ECLI:NL:RBNHO:2023:2376

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
15/116911-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en bezit van kinderpornografisch materiaal

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een elfjarig slachtoffer en het in bezit hebben van grote hoeveelheden kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 362 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De voorwaardelijke gevangenisstraf is onderworpen aan bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde seksueel binnendringen, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bood. Daarnaast is er een immateriële schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, terwijl de ouders van het slachtoffer niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/116911-21 (P)
Uitspraakdatum: 7 maart 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, advocaat te Zaandam, waarnemend voor mr. D.E. Oud, advocaat te Wormerveer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [datum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen en/of houden van zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het brengen en/of houden van zijn penis in de anus van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- knuffelen en/of
- het strelen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of strelen van de vagina en/of de billen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het likken van de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, met [slachtoffer 1] , geboren op [datum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- knuffelen en/of
- het strelen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of strelen van de vagina en/of de billen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het likken van de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] ;
Feit 2
Proces-verbaal p. 295 ev
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2020 tot en met 29 september 2021 te Hoorn, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of video's - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een computer (IBN-nummer [nummer]) en/of een laptop (IBN-nummer [nummer]) en/of een Iphone 6 (IBN-nummer [nummer]) en/of een Iphone 8 (IBN-nummer [nummer]) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 4, [bestandsnaam] )
en/of
het met de/een hand penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno video 1, [bestandsnaam] )
en/of
het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno foto 7, [bestandsnaam] )
en/of
het door een dier oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 2, bestandsnaam: [bestandsnaam] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze
van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(pv p. 306, toonmap foto 6, bestandsnaam: [bestandsnaam] )
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 1, [bestandsnaam] )
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van het slachtoffer over het door de verdachte binnendringen met de penis in de vagina overeenkomt met de bevindingen van het NFI, waarbij bij het slachtoffer diep vaginaal sporen zijn aangetroffen die duiden op DNA van de verdachte.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van het seksueel binnendringen met de penis in de vagina en/of anus zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. De verdachte heeft deze wijze van binnendringen steeds ontkend en het slachtoffer heeft hierover wisselend verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 primairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs voor het in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde seksueel binnendringen door de verdachte. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Met betrekking tot het binnendringen met de penis in de vagina en/of anus
Op 1 mei 2021 heeft slachtoffer [slachtoffer 1] ten overstaan van verbalisanten een (korte) eerste verklaring afgelegd. Hierin heeft zij onder meer verklaard dat sprake is geweest van diverse ontuchtige handelingen, te weten het door de verdachte aanraken van haar vagina met zijn handen en mond, waarbij de verdachte met zijn tong een beetje naar binnen zou zijn gegaan. De vraag of de verdachte (met zijn geslachtsdeel) in haar vagina is geweest, heeft zij toen ontkennend beantwoord. Over binnendringen via de anus is [slachtoffer 1] niet bevraagd en heeft zij niets verklaard. Op 5 mei 2021 heeft [slachtoffer 1] tijdens een uitgebreid studioverhoor haar verklaring aangevuld door te verklaren dat de verdachte met zijn vinger in haar vagina is gegaan. Aanvankelijk heeft [slachtoffer 1] in dit verhoor verklaard dat zij geen (andere) seksuele dingen met de verdachte heeft gedaan en dat de verdachte geen kleding heeft uitgetrokken. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte
welkleding heeft uitgedaan én dat hij met zijn penis in haar anus en in haar vagina is geweest.
De verdachte heeft verklaard dat tussen hem en [slachtoffer 1] weliswaar seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar heeft steeds ontkend dat hij met zijn penis in de vagina en anus van [slachtoffer 1] is gegaan. Ook ter terechtzitting heeft hij dit ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat de uiteenlopende bewoordingen waarin [slachtoffer 1] zich heeft geuit over het gebruik van de penis door de verdachte met zich brengen dat haar verklaring geen solide basis kan bieden voor de bewijsvoering wat betreft dit onderdeel van de tenlastelegging. Reeds daarom kan dit onderdeel van het primair tenlastegelegde niet bewezen worden verklaard.
Daar komt bij dat in de resultaten van het sporenonderzoek, zoals opgenomen in het NFI-rapport van 11 augustus 2021 geen bevestiging kan worden gevonden voor penetratie van de vagina met de penis. Er wordt melding gemaakt van aanwijzingen voor spermavloeistof in de omgeving van de schaamlippen en clitoris van [slachtoffer 1] en van microscopische waarneming van spermacellen aan de
buitensteschaamlippen. Voor de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van het binnendringen van de anus bevat het sporenonderzoek geen enkele aanwijzing.
