In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die inmiddels is overleden, verstandelijk beperkt was en leed aan een vorm van dementie. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door objectieve en forensische bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek. De verdachte heeft geen verklaring gegeven die de redengevendheid van het bewijs ontzenuwt, en er ontbreekt een verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA op de incontinentieluier van de aangeefster.
De rechtbank heeft de tenlastelegging als geldig beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 9 dagen, met aftrek van het voorarrest. Bij de beslissing over de sanctie heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, evenals de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen persoonlijke omstandigheden zijn die nopen tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken.