ECLI:NL:RBNHO:2023:2210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
C/15/332814 / FA RK 22-4782
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en afwijzing verzoek omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een moeder en een vader met betrekking tot het gezag over hun minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. van Espen, heeft verzocht om wijziging van het gezag, zodat zij alleen het gezag over de kinderen zou krijgen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R. Croes-Bleijendaal, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend voor het vaststellen van een omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er jarenlang tevergeefs pogingen zijn gedaan voor contactherstel tussen de vader en de kinderen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het gezamenlijk gezag beëindigd moet worden. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen het gezag uitoefent, omdat de vader al zes jaar geen contact met hen heeft gehad en de kinderen hierdoor klem of verloren dreigen te raken. Het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen is afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zorgregeling | gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/332814 / FA RK 22-4782
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 maart 2023
in de zaak van:
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. van Espen, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader.
advocaat mr. R. Croes-Bleijendaal, kantoorhoudende te Heerhugowaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 13 oktober 2022;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 16 januari 2023;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 30 januari 2023;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 9 februari 2023;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen op 10 februari 2023;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de moeder, ingekomen op 14 februari 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2023 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. M. van Espen en de vader bijgestaan door mr. R. Croes-Bleijendaal. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
[de minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft voorafgaand aan de zitting haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 29 oktober 2015.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
Het gezamenlijk gezag over de minderjarigen is na de echtscheiding in stand gebleven. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de moeder.
2.3.
Uit een relatie van de moeder met [Stiefvader] zijn geboren [kind 1] , op [geboortedatum] , en [kind 2] , op [geboortedatum] . De relatie is inmiddels geëindigd.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, en later bij beschikking van deze rechtbank, zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld geweest - met uitzondering van de periode tussen 20 januari 2019 tot 11 augustus 2020 - van 21 juli 2015 tot 10 november 2022.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 september 2022 is aan de moeder
vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling van [de minderjarige 1] , inhoudende
het voorschrijven en verstrekken van AD(H)D-medicatie.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder strekt
primairtot wijziging van het gezag over voornoemde minderjarigen, in die zin dat voortaan het gezag over de minderjarigen alleen aan haar toekomt.
Subsidiairheeft de moeder verzocht voor recht te verklaren dat zij alleen is belast met het gezag over [de minderjarige 1] en te bepalen dat het gezag over [de minderjarige 2] wordt beëindigd en dat zij wordt belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 2] .
3.2.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat de omstandigheden sedert de datum van de beschikking zijn gewijzigd en dat het niet langer in het belang van de minderjarigen is dat het gezamenlijk gezag blijft voortduren. Ondanks de inzet van de GI is contactherstel tussen de vader en de kinderen niet gelukt. Er is al vijf en een half jaar geen contact. Contact tussen partijen is niet wenselijk vanwege PTSS van de moeder. [de minderjarige 1] is onder medische behandeling vanwege - onder meer - aandachts- en concentratieproblemen. De GI zorgt voor de communicatie met de vader hierover. De vader heeft behandeling van [de minderjarige 1] met medicatie geweigerd. De GI heeft hiervoor een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank ingediend, dat op 21 september 2022 is behandeld. De vader is niet ter zitting verschenen. De ondertoezichtstelling is in november 2022 geëindigd. De moeder voorziet dat gezamenlijke gezagsuitoefening problemen zal opleveren en de kinderen daardoor klem of verloren zullen raken. Het is in het belang van de kinderen dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de werkelijke situatie, namelijk dat de moeder al vijf en een half jaar alleen het gezag uitoefent, aldus de moeder.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader is van mening dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Daartoe heeft de vader - kort samengevat - betoogd dat het wettelijk uitgangspunt is dat beide ouders belast zijn met het ouderlijk gezag. Er is niet voldaan aan het klem-of-verloren-criterium. Beëindiging van het gezamenlijk gezag is ook niet anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk. De vader heeft weliswaar eenmaal geen toestemming gegeven voor medicatie van [de minderjarige 1] , maar voor het overige hebben de kinderen steeds de hulpverlening kunnen krijgen die de moeder en de GI voor hen nodig achtte. Daarnaast is het niet zo dat partijen helemaal geen contact met elkaar hebben. Het lukt hen om op een normale en constructieve wijze met elkaar over de kinderen te communiceren, aldus de vader.
4.2.
De vader heeft de rechtbank verzocht een zorgregeling vast te stellen waarbij:
- gedurende de eerste vier weken na de datum van de beschikking eenmaal per week een brief of kaartje wordt gestuurd of ontvangen;
- gedurende de daaropvolgende vier weken eens per week wordt gebeld via video;
- vanaf de negende week na de datum van de beschikking de vader en de kinderen eenmaal per veertien dagen onder begeleiding omgang hebben, waarbij de duur, frequentie en uitbreiding in overleg met de omgangsbegeleiding wordt bepaald.
