2.8.1.De vrouw heeft verzocht de verdeling van de gemeenschap van goederen vast te stellen op de door haar voorgestane wijze.
De man heeft daartegen verweer gevoerd en heeft bij zelfstandig verzoek verzocht de verdeling vast te stellen op de door hem voorgestane wijze.
Ter zitting hebben partijen, desgevraagd, verklaard dat zij de rechtbank verzoeken de verdeling vast te stellen en waar dit niet mogelijk is, de wijze van verdeling te gelasten.
Het verzoek van de man om te bepalen dat partijen over dienen te gaan tot verdeling en verrekening van de huwelijksgemeenschap is ter zitting ingetrokken.
2.8.2.Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 16 maart 2022.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting volgt dat de ontbonden huwelijksgemeenschap volgens partijen in ieder geval bestaat uit de volgende activa en passiva:
a. de [merk auto] , type [type] uit 2014 met kenteken [kenteken] ;
b. de saldi van de bankrekeningen;
c. de inboedel;
d. een schuld bij de Rabobank van 15.000,- euro;
e. een schuld bij het UWV van 54.000,- euro;
f. een huurschuld bij de broer van de vrouw van 25.000,- euro;
g. een schuld bij de ABN AMRO bank van 6000,- euro.
Uitsluitend de activa komen voor verdeling in aanmerking. Daarbij wordt opgemerkt dat, voor zover partijen op onderdelen overeenstemming over de (wijze van) verdeling hebben bereikt, er geen wettelijke grondslag is voor een rechterlijke beslissing over de verdeling.
De rechtbank zal voornoemde posten hierna bespreken en beslissingen nemen.
a.
[merk auto]
De vrouw heeft de rechtbank bij gewijzigd verzoek ter zitting verzocht te bepalen dat de [merk auto] aan haar wordt toegedeeld waarbij zij de helft van de taxatiewaarde zoals weergegeven in het taxatierapport van 25 februari 2022 (productie 18 aanvullend/gewijzigd verzoek van de vrouw van 2 februari 2023), aan de man zal voldoen.
De man heeft bij gewijzigd verzoek ter zitting verzocht de [merk auto] aan de vrouw toe te delen waarbij op haar de verplichting rust om de helft van de huidige waarde aan de man te voldoen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de [merk auto] als volgt. De vrouw heeft vanaf de peildatum tot aan de zitting de beschikking gehad over de auto. Gelet hierop komt het de rechtbank redelijk voor om te bepalen dat de [merk auto] wordt toegedeeld aan de vrouw tegen voornoemde taxatiewaarde van € 5.863,-, waarbij op de vrouw de verplichting rust om wegens overbedeling de helft van die taxatiewaarde aan de man te voldoen.
Bankrekeningen
Partijen zijn overeengekomen dat de saldi van de op naam van partijen staande bankrekeningen ten tijde van de peildatum bij helfte verdeeld zullen worden.
Nu partijen hebben nagelaten om de rechtbank volledig te informeren over de op hun naam/namen staande bankrekeningen en de saldi op die rekeningen per 16 maart 2022, zal de rechtbank de wijze van verdeling van de saldi gelasten aldus, dat deze per 16 maart 2022 bij helfte gedeeld dienen te worden. Partijen dienen elkaar daartoe over en weer inzage te geven.
Inboedel
Partijen zijn overeengekomen dat zij de inboedel in onderling overleg zullen verdelen, waarbij zij uitvoering zullen geven aan de volgende ter zitting gemaakte afspraken:
- de fotolijst wordt toebedeeld aan de vrouw;
- de originele foto’s uit de fotolijst worden toebedeeld aan de man, waarbij de man op kosten van de vrouw zorg draagt voor kopieën van de foto’s voor de vrouw;
- het beeldje met de handen wordt toegedeeld aan de vrouw;
- alle overige goederen waar de man om heeft verzocht worden toegedeeld aan de man, te weten de computer, de harde schijven, de vaderdagcadeau’s waaronder schilderijtjes, de PS4 spellen, de Playstation vita, de overige computerspellen, de blue ray films, het gereedschap, de elektrische sigaret en vloeistoffen, de fotocamera, de printer en de nas schijf, indien die bij de vrouw aanwezig is;
- mr. Engels zal de vrouw informeren om welk specifiek gereedschap de man verzoekt;
- de man zal de goederen die aan hem worden toegedeeld binnen drie maanden na deze beschikking bij de vrouw ophalen.
Nu partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de inboedel, is de rechtbank niet bevoegd daarover een beslissing te nemen.
