ECLI:NL:RBNHO:2023:2283

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
10289186 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens parkeren op onjuiste locatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het parkeren op een plek die niet was bestemd voor zijn voertuig. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 15 februari 2023 was betrokkene aanwezig, bijgestaan door zijn vertegenwoordiger, de heer O.L.J. van Hoek. De gedraging die aan de boete ten grondslag lag, was het parkeren op een parkeerplaats die niet voor zijn voertuig was bestemd. Betrokkene erkende de gedraging, maar voerde aan dat de situatie ter plaatse onduidelijk was en dat er geen duidelijke belijning of borden waren om aan te geven dat het parkeren daar niet was toegestaan. De kantonrechter oordeelde echter dat het verkeersbord leidend was en dat weggebruikers altijd alert moeten zijn op de aanwezige bebording. Betrokkene's argumenten over de onduidelijke situatie en het ontbreken van een waarschuwing werden verworpen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10289186 \ WM VERZ 23-27
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 februari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door de heer O.L.J. van Hoek. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op parkeergelegenheid, terwijl voertuig niet tot aangegeven categorie of groep voertuigen behoorde.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft de gedraging erkend, zodat deze is komen vast te staan. Betrokkene doet een beroep op de onduidelijke situatie ter plaatse en heeft ter onderbouwing daarvan foto’s en een aantal stukken overgelegd.
Betrokkene voert aan dat de betreffende parkeerplaats nog niet af was en dat belijning en parkeertegels ontbraken. Het is, anders dan betrokkene stelt, geen verplichting om naast een bord nog andere uiterlijke kenmerken toe te voegen, zoals een parkeertegel. Het bord is leidend voor de weggebruiker. Het over het hoofd zien van een verkeersbord dient voor risico van betrokkene te komen. Onder het betreffende bord stonden twee pijlen gericht naar rechts en links. Hiermee worden de plaatsen aangeduid voor het laden van voertuigen. Belijning is dan ook niet nodig.
Er stond, zo voert betrokkene tevens aan, ook geen bord in de buurt om aan te geven dat de verkeerssituatie gewijzigd was. Van weggebruikers wordt verwacht dat zij te allen tijde oplettend zijn op aanwezige bebording. Verkeerssituaties kunnen wijzigen. Men dient daarop bedacht te zijn. Dit verweer slaagt dan ook niet.
Daarnaast stelt betrokkene onder verwijzing naar een berichtje uit de Schager Courant dat betrokkene net als de burgemeester een waarschuwing had moeten krijgen en dat er geen sprake was van opzet. Een daartoe bevoegde politieambtenaar heeft ter zake van het opleggen van een boete in de zin van de WAHV een zekere discretionaire bevoegdheid. De politieambtenaar kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een boete. In dit geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien van het opleggen van de boete. Uit het door betrokkene overgelegde bericht blijkt overigens niet of de betreffende waarschuwing aan de burgemeester was gegeven door het bevoegd gezag. De kantonrechter gaat daarom aan dit verweer voorbij.
Het verweer dat betrokkene de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, treft ook geen doel. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is immers opzet niet vereist.
De verwijzing van betrokkene naar artikel 11 van Beleidsregels Plaatsen van laadpalen voor elektrische voertuigen op openbaar terrein gaat niet op. Deze beleidsregels zijn naar de kantonrechter begrijpt van de gemeente Woerden en richten zich tot de wegbeheerder. Een individuele weggebruiker kan hieraan geen rechten ontlenen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de foto’s blijkt dat er bij de plaats waar betrokkene heeft geparkeerd een bord aanwezig was, alsmede een oplaadpaal. Voor betrokkene had het duidelijk moeten zijn dat er alleen geparkeerd mocht worden om een voertuig te laden. De kantonrechter ziet geen aanleiding om in hetgeen door betrokkene is aangevoerd een rechtvaardiging voor deze gedraging te zien. De boete is terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: