ECLI:NL:RBNHO:2023:2341

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
C/15/328953 / JU RK 22-914
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor drie maanden, in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat een thuisplaatsing op dit moment niet aan de orde is, gezien de nog te nemen stappen door de moeder en de voortgang van de systeemtherapie die zowel [de minderjarige] als de moeder volgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] momenteel goed functioneert in het gezinshuis, maar dat er nog onduidelijkheid bestaat over zijn perspectief en de rol van de vader in zijn leven. De GI is opgedragen om de rechtbank uiterlijk op 13 maart 2023 te informeren over de actuele stand van zaken, met name over het perspectief van [de minderjarige]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023, en schriftelijk vastgesteld op 19 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/328953 / JU RK 22-914
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
Hierna te noemen: de vader,
Wonende in [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 5 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de update van de GI, ingekomen bij de griffie op 13 december 2022.
1.2.
Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] en de vader zijn niet ter zitting verschenen om hun standpunt kenbaar te maken.
2. De feiten
2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 7 juli 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke nadien is verlengd tot 7 juli 2023.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 juli 2021 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Bij beschikking van 5 juli 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 januari 2023, onder aanhouding van de beslissing op het meer verzochte.
2.4.
[de minderjarige] verblijft op basis van genoemde machtiging in [verblijfplaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Thans ligt nog ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 7 juli 2023.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd.
Op 7 juli 2022 is [de minderjarige] verhuisd naar zijn nieuwe woonplek in een gezinshuis. De overgang is goed verlopen. [de minderjarige] heeft een goede klik met de andere kinderen en hij accepteert begeleiding en ondersteuning vanuit de gezinshuisouders. De gezinshuisouders zijn in de zomervakantie gestart met het werken aan [de minderjarige] reactie op situaties en zijn manier van aandacht vragen. [de minderjarige] en de moeder volgen daarnaast ook nog steeds systeemtherapie. [de minderjarige] heeft vaak weerstand tegen therapie, maar de laatste keren is hij opvallend vrolijk en meewerkend. Het vermoeden van alle betrokkenen is dat [de minderjarige] reflectiever is geworden; "Als ik me op een bepaalde manier opstel, dan krijg ik dat terug.". Het theatrale in zijn gedrag neemt af. Alleen als hij hoog in zijn emoties zit, wordt het lastig voor hem. Op school gaat het ook goed. [de minderjarige] heeft een zekere rust en kan bezig met zijn schoolwerk.
Een andere ontwikkeling is dat de advocaat van de vader vlak voor de zomervakantie contact heeft opgenomen met de GI en dat de vader contact wil met [de minderjarige] . In eerdere gesprekken met de vader lukte het niet om te komen tot afspraken over contact met [de minderjarige] . Vader heeft een kaart gestuurd waarin hij vraagt hoe het met [de minderjarige] gaat. [de minderjarige] heeft daarop aangegeven dat hij de vader ter verantwoording wil roepen en hem wil vragen waarom hij in de steek is gelaten. De gezinshuisouders gaan dit met [de minderjarige] oppakken. De GI heeft daarnaast een begeleider voor de vader geregeld om hem te ondersteunen. Belangrijk is dat vader duidelijkheid gaat bieden aan [de minderjarige] in wat [de minderjarige] van hem kan verwachten.
Verder is de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder uitgebreid naar het weekend. [de minderjarige] heeft al een keer geslapen bij de moeder. Zichtbaar is dat rond de planning van de omgang moeder voor verwarring zorgt. Zij communiceert afspraken en haar invulling daarvan tegen de afspraak in met [de minderjarige] . Daarnaast heeft de moeder moeite zich te verplaatsen in [de minderjarige] . Vanuit de gezinsmanager is aangegeven dat start van opvoedondersteuning een optie is voor moeder om haar te helpen zich meer te kunnen verplaatsen in [de minderjarige] .
Voorts is het perspectiefonderzoek afgerond in oktober 2022. De uitkomst daarvan is nog niet besproken met moeder en de hulpverlening. Eerst zal het perspectiefonderzoek bij intern bij de GI worden besproken zodat het standpunt vanuit de GI kan worden bepaald. Daarna zal er een overleg worden gepland met moeder en de onderzoekers van het perspectief om dit te bespreken en direct de te volgen lijn hierin mee te nemen. Het is in het belang van [de minderjarige] om de uitkomst van dit onderzoek zorgvuldig te bespreken en te bepalen welk pad gelopen zal worden vanuit dit advies. De GI heeft tijd nodig om dit zorgvuldig te laten plaats vinden.
3.3.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de GI] , waarnemend voor de vaste gezinsvoogd van [de minderjarige] , aangegeven dat het goed gaat met [de minderjarige] in het gezinshuis. Er wordt een stijgende lijn waargenomen en de stabiliteit doet hem zichtbaar goed. [de minderjarige] weet goed te vertellen hoe hij zich voelt en hoe belangrijk het is dat de moeder aansluit bij zijn belevingswereld. Het is daarvoor noodzakelijk dat de moeder haar best doet om mee te werken aan de hulpverlening. Voorts heeft de GI desgevraagd verduidelijkt dat het perspectiefonderzoek wellicht in oktober 2022 was afgerond, maar dat er doorgaans nog tijd nodig is voor verslaglegging en intern overleg. [de vaste gezinsvoogd] , de vaste gezinsvoogd, is spoedig weer terug van verlof en zij zal dan een afspraak maken met de moeder om de uitkomst van het onderzoek te bespreken. voorts is aangegeven dat de GI het contactherstel met de vader voorzichtig heeft aangepakt omdat zij de wensen en gevoelens van de moeder, als enig gezaghebbend ouder, ook in acht wilde nemen.

