheidsplan gemaakt kan worden. Het verzoek om Ambulante Spoedhulp in te zetten is in de ochtend van 9 maart 2023 overigens verstuurd. Het startgesprek was in de ochtend van 9 maart 2023 nog niet ingepland, maar vindt in de regel de volgende dag plaats.
Naar het oordeel van Veilig Thuis kan Verzoeker terugkeren naar huis als het veiligheidsplan gemaakt is. Veilig Thuis adviseert daarom het huisverbod (nu) niet in te trekken. Verweerder ziet geen reden om af te wijken van het advies van Veilig Thuis.
Met betrekking tot het verzoek van verzoeker om contact te hebben met zijn zoon, heeft Veilig Thuis desgevraagd aangegeven dat Jeugdbescherming – binnen de kaders van het huisverbod – een begeleid contactmoment kan organiseren tussen verzoeker en zijn zoon, mits de zoon daarvoor openstaat. Daartegen bestaat geen bezwaar.
2.1
Verweerder heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen en het verzoek om vergoeding van proceskosten af te wijzen.
2.11
Verzoeker heeft zich op 9 maart 2023 op het standpunt gesteld dat het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan niet (langer) bestaat, althans in voldoende mate is afgenomen.
In ieder geval heeft hij verzocht het bestreden besluit te vernietigen ten aanzien van het algehele contactverbod met zijn zoon, inhoudende dat verzoeker vanaf 9 maart 2023 telefonisch contact mag hebben met zijn zoon en begeleid contact mag hebben via de Jeugdbescherming, nu verweerder daartegen geen bezwaar heeft.
Concluderend, heeft verzoeker verzocht het beroep geheel of partieel gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen dan wel te schorsen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2.12
Verzoeker heeft daartoe aangevoerd dat de reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] , die op 8 maart 2023 aanwezig was bij het tweede systeemgesprek, de gemachtigde van verzoeker op 9 maart 2023 informeerde “dat er afspraken zijn gemaakt en dat er samen met Jeugdzorg een plan opgesteld wordt om tijdelijk met elkaar onder één dak te wonen, tot aan de scheiding.”
Dat is iets anders dan wat in het zorgadvies van 8 maart 2023 staat genoteerd en aan het standpunt van verweerder van 9 maart 2023 ten grondslag ligt, namelijk dat “de hulp nog opgestart moet worden.” Verzoeker en belanghebbende [belanghebbende] zijn inmiddels al tweemaal bij elkaar gekomen en er zijn wel degelijk afspraken gemaakt, in ieder geval voldoende concreet om verzoeker thuis te laten wonen. Verder begrijpt verzoeker niet goed waarom het verzoek om Ambulante Spoedhulp pas op 9 maart 2023 is verstuurd, terwijl Veilig Thuis al vanaf 15 februari 2023 bij het gezin betrokken is. Die “Spoedhulp” had veel eerder opgestart kunnen zijn, in ieder geval meteen na het eerste systeemgesprek van 23 februari 2023. In zoverre is de hulpverlening onredelijk laat ingezet en duurt dus ook het huisverbod onredelijk lang.
Verder constateert verzoeker dat de getaxeerde dreiging volgens het zorgadvies van 8 maart 2023 (nog) verder is afgenomen, dat hij weet dat hij te ver is gegaan, dat hij zich aan het huisverbod conformeert en dat hij meewerkt aan het maken van veiligheidsafspraken. verzoeker heeft op 6 maart 2023 een intake gehad met zijn familierechtadvocaat in verband met de scheidingsprocedure. Ook dat traject is opgestart. Belanghebbende [belanghebbende] had al een advocaat.
Tot slot lijkt aan de conclusie van verweerder om het huisverbod te handhaven met name ten grondslag te liggen dat het tot het gesprek van 8 maart 2023 niet mogelijk was om belanghebbende [belanghebbende] zich te laten verbinden aan het veiligheidsplan. Het is dus belanghebbende [belanghebbende] die de afspraken blokkeert c.q. de hulpverlening stagneert, en niet verzoeker. De bevoegdheid om het huisverbod te verlengen mag niet worden gebruikt om belanghebbende [belanghebbende] extra tijd te gunnen.