Met betrekking tot het binnendringen met de vinger in de vagina
[slachtoffer 1] heeft consistent verklaard dat de verdachte met zijn vinger in haar vagina is geweest.
Gelet op die consistentie bestaan op voorhand geen contra-indicaties om van haar verklaring op dit onderdeel uit te gaan.
De verdachte heeft op dit punt verklaard dat hij alleen met een vingertopje op enig moment in [slachtoffer 1] ’s vagina is geweest, in die zin dat zijn vinger ‘iets dieper dan echt erop’ was, maar dat hij niet met zijn vinger naar binnen is gegaan.
In de omgeving van de schaamlippen en bij de clitoris van [slachtoffer 1] zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van spermavloeistof en speeksel. Dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bevestiging voor de verklaring van [slachtoffer 1] om te concluderen tot bewezenverklaring van binnendringen met de vinger. Daarnaast is onbekend wat voor type materiaal diep vaginaal bij [slachtoffer 1] is aangetroffen en kan ook hieruit niet het binnendringen met de vinger worden afgeleid.
Conclusie
Gelet op het voorgaande bevat het dossier dan ook te weinig aanknopingspunten voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde seksueel binnendringen.
De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen allereerst vast dat de verdachte op 29 september 2021 in Opperdoes als kinderpornografisch geclassificeerd materiaal in zijn bezit heeft gehad.
Dit materiaal was grotendeels direct benaderbaar en bevond zich op een iPhone 6 en een laptop. Ook bevond een deel van het materiaal zich in OneDrive, een clouddienst voor de opslag van data. Deze OneDrive was benaderbaar via de voornoemde laptop van de verdachte. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte op 1 mei 2021 in Middenbeemster op zijn iPhone 8 de beschikking had over het kinderpornografisch materiaal dat in de tenlastelegging is aangeduid als ‘video 1’.
Ter terechtzitting heeft de verdachte schoorvoetend erkend dat hij enige wetenschap heeft gehad van de kinderpornografie op de gegevensdragers. Daarbij heeft hij toegelicht dat hij wordt beheerst door gevoelens van schaamte. De rechtbank is van oordeel dat van de wetenschap aan de zijde van de verdachte kan worden uitgegaan. Uit de processtukken blijkt dat de verdachte veelvuldig heeft gechat in de sleutel van het verkrijgen van kinderpornografisch materiaal (procesdossier pagina 277 – 284) en dat tal van daaraan te relateren tabbladen open stonden op het moment van de doorzoeking op 29 september 2021 (procesdossier pagina 231 – 240). Bovendien veronderstellen de plaatsing van afbeeldingen in de cloud en de directe benaderbaarheid van de beelden een actieve rol van de verdachte. De rechtbank acht daarom het opzet van de verdachte op het bezit bewezen.
Aan de verdachte is daarnaast ten laste gelegd dat hij kinderpornografisch materiaal heeft verworven en/of zich de toegang daartoe heeft verschaft. Ter terechtzitting heeft de verdachte in dat kader verklaard dat hij meerdere malen kinderporno heeft gekeken en mogelijk een keer iets van dat materiaal heeft gedownload.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de verdachte handelingen met betrekking tot het verwerven en het zich toegang verschaffen tot het kinderpornografisch materiaal heeft, respectievelijk moet hebben verricht, maar dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat de verdachte die handelingen daadwerkelijk in de in de tenlastelegging opgenomen pleegperiode heeft verricht. Bij die stand van zaken volgt dan ook alleen een bewezenverklaring voor het in bezit hebben op de genoemde twee plaatsen en twee data. Voor het overige tenlastegelegde zal de verdachte worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de twee bewezenverklaarde data, kan dan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt, zodat ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging ook geen bewezenverklaring zal volgen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde omschrijvingen van foto’s 2 en 6 overweegt de rechtbank tot slot dat wat in de tenlastelegging als feitelijke omschrijving is opgenomen niet in overeenstemming te brengen is met de inhoud van het proces-verbaal waarin het kinderpornografisch materiaal is beschreven. Voor deze delen van de tenlastelegging zal daarom ook geen bewezenverklaring volgen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
Feit 1 subsidiair
hij op 1 mei 2021 te Middenbeemster, gemeente Beemster, met [slachtoffer 1] , geboren op
[datum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- knuffelen en
