ECLI:NL:RBNHO:2023:2359

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
15-028102-22 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met ontkennende verdachte en bewijsvoering op basis van getuigenverklaringen en DNA-onderzoek

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die inmiddels is overleden, verstandelijk beperkt was en leed aan een vorm van dementie. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door objectieve en forensische bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek. De verdachte heeft geen verklaring gegeven die de redengevendheid van het bewijs ontzenuwt, en er ontbreekt een verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA op de incontinentieluier van de aangeefster.

De rechtbank heeft de tenlastelegging als geldig beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 9 dagen, met aftrek van het voorarrest. Bij de beslissing over de sanctie heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, evenals de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen persoonlijke omstandigheden zijn die nopen tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-028102-22 (P)
Uitspraakdatum: 23 februari 2023
Verstek
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Bulgarije),
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] .

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- betasten van de heupen van die [aangeefster] en/of
- het naar beneden trekken van de broek en/of de (incontinentie)luier van die [aangeefster] en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis aan voornoemde [aangeefster] en/of
- het drukken van zijn, verdachtes, (ontblote) penis tegen de billen, althans het lichaam van voornoemde [aangeefster] en/of het zijn (ontblote) penis tegen de billen, althans het lichaam van voornoemde [aangeefster] aangedrukt houden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit
- het (onverhoeds) vastpakken van voornoemde [aangeefster] bij haar middel en/of
- het zeer plotseling en/of onverhoeds tonen van zijn (ontblote) penis aan voornoemde [aangeefster] en/of
- het naar beneden trekken van de broek en/of (incontinentie)luier van voornoemde [aangeefster] en/of
- het omhoog trekken van de trui van voornoemde [aangeefster] .