2.13
Uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, concludeert de voorzieningenrechter dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit er nog steeds sprake was gevaar of een ernstig vermoeden daarvan. De ernst van de dreiging ten tijde van het bestreden besluit was weliswaar afgenomen ten opzichte van de situatie ten tijde van het opleggen van het huisverbod op 17 februari 2023, maar nog niet in voldoende mate. Daarnaast waren er ten tijde van het besteden besluit op 27 februari 2023 nog geen (veiligheids)afspraken gemaakt, geen veiligheidsplan opgesteld en geen hulpverlening gestart.
2.14
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit in redelijkheid van zijn bevoegdheden gebruik heeft kunnen maken. De omstandigheid dat verzoeker in een moeilijke situatie is terechtgekomen waarbij hij onder meer in zijn auto heeft moeten overnachten, is bij het opleggen en het verlengen van een tijdelijk huisverbod niet van doorslaggevende betekenis. Het belang van belanghebbende [belanghebbende] en de minderjarige zoon bij een afkoelingsperiode en hun gezamenlijk verblijf in de woning zonder aanwezigheid van verzoeker, heeft verweerder zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van verzoeker en het huisverbod aan hem kunnen opleggen. Verweerder heeft een dergelijke afweging op grond van de omstandigheden van dit concreet geval kunnen maken.
2.15
Tot slot dient te worden beoordeeld of er op dit moment aanleiding bestaat het huisverbod op te heffen omdat aangenomen kan worden dat het gevaar is geweken. Hiervoor bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel aanleiding omdat de huidige situatie anders is dan ten tijde van het bestreden besluit. Op 8 maart 2023 heeft immers het tweede systeemgesprek plaatsgevonden. Uit het zorgadvies van 8 maart 2023 blijkt dat het gevaar of een ernstig vermoeden daarvan inmiddels nog verder is afgenomen, dat er geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden, dat verzoeker (opnieuw) zijn bereidheid tot medewerking aan de nodige (veiligheids)afspraken heeft laten zien, dat verzoeker intussen ook zijn medewerking aan de echtscheiding wil verlenen en dat belanghebbende [belanghebbende] zich tot het tweede systeemgesprek op 8 maart 2023 niet aan de veiligheidsafspraken wilde laten verbinden.
2.16
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het voorgaande dat het gevaar of een ernstig vermoeden daarvan op dit moment in voldoende mate is afgenomen en dat het niet aan verzoeker ligt dat er nog geen (veiligheids)afspraken zijn gemaakt en dat er nog geen hulpverlening van de grond is gekomen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het huisverbod en contactverbod per 10 maart 2023 te 17:00 uur op te heffen.
2.17
De voorzieningenrechter zal daarom het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigen voor wat betreft de periode vanaf 10 maart 2023 te 17:00 uur.
2.18
Nu de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, brengt dit in het onderhavige geval mee dat verzoeker geen belang meer heeft bij een uitspraak op zijn verzoek om voorlopige voorziening, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
2.19
De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de gemeente [gemeente] als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht €
2.092,50 in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep (1 punt voor het verzoekschrift en het beroepschrift gezamenlijk vanwege de samenhang van de zaken, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen, wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, worden deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb betaald aan de rechtsbijstandverlener.
‬‬‬‬‬‬

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1
verklaart het beroep gegrond;
3.2
vernietigt het bestreden besluit van 27 februari 2023 voor zover dit ziet op de periode vanaf 10 maart 2023 te 17:00 uur;
3.3
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
3.4
veroordeelt verweerder in de proceskosten en wijst de gemeente [gemeente] aan als de rechtspersoon die €
2.092,5‬0 dient te betalen aan rechtsbijstandverlener van verzoeker in verband met de redelijkerwijs gemaakte proceskosten voor het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep gezamenlijk.
‬‬‬‬‬‬
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. van Mierlo, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Hausenblasová, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023. Bij ontstentenis van de voorzieningenrechter is deze beschikking ondertekend door mr. B.M.A. Bataille.
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.