- het strelen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en
- het betasten en
/ofstrelen van de vagina en
/ofde billen van voornoemde [slachtoffer 1] en
- het likken van de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] ;
Feit 2
hij op 1 mei 2021 in Nederland, een gegevensdrager, te weten een Iphone 8 (IBN-nummer [nummer]), bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een hand penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno video 1, [bestandsnaam] )
en
hij op 29 september 2021 in Nederland, gegevensdragers, te weten een laptop (IBN-nummer [nummer]) en een Iphone 6 (IBN-nummer [nummer]), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 4, [bestandsnaam] )
en
het met een hand betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(pv p. 308, toonmap kinderporno foto 7, [bestandsnaam] )
en
het houden van een stijve penis bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(pv p. 307, toonmap kinderporno foto 1, [bestandsnaam] ).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Feit 2: een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaar, met daaraan verbonden de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de volgende omstandigheden. De verdachte kampt met zware psychische problemen, waarvoor hij al hulp krijgt van de GGZ en de reclassering. De verdachte is een zeer beschadigde jongen en heeft de afgelopen twee jaar zijn best gedaan om zijn weg te vinden. Gelet op de persoon van de verdachte, wat hem wordt verweten en in welke context dat heeft plaatsgevonden, acht de raadsman oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met het destijds elfjarige slachtoffer. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en heeft hij alleen oog gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging. Hij heeft online met het slachtoffer gecommuniceerd, haar ingepalmd en zo de ontuchtige handelingen stap voor stap voorbereid en uiteindelijk uitgevoerd.
Dat de verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft geprobeerd iets te forceren bij het slachtoffer doet daar – gelet op haar zeer jonge leeftijd – niet aan af. Van het slachtoffer mocht immers niet worden verwacht dat zij haar grenzen op seksueel gebied kon aangeven jegens de verdachte. Dat het handelen van de verdachte een grote impact heeft gehad op het slachtoffer en haar gezin blijkt uit de namens haar ouders ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Daarnaast heeft de verdachte zich op twee momenten schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van grote hoeveelheden kinderpornografisch materiaal. Het bezit van kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Door dit materiaal in zijn bezit te hebben gehad, heeft de verdachte bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag en het aanbod hiervan. Bovendien blijkt voldoende uit het dossier dat de verdachte doelgericht en bestendig naar kinderporno heeft gezocht. De rechtbank acht dit zeer verwerpelijk.
Voornoemde feiten zijn ernstig en veroorzaken naast direct leed en verdriet bij de slachtoffers en hun naasten, ook sterke gevoelens van afschuw en verontwaardiging in de samenleving.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages, gedateerd 28 oktober 2021 en 29 september 2022 en opgemaakt door [naam 1] , werkzaam bij Reclassering Nederland. Deze rapportages houden onder meer in dat bij de verdachte aanwijzingen zijn voor een autismespectrumstoornis en depressieve klachten. Ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit was sprake van een sterke focus op, of overmatige interesse in seks. Sinds de verdachte in behandeling is bij de GGZ lijkt dit te zijn verminderd en is sprake van toenemend zelfinzicht. Hoewel zijn beperkte probleemoplossende vaardigheden en beperkt sociaal netwerk risicofactoren blijven voor delictgedrag, wordt het risico op recidive ingeschat als laag. De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd om af te gaan op een kwetsbaarheid in de persoonlijkheid van de verdachte, in die zin dat hij lijdt aan PDD NOS.
De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met de jeugdigheid en voornoemde kwetsbaarheid van de verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van de verdachte, nu hij ter terechtzitting uiteindelijk, zij het beperkt, opening van zaken heeft gegeven omtrent het bezit van kinderporno.
De op te leggen straf
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan de verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan zijn voorarrest.