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die als bijlage I aan dit vonnis zijn gehecht.
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.2.2
Bewijsoverweging
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging als geheel en niet op elk onderdeel daarvan. Dit artikel verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer de veronderstelde dader de ontucht ontkent, zoals in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan echter worden afgeleid dat de verklaring van het slachtoffer voldoende bewijs kan opleveren indien deze voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal daarom hierna ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster [aangeefster] , en op de vraag of die verklaring voldoende wordt ondersteund door ander bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van aangeefster [aangeefster] betrouwbaar acht. De verklaring is kort na de gebeurtenis afgelegd in een informatief gesprek met de politie. Haar verklaring is gedetailleerd en consistent met wat zij heeft verteld aan haar mantelzorger [mantelzorger] en aan de verbalisanten die als eerste ter plaatse waren op 31 januari 2022. Hoewel uit het dossier is gebleken dat aangeefster, die inmiddels is overleden, verstandelijk beperkt was en leed aan een vorm van dementie, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Mantelzorger [mantelzorger] heeft verklaard dat aangeefster, toen zij kort na de gebeurtenissen door de politie werd gehoord, de vragen nog goed kon beantwoorden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van aangeefster op belangrijke punten voldoende steun vindt in de andere – objectieve en forensische – bewijsmiddelen en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat er twee mannen aan haar deur kwamen die slecht Nederlands spraken en zeiden dat ze glazenwassers waren. Zij heeft de mannen binnengelaten. De mannen hebben door het huis gelopen, koffie gedronken en daarna het spaarvarkentje van aangeefster meegenomen. Nadat de mannen het spaarvarkentje hebben geleegd, hebben zij het weer teruggebracht. Al deze elementen vinden steun in de verklaringen van de broer van de verdachte ( [de broer van verdachte] ) en de achterbuurman van aangeefster (getuige [getuige] ).
Verder heeft aangeefster verklaard dat de kleinere jongere man haar bij haar middel heeft vastgepakt, haar spijkerbroek en incontinentieluier naar beneden heeft getrokken en met zijn ontblote penis tegen haar billen aan zat. Alhoewel de verdachte bij de politie ontkent in het huis van aangeefster te zijn geweest, verklaart de broer van de verdachte wel dat ze binnen zijn geweest en ook verklaart hij dat er is gesproken over seks. Hij verklaart echter dat het aangeefster was die avances maakte en niet zijn broer, maar die verklaring vindt geen steun in de overige inhoud van het dossier.
Tot slot is de linkerkant en rechterkant van de tailleband van de incontinentieluier die aangeefster droeg bemonsterd, op de plekken waarvan aangeefster zegt dat ze daar is aangeraakt door de verdachte. In die bemonstering is DNA aangetroffen dat zeer sterk matcht met het DNA van de verdachte of een in de mannelijke lijn aan hem verwante man. [1] In theorie zou het DNA dus ook van de broer van de verdachte kunnen zijn, maar daarvoor biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Als aangeefster wordt gevraagd welke van de twee mannen haar heeft aangeraakt, wijst zij de verdachte aan. Hij is inderdaad de jongere en kleinere van de twee broers.
De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. De verdachte heeft daar geen verklaring tegenover gesteld die de redengevendheid van het bewijs ontzenuwt. Integendeel, de verdachte heeft bij de politie en de rechter-commissaris ontkent dat hij überhaupt is binnen geweest en heeft een week later tegen de Raad voor de Kinderbescherming gezegd dat aangeefster hem juist wilde aanraken. Een verklaring hoe zijn DNA op de incontinentieluier van aangeefster terecht is gekomen, ontbreekt. De rechtbank komt al met al tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 31 januari 2022 te Zaandam, door een feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het betasten van de heupen van die [aangeefster] en
- het naar beneden trekken van de broek en de incontinentieluier van die [aangeefster] en
- het tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis aan voornoemde [aangeefster] en
- het drukken van zijn, verdachtes, ontblote penis tegen de billen van voornoemde [aangeefster]
en bestaande die feitelijkheid uit
- het onverhoeds vastpakken van voornoemde [aangeefster] bij haar middel en
- het onverhoeds tonen van zijn ontblote penis aan voornoemde [aangeefster] en
- het naar beneden trekken van de broek en incontinentieluier van voornoemde [aangeefster] en
- het omhoog trekken van de trui van voornoemde [aangeefster] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 dagen, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer aangerand door haar te dwingen ontuchtige handelingen te dulden door haar onder meer vast te pakken, haar broek en incontinentieluier naar beneden te trekken en zijn ontblote penis tegen haar billen te drukken. Daarmee heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn gedrag voorrang gegeven aan zijn eigen seksuele behoeftes en op geen enkele manier rekening gehouden met de nadelige gevolgen van zijn handelingen voor het slachtoffer. De gedragingen van de verdachte zijn temeer ernstig, nu het feit heeft plaatsgevonden in het huis waar het slachtoffer woonde. Een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Daarbij komt dat het slachtoffer vanwege haar gevorderde leeftijd, verstandelijke beperking en dementie extra kwetsbaar was. De rechtbank rekent de verdachte dit zeer aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de briefrapporten die zijn opgesteld ten tijde van de voorgeleiding, door [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad), van 2 februari 2022 en 8 februari 2022. Uit deze rapporten blijkt dat de verdachte samen met zijn moeder en oudere broers en zussen, nadat hij enkele jaren in Duitsland heeft gewoond, is teruggekeerd naar Bulgarije. De vader is lang geleden overleden. In Duitsland heeft de verdachte naar eigen zeggen beroepsonderwijs gevolgd en heeft hij zijn diploma gehaald. Dit is bevestigd door zijn moeder. Volgens de moeder zijn er nooit zorgen geweest om de verdachte. Hij heeft nooit hulpverlening gehad en is niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. De verdachte heeft tot slot een positieve indruk achter gelaten in de JJI. Verder is er weinig zicht op wie de verdachte is en in hoeverre er een risico op recidive is. Omdat de verdachte niet in Nederland woont, zijn er geen mogelijkheden om gegevens bij zijn school of over de inzet van hulpverlening te achterhalen. Dit maakt dat er een eenzijdig beeld van de verdachte, zijn opvoedomgeving en dagbesteding is. Uit de brief van de Raad blijkt dat er geen contact meer met de verdachte is geweest nadat hij eind februari 2022 is teruggekeerd naar Bulgarije. De Raad heeft zich daarom onthouden van een strafadvies.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat er geen persoonlijke omstandigheden naar voren zijn gekomen die nopen tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal daarom een vrijheidsbenemende straf van 9 (negen) dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest van 9 dagen. Door de jeugddetentie gelijk te stellen aan het voorarrest, hoeft de verdachte niet terug naar de justitiële jeugdinrichting.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 77a, 77g, 77i en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
9 (negen) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (te stellen op 9 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Drenth, voorzitter, mr. M.M. van Weely, rechter, allebei tevens kinderrechter, en mr. M.M. Rademaker, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Jense,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023.
mr. M.M. Rademaker en mr. G. Drenth zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.D