4.3.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat hij de kinderen tot zijn grote verdriet ruim vijf jaar niet heeft gezien. Tijdens de ondertoezichtstelling is er met behulp van de gezinsvoogd wel gewerkt aan contactherstel door middel van het sturen van brieven/kaarten. Helaas is het nimmer tot de volgende stap van videobellen gekomen. Reden hiervan was een voorval bij de moeder thuis. Op instructie van de gezinsvoogd en in het belang van de kinderen heeft de vader zich voor wat betreft het contact met de kinderen steeds op de achtergrond gehouden. Omdat de kinderen niet meer onder toezicht staan en er niet met behulp van de GI aan herstel van het contact kan worden gewerkt, doet de vader het onderhavige verzoek. Er zijn geen contra-indicaties voor het opbouwen van het contact, anders dan dat er lange tijd geen contact is geweest, aldus de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Ter zitting heeft de Raad de vraag opgeworpen hoe het mogelijk is dat je als vader je kinderen zes jaar niet hebt gezien. De kinderen zullen nauwelijks een herinnering aan hun vader hebben. Het opbouwen van contact is niet gemakkelijk omdat het ingrijpend is na - naar de rechtbank begrijpt - zo’n lange periode zonder contact. De Raad heeft het belang benoemd van contact van de kinderen met beide ouders, maar tegelijkertijd betekent dat - zo begrijpt de rechtbank - dat er veel beweging en inspanning van de vader nodig is om dat contactherstel te realiseren. De Raad vraagt zich af of onderzoek naar omgang voor de hand ligt, nu het partijen niet samen is gelukt om vorm te geven aan omgang, ook niet onder leiding van hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling. Wat betreft de gezagskwestie heeft de Raad een onderzoek aangeboden ter beantwoording op de vraag of gezamenlijk gezag al dan niet in het belang van de kinderen moet worden geacht en in stand moet blijven.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.3.
De vraag die in deze zaak allereerst voorligt, is in hoeverre er sprake is van een van de in art. 1:253n BW genoemde criteria die beëindiging van het gezag rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat het van de zijde van de moeder gevoerde betoog dat de kinderen klem en verloren zullen raken, wanneer het gezamenlijk gezag blijft voortduren, voldoende is onderbouwd. Het gezamenlijk gezag wordt daarom beëindigd. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.4.
Gelet op het feit dat de vader de kinderen zo’n zes jaar geleden voor het laatst heeft gezien, ziet de rechtbank aanleiding om eerst het verloop kort weer te geven. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de echtscheiding tussen partijen in 2015 is uitgesproken. De moeder heeft een nieuwe relatie gekregen met [Stiefvader] (hierna: de stiefvader). Uit deze relatie zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de periode 2015 – 2022 onder toezicht gesteld geweest. De rechtbank begrijpt dat de moeder en stiefvader uitvoering geven aan co-ouderschap waar het de vier kinderen betreft. De kinderen wonen dus afwisselend bij de moeder en hun stiefvader. Uit de bij het verzoekschrift overgelegde beschikkingen van 8 augustus 2022 en 20 september 2022 blijkt dat er al langere tijd zorgen bestaan over de onduidelijkheid voor de kinderen over de rol van hun biologische vader in hun leven. De rechtbank overweegt dat, ondanks de bemoeienissen van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling, het in een periode van zes jaar tijd niet is gelukt om contactherstel tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen. In een op 11 oktober 2022 door de GI opgestelde brief aan de moeder staat - onder meer - vermeld dat de vader zeer lastig te bereiken is. De afgelopen jaren is geprobeerd contact met hem te onderhouden, maar dat is niet of nauwelijks gelukt. Contact met de vader is dus langere tijd - meerdere jaren - niet mogelijk geweest. Hij is een afwezige vader gebleven. De rechtbank begrijpt dat de vader in al die jaren ook niet of nauwelijks op zittingen ter behandeling van verzoeken ondertoezichtstelling is verschenen. In het najaar van 2022 nog heeft de rechtbank een beschikking gegeven waarin aan de moeder vervangende toestemming is verleend voor het verstrekken van AD(H)D-medicatie voor [de minderjarige 1] . Ook tijdens deze zitting was vader niet aanwezig.
5.5.