De rechtbank stelt voorop dat de bewezenverklaring in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt. Alles afwegende is de rechtbank echter van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van na te noemen duur en omvang passend en geboden zijn. De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd. Dit geeft aanleiding om ten opzichte van de gevorderde straf naar beneden af te wijken. Het onvoorwaardelijke strafdeel zal bestaan uit drie dagen, waardoor de duur daarvan – zo blijkt uit mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting – gelijk is aan de tijd die de verdachte in preventieve hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd verbinden van drie jaren om de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden. Een proeftijd langer dan drie jaar, zoals door de officier van justitie gevorderd, is gelet op het bepaalde in artikel 14b, lid 2, Sr niet mogelijk, nu niet wordt voldaan aan het daarin geldende vereiste dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het risico op recidive wordt door de reclassering immers ingeschat als laag.
Verder acht de rechtbank oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf verbinden.

7.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen gegevensdragers waarop kinderpornografisch materiaal is aangetroffen en de overige inbeslaggenomen voorwerpen die met kinderpornografie in verband kunnen worden gebracht, worden onttrokken aan het verkeer. Zij heeft aan die vordering toegevoegd dat zij niet in staat is met enige precisie aan te duiden welke voorwerpen dat precies betreft. Bij die stand van zaken wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering ten aanzien van het beslag.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Op 20 februari 2023 heeft de rechtbank van mr. R. van den Berg, advocaat te Haarlem, één formulier Verzoek tot Schadevergoeding ontvangen dat ziet op het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank begrijpt dat sprake is van drie vorderingen, te weten:
Van het slachtoffer, waarbij door haar ouders [naam 2] en [naam 3] als wettelijk vertegenwoordigers € 15.000,00 immateriële schadevergoeding voor het slachtoffer wordt gevorderd, wegens psychisch letsel;
Van de vader van het slachtoffer, [naam 2] , waarbij € 2.500,00 immateriële schadevergoeding wordt gevorderd, wegens shockschade;
Van de moeder van het slachtoffer, [naam 3] , waarbij € 2.500,00 immateriële schadevergoeding wordt gevorderd, wegens shockschade.
Voorts begrijpt de rechtbank dat de ouders van het slachtoffer
gezamenlijkverplaatste materiële schade van € 12.978,35 vorderen, bestaande uit kosten verbonden met de aanschaf van een paard voor [slachtoffer 1] en beveiliging van de woning.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze, op juridisch niet geheel deugdelijke, wijze gepresenteerde vorderingen het volgende.
De vordering namens het slachtoffer
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. Vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 komt de rechtbank billijk voor als zijnde het bedrag waarop de schade kan worden begroot, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, alsmede de aard en ernst van de normschending. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor het overige.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: ontucht] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
De vorderingen van de ouders wegens shockschade
Shockschade betreft immateriële of materiële schade die ontstaat door het waarnemen van een gebeurtenis of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Bij toekenning van shockschade gaat het niet zozeer om vergoeding van leed, maar moet degene die vergoeding vordert zelf geestelijk letsel hebben opgelopen als direct gevolg van die waarneming of confrontatie. Voor vergoeding van shockschade is op grond van art. 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Bij toekenning van shockschade is als voorwaarde gesteld dat het geestelijk letsel moet zijn opgelopen als direct gevolg van de waarneming en confrontatie van het bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat niet is onderbouwd dat aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor shockschade is voldaan. Niet kan worden vastgesteld of sprake is van psychisch letsel dat is veroorzaakt als gevolg van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het feit. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.
De vordering van de ouders wegens verplaatste schade
Derden, onder wie naasten van het slachtoffer, hebben geen aanspraak op vergoeding van materiële schade, behalve wanneer het gaat om zogeheten verplaatste schade, zoals bedoeld in artikel 6:107 BW. Hiermee wordt bedoeld de schade die bestaat uit kosten die derden hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer en die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, indien zij deze kosten had gemaakt.
Uit de onderbouwing van de vordering volgt onvoldoende dat de vordering ziet op schade die het slachtoffer heeft geleden. Evenmin is onderbouwd dat sprake is van rechtstreekse schade voortvloeiende uit het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partijen ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 2] en [naam 3] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van driehonderdvijfenzestig (365) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot driehonderdtweeënzestig (362) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, gevestigd op het adres Drechterwaard 102, 1824 DX te Alkmaar. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de forensische polikliniek van de ggz Noord Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [slachtoffer 1] , geboren op [datum] te [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er
kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. De veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
tweehonderdveertig(
240) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderdtwintig (120) dagen hechtenis.
Beslag
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 2.000,00, (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[naam 2]
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[naam 3]
Verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G. van Roest, voorzitter,
mr. R.M. Steinhaus en mr. J.J. Veldheer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2023.