In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens een niet-deugdelijke hulpkoppeling. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 10 februari 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging, namelijk dat de hulpkoppeling niet deugdelijk was bevestigd aan het trekkend voertuig, voldoende was komen vast te staan. De betrokkene voerde aan dat de verbalisant een onjuiste feitcode had gebruikt, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant, ondersteund door foto’s, voldoende bewijs bood voor de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.