In het bij het verzoekschrift overgelegde verslag van Yulius van 31 januari 2023 komt [de minderjarige 1] naar voren als een kwetsbaar meisje dat veel heeft meegemaakt. In de periode dat zij bij Yulius in behandeling is geweest, is traumabehandeling via EMDR niet van de grond gekomen omdat dit teveel spanning bij haar oproept. In het gesprek dat de kinderrechter met [de minderjarige 1] heeft gehad, is de kwetsbaarheid van [de minderjarige 1] bevestigd. Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat zij jarenlang haar best heeft gedaan voor contactherstel, maar dat het niet is gelukt en dat zij en de stiefvader al zes jaar de klappen dragen die de kinderen hiervan krijgen. De moeder heeft benadrukt dat het niet zo mag zijn dat zulke jongen kinderen de pijn van een afwezige vader moeten dragen en verwikkeld zijn in een tweestrijd. De moeder is al enige tijd bezig is om toestemming van de vader te verkrijgen voor het opstarten van een dyslexie-onderzoek voor [de minderjarige 1] . Ter zitting heeft de vader deze toestemming verleend en een handtekening gezet op een daartoe van de zijde van de moeder overhandigd formulier. In zoverre kan de vader niet worden tegengeworpen dat hij zijn toestemming hieraan onthoudt. Aan de andere kant geldt dat de verleende toestemming eerder lijkt ingegeven door de fysieke aanwezigheid van de vader ter zitting en de ter zitting uitgesproken uitdrukkelijke wens van de moeder om [de minderjarige 1] te laten onderzoeken.
5.6.
Voor de beslissing om het gezamenlijk gezag te beëindigen is redengevend wat de GI in de brief van 11 oktober 2022 naar voren heeft gebracht, namelijk dat de afwezigheid van de vader de nodige impact op de kinderen heeft gehad. Uit de brief van de GI begrijpt de rechtbank verder dat de vader voor de GI een ongrijpbare partij is. De rechtbank overweegt dat het risico dat deze kinderen lopen om blootgesteld te worden aan (nog meer) teleurstelling (dan zij al te verwerken hebben gehad) zodanig groot is dat gezamenlijk gezag niet langer mag voortduren. Instandhouding van het gezamenlijk gezag zal met zich meebrengen dat de onzekere toekomst, waar het de betrokkenheid van hun biologische vader betreft, voor de kinderen zal voortduren, wat niet in hun belang wordt geacht. De verwachting dat de vader daadwerkelijk betrokken bij hen zal raken, op de manier die nodig is voor een normale ontwikkeling en met oog voor het welzijn van kinderen met een belast verleden wordt klein geacht. Gelet op het verleden tussen partijen, en wat hierover ter zitting aan de orde is geweest, en het feit dat de kinderen vele jaren onder toezicht zijn gesteld, moet het ervoor worden gehouden dat alle pogingen om deze ouders tot een (vorm van) samenwerking te laten komen, zijn mislukt.
5.7.
Gelet op het verhandelde ter zitting en de indruk die [de minderjarige 1] in het gesprek met de kinderrechter heeft achtergelaten, dringt zich de vraag op of een Raadsonderzoek naar de vraag hoe contactherstel moet worden vormgegeven, gelet op de hiervoor genoemde kwetsbaarheid, voor de kinderen niet te belastend is en de kinderen daarmee in hun belangen worden geschaad. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanleiding om mee te gaan in het aanbod van de Raad. Onderzoek naar de vraag of het gezamenlijk gezag al dan niet beëindigd dient te worden, is evenmin aan de orde. De rechtbank is ervan overtuigd dat een Raadsonderzoek niet meer zal opleveren dan de informatie die nu al beschikbaar is.
5.8.
De conclusie luidt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van gewijzigde omstandigheden die tot de slotsom leiden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen klem of verloren dreigen te raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
5.9.
Ten aanzien van het verzoek van de vader om omgang vast te stellen, stelt de rechtbank voorop dat omgang tussen ouder en kind in beginsel in het belang van het kind wordt geacht te zijn. In dit geval echter, acht de rechtbank omgang tussen de vader en de kinderen in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen. Het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling zal om die reden worden afgewezen. Gelet op dat belaste verleden, het verloop van de ondertoezichtstelling waarin jarenlang tevergeefs pogingen voor contactherstel zijn gedaan en er steevast is ingezet op de vervulling van een ouderrol voor de vader moet het ervoor worden gehouden dat het inzetten op omgang een gepasseerd station is. Voor de beslissing is doorslaggevend de kwetsbaarheid die de kinderen - met name [de minderjarige 1] - laten zien. De omstandigheden waarin [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nu opgroeien, zijn voor de beslissing om niet langer in te zetten op een rol voor de vader weliswaar niet doorslaggevend, maar zij spelen wel een rol in de belangenafweging. De moeder heeft de afgelopen jaren namelijk een hevige strijd geleverd om haar hoofd boven water te houden. Samen met de stiefvader heeft zij heel hard gewerkt om de behandeling van [de minderjarige 1] tot een succes te brengen. Het is bewonderenswaardig dat het haar lukt om met de stiefvader op te trekken en tezamen uitvoering te geven aan de invulling van (een vorm van co-) ouderschap voor de vier kinderen gezamenlijk, waardoor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] deels opgroeien bij hun stiefvader. Daarmee is de rol van een vaderfiguur in hun leven geborgd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen
[de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarigen toekomt;
6.2.
wijst het verzoek van de vader af om een omgangsregeling vast te stellen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.