4.Het standpunt van de belanghebbende

4.1.
De moeder heeft aangegeven dat de uitkomsten van het perspectiefonderzoek nog steeds niet met haar zijn besproken. De vaste gezinsvoogd is er een tijdje uit geweest en haar vervanger werd vervolgens ook ziek. De hele situatie heeft hierdoor in de tussentijd stil gestaan. Ook rondom het contactherstel met de vader heeft de GI niet voortvarend genoeg gehandeld. Pas na lange tijd heeft de GI contact opgenomen met de vader om zijn wensen over de omgang te bespreken. Toen dit eenmaal opgepakt werd, had de vader alweer plannen gemaakt om naar Suriname te gaan. Hierdoor loopt ook dit proces vertraging op. Ondertussen is de omgang met [de minderjarige] en de moeder wel verder uitgebreid. De moeder ziet [de minderjarige] een weekend per vier weken en daarnaast iedere woensdagmiddag en iedere vrijdagmiddag wanneer zij samen naar systeemtherapie gaan. Daarnaast ziet de moeder [de minderjarige] extra tijdens de vakanties, feestdagen en op bijzondere dagen. Op die momenten geeft [de minderjarige] aan dat hij graag weer bij zijn moeder wil wonen. Hij vindt het nogal druk in het gezinshuis en hij is dat niet gewend. De moeder weet niet wat zij hem kan zeggen hierover, nu de uitkomsten van het onderzoek nog onzeker zijn. De moeder vindt het een absurde situatie omdat zij nog steeds hard werkt om [de minderjarige] weer thuis te kunnen laten wonen, en er ondertussen een onderzoek is afgenomen met een uitkomst die dit plan zou kunnen doorkruisen. De moeder wil graag op korte termijn weten waar zij aan toe is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, is de kinderrechter van oordeel dat een thuisplaatsing van [de minderjarige] op dit moment niet aan de orde kan zijn. Het is nog steeds niet duidelijk of [de minderjarige] uiteindelijk weer bij de moeder kan gaan wonen en er zijn nog diverse punten waar verder aan moet worden gewerkt voordat [de minderjarige] eventueel weer thuis kan wonen. Zo volgen [de minderjarige] en de moeder systeemtherapie die nog niet is afgerond, dient de moeder nog diverse stappen te zetten in het aanvaarden van hulpverlening, werkt [de minderjarige] samen met de gezinshuisouders aan het omgaan met zijn emoties, dient de omgang met de moeder verder te worden gemonitord en uitgebreid, en is het nog onduidelijk welke rol de vader in het leven van [de minderjarige] zal spelen. Nu [de minderjarige] het naar omstandigheden goed doet bij het gezinshuis, is de kinderrechter van oordeel dat hij daar in ieder geval de aankomende maanden nog moet blijven. Dit betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] zal worden verlengd.
5.3.
Ten aanzien van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt. Bij beschikking van 5 juli 2022 is de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden verlengd, in verband met een lopend perspectiefonderzoek. Inmiddels is duidelijk dat dit onderzoek is afgerond in oktober 2022, maar ook dat de uitkomsten daarvan nog niet zijn gedeeld met de moeder. De kinderrechter vindt het op basis van de stukken en de toelichting van de waarnemend gezinsvoogd, moeilijk te doorgronden waarom deze informatie en de gevolgen daarvan nog niet zijn gedeeld met de moeder. De kinderrechter vindt het van belang dat er op korte termijn duidelijkheid komt over het perspectief van [de minderjarige] , zodat alle betrokkenen weten waar zij naartoe werken. Indien het perspectief van [de minderjarige] bij de moeder ligt, vindt de kinderrechter het daarnaast van belang dat er een stappenplan wordt gemaakt zodat inzichtelijk wordt hoe dit doel gerealiseerd zal worden. Om een vinger aan de pols te kunnen houden, verleent de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing opnieuw voor een kortere duur dan verzocht, te weten voor de duur van drie maanden en houdt zij de beslissing op het meer verzochte aan.
5.4.
De kinderrechter verzoekt de GI om de rechtbank uiterlijk op 13 maart 2023 te informeren over de actuele stand van zaken (in het bijzonder over het perspectief van [de minderjarige] ), waarbij zij ook aangeeft of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. Daarbij wijst de kinderrechter erop dat de zaak afhankelijk van het standpunt van de GI over het perspectief van [de minderjarige] mogelijk zal worden aangebracht bij de meervoudige kamer van deze rechtbank.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige:
 [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 april 2023;
6.2.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing op het meer verzochte
pro formaaan tot
3 april 2023;
6.3.
draagt de GI op om uiterlijk drie weken daarvoor,
te weten uiterlijk 13 maart 2023de rechtbank te informeren over de recente stand van zaken en de vraag of het verzoek wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.