Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 24 februari 2023, betreffende een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De zaak betreft een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de boete had vernietigd en een proceskostenvergoeding had toegewezen. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V. te Amsterdam, was niet aanwezig op de zitting van 23 februari 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie de beslissing handhaafde en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie de boete terecht had vernietigd vanwege onvolledige informatie van de ambtenaar, waardoor een goede afweging van de argumenten niet mogelijk was. De proceskostenvergoeding van € 200,25 werd toegekend, waarbij deze zaak als samenhangend werd aangemerkt met 14 andere zaken. Het beroepschrift van de gemachtigde richtte zich enkel op de toekenning van deze proceskostenvergoeding, en de kantonrechter behandelde dit als een verzoek op basis van artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).
De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had vastgesteld dat de werkzaamheden in deze zaak nagenoeg identiek waren aan die in andere zaken, omdat het om verschillende feitcodes en rechtsvragen ging. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkzaamheden van de gemachtigde in deze zaak inderdaad nagenoeg identiek waren aan die in de andere zaken, en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek tot vergoeding van de proceskosten werd afgewezen, omdat de gemachtigde niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.