2.7.5.Schulden
Ingevolge artikel 1:102 BW blijft na de ontbinding van de gemeenschap ieder van de echtgenoten voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, waarvoor hij voordien aansprakelijk was. De interne draagplicht van de echtgenoten volgt uit artikel 1:100 lid 1 BW: ieder draagt de helft van deze schulden, tenzij anders is bepaald bij huwelijkse voorwaarden of bij overeenkomst die tussen de echtgenoten bij geschrift is gesloten met het oog op de aanstaande ontbinding van de gemeenschap anders dan door de dood of ten gevolge van opheffing bij huwelijkse voorwaarden. De echtgenoot die een schuld voor een groter deel heeft voldaan dan met zijn draagplicht overeenstemt, heeft voor het meerdere verhaal op de andere echtgenoot.
Schuld bij de Rabobank van € 15.000,-
De vrouw heeft bij gewijzigd verzoek ter zitting verzocht de draagplicht voor de schuld bij de Rabobank ten tijde van de peildatum bij helfte vast te stellen.
De man heeft bij gewijzigd verzoek ter zitting verzocht de draagplicht voor deze schuld ten tijde van de zitting bij helfte vast te stellen.
De rechtbank overweegt als volgt. Omdat na de peildatum door een partij of beide partijen nog afbetalingen op deze schuld zijn gedaan, zal de rechtbank de draagplicht voor de waarde van de schuld ten tijde van de peildatum bij helfte vaststellen en bepalen dat voor zover een van de partijen meer dan de helft heeft voldaan aan die partij in zoverre een regresrecht op de ander toekomt.
Schuld bij het UWV € 54.000,-
De man heeft de rechtbank verzocht de draagplicht voor de schuld bij het UWV ten tijde van de peildatum bij helfte te vast te stellen.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en primair het bestaan van een schuld bij het UWV betwist. Subsidiair heeft de vrouw gesteld dat de schuld niet gezamenlijk is aangegaan, zij niet op de hoogte was van de schuld en daarvan geen voordeel heeft genoten, zodat zij niet draagplichtig is.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de man het bestaan van een schuld bij het UWV ten tijde van de peildatum had moeten aantonen. Dat heeft hij niet gedaan. De man heeft daarvan geen enkel bewijs overlegd. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom afwijzen.
Huurschuld van € 25.000,-
De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat ieder der partijen voor de helft draagplichtig is voor de huurschuld ten tijde van de peildatum. De vrouw heeft gesteld dat de man en de vrouw tijdens het huwelijk een huurovereenkomst zijn aangegaan met de broer van de vrouw, waarbij zij na betaling van € 25.000,- aan huurtermijnen het eigendom over de woning zouden verkrijgen. De huurtermijnen zijn volgens de vrouw niet betaald, zodat een schuld aan de broer van de vrouw is ontstaan.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd en het bestaan van de schuld betwist. De man heeft gesteld dat er nimmer sprake is geweest van een huurovereenkomst met de broer van de vrouw en zodoende ook geen huurschuld is ontstaan.
De vrouw heeft een huurovereenkomst ingebracht die alleen op haar naam staat en slechts enkele maanden voor ontbinding van de huwelijksgemeenschap is ingegaan. De huurovereenkomst geeft geen blijk van de huurkoopconstructie waarover de vrouw ter zitting heeft verklaard. De overlegde transactiedetails van een huurbetaling aan de broer van de vrouw dateren van na de peildatum en het betaalde bedrag komt niet overeen met het huurbedrag in de ingebrachte huurovereenkomst. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat de ingebrachte overeenkomst ten behoeve van onderhavige procedure is opgemaakt en dat er geen eerdere schriftelijk overeenkomst bestaat. Ten slotte is voor wat betreft het ontstaan van een betalingsachterstand op grond van de gestelde huurovereenkomst enkel een verklaring van de broer van de vrouw overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw het bestaan van de gestelde huurschuld ten tijde van de peildatum, gelet op de betwisting daarvan door de man, onvoldoende heeft aangetoond. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
Schuld bij de ABN AMRO bank van € 6000,-
De man heeft bij gewijzigd verzoek ter zitting de rechtbank verzocht te bepalen dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de bij de ABN AMRO bank ten tijde van de peildatum.
De vrouw heeft het bestaan van deze schuld ter zitting betwist.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw en het feit dat de man geen enkel bewijs van deze schuld heeft overgelegd overlegd, is de rechtbank van oordeel dat de man het bestaan van een schuld bij de ABN AMRO ten tijde van de peildatum bank niet heeft aangetoond. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom afwijzen.