ECLI:NL:RBNHO:2023:2261

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
10230587 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 24 februari 2023, betreffende een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De zaak betreft een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de boete had vernietigd en een proceskostenvergoeding had toegewezen. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V. te Amsterdam, was niet aanwezig op de zitting van 23 februari 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie de beslissing handhaafde en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie de boete terecht had vernietigd vanwege onvolledige informatie van de ambtenaar, waardoor een goede afweging van de argumenten niet mogelijk was. De proceskostenvergoeding van € 200,25 werd toegekend, waarbij deze zaak als samenhangend werd aangemerkt met 14 andere zaken. Het beroepschrift van de gemachtigde richtte zich enkel op de toekenning van deze proceskostenvergoeding, en de kantonrechter behandelde dit als een verzoek op basis van artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had vastgesteld dat de werkzaamheden in deze zaak nagenoeg identiek waren aan die in andere zaken, omdat het om verschillende feitcodes en rechtsvragen ging. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkzaamheden van de gemachtigde in deze zaak inderdaad nagenoeg identiek waren aan die in de andere zaken, en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek tot vergoeding van de proceskosten werd afgewezen, omdat de gemachtigde niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10230587 \ WM VERZ 22-987
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 24 februari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd en een proceskostenvergoeding toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd omdat de informatie die de ambtenaar heeft verstrekt niet volledig was waardoor een grondige afweging van de aangevoerde argumenten niet mogelijk was. Vervolgens heeft de officier van justitie een proceskostenvergoeding van
€ 200,25 toegekend, waarbij deze zaak als samenhangend is aangemerkt met een totaal aantal van 14 zaken. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
De gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat deze zaak met genoemde andere zaken samenhangt.
De gemachtigde voert verder aan dat de verrichte werkzaamheden in deze zaak niet nagenoeg identiek zijn met de andere zaken omdat het gaat om verschillende feitcodes, geheel andere rechtsvragen en verschillende pleeglocaties. Bij de stukken heeft de gemachtigde gevoegd de administratieve beroepschriften in de door de officier van justitie als samenhangend met deze zaak genoemde zaken.
Namens de officier van justitie is ter zitting aangevoerd dat de gemachtigde in iedere zaak een gelijkluidend (pro forma) beroepschrift (met uitzondering van de naam van betrokkene en eventuele zaaknummers) heeft ingediend met soms één of meer standaardgronden. Deze werkzaamheden van de gemachtigde zijn in iedere zaak identiek.
De kantonrechter moet beoordelen of de werkzaamheden van de gemachtigde in deze zaak nagenoeg identiek konden zijn aan de werkzaamheden in door de officier van justitie genoemde zaken. Vastgesteld wordt dat de gemachtigde in deze zaak, waarin een boete was opgelegd voor het “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen”, een beroepschrift heeft ingediend. Hierin staat dat de gemachtigde nog niet beschikt over het proces-verbaal waardoor vooralsnog wordt volstaan met een blote ontkenning van het plegen van de gedraging. Daarnaast is in deze zaak een algemeen standaardverweer opgenomen dat ziet op digitale handhaving van C borden en een algemeen standaardverweer dat ziet op het afzien van staandehouding. De gemachtigde heeft in genoemde andere zaken steeds hetzelfde (nagenoeg) identieke deel van het beroepschrift ingediend, te weten een blote ontkenning al dan niet aangevuld met algemene standaardverweren.
Daarom is de kantonrechter van oordeel dat in deze zaak sprake is van verrichte werkzaamheden die nagenoeg identiek konden zijn aan de werkzaamheden die zijn verricht in genoemde andere zaken. Gelet hierop heeft de officier van justitie deze zaak terecht aangemerkt als met andere genoemde zaken samenhangend in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bbp en zal de kantonrechter het beroep ongegrond verklaren.
Nu de gemachtigde niet in het gelijk wordt gesteld, zal de kantonrechter het verzoek tot vergoeding van de proceskosten afwijzen.

De uitspraak

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 6 april 2022 met betrekking tot de proceskostenvergoeding in deze zaak ongegrond;
- wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: