ECLI:NL:RBNHO:2023:2201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
C/15/332976 / JU RK 22-1588
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervanging GI ex artikel 1:259 BW

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 februari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk op 21 december 2018 was ingesteld, is voor het laatst verlengd bij beschikking van 1 november 2022 tot 1 maart 2023. De gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 21 december 2023, vanwege zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die onder andere voortkomen uit de problematiek van de moeder en de afwezigheid van de vader in het leven van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2023 zijn de moeder, de grootvader en vertegenwoordigers van de GI verschenen. De moeder betwistte de zorgen van de GI en stelde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de zorgen van de GI gegrond zijn, onder andere door het zorgelijke gedrag van de minderjarige op school en de onduidelijkheid over de opvoedsituatie bij de moeder. Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot vervanging van de WSS door de Jeugd- en Gezinsbeschermers toegewezen, gezien de beschadigde vertrouwensrelatie tussen de moeder en de GI. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en dat er een nieuwe GI moet worden aangesteld om de samenwerking te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/332976 / JU RK 22-1588
Datum uitspraak: 28 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een (voorwaardelijk) verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI of de WSS,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. T.M. Melissen, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan: [de grootvader mz] , de grootvader (moederszijde (hierna: mz)).

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 1 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- het bericht over de stand van zaken en handhaving van het verzoek van de GI, met bijlagen, van 27 januari 2023;
- de berichten van de advocaat van de moeder, met producties 19 t/m/ 24, van 23 februari 2023;
- het bericht van de advocaat van de moeder, met productie 23, van 24 februari 2023.
1.2.
Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. T.M. Melissen;
- de opa (mz);
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De vader is – zonder afbericht – niet ter zitting verschenen om zijn standpunt kenbaar te maken.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 21 december 2018 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling voor het laatst is verlengd bij beschikking van 1 november 2022 tot
1 maart 2023, onder aanhouding van de beslissing op het meer verzochte.
2.4.
Bij beschikking van 1 november 2022 is voorts afgewezen de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van één jaar.

3.Het verzoek

3.1.
Thans ligt voor het resterende deel van het verzoek van de GI tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 21 december 2023.
3.2.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI het volgende aangevoerd. De huidige ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] zijn met name: de problematiek van de moeder en haar houding tegenover anderen, de negatieve gebeurtenissen die [de minderjarige] in het verleden heeft meegemaakt, het gedrag van [de minderjarige] op school en dat [de minderjarige] zijn vader niet ziet en hij dit wel graag wil. De afgelopen periode is zichtbaar geweest dat de moeder een aanvallende en emotioneel wisselende houding kan aannemen wanneer zij het ergens mee oneens is. Zo hebben de moeder en de grootouders mz een aanvallende houding aangenomen tijdens een MDO (de rechtbank begrijpt: multidisciplinair overleg) vanuit school, heeft de moeder [de minderjarige] en zijn halfbroertje voor de kerstvakantie plots van school gehaald zonder officiële afmelding op school, is de hulpverlening vanuit Koel en Co abrupt gestopt vanwege de onveiligheid van hun medewerkers en heeft de moeder in december aangegeven 2022 dat zij [de minderjarige] heeft aangemeld voor therapie bij de Praktijk, terwijl dit vervolgens niet bleek uit de terugkoppeling vanuit de Praktijk zelf. Ook de houding van de moeder op het schoolplein is een probleem geweest. Ouders van andere leerlingen hebben zich gemeld bij de leerkracht, omdat zij zich bedreigd hebben gevoeld door de moeder. Ook bestaat er nog een risico op middelengebruik bij de moeder. Hoewel er positieve stappen zijn gezet, is nog niet duidelijk of het ouders lukt op de lange termijn van de middelen af te blijven, waardoor dit een aandachtspunt blijft. Verder maakt de GI zich zorgen over de mate waarin de moeder [de minderjarige] belast met volwassenproblematiek en de effecten die de eerdere spanningen tussen de moeder en de ex-partner van de moeder hebben op [de minderjarige] . De GI vindt het zorgelijk dat [de minderjarige] op de hoogte was van het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing voordat dit verzoek ter zitting was behandeld. Ook was al ruim van tevoren met hem besproken dat hij mogelijk naar een andere school toe zou gaan. De GI is van mening dat de moeder op dit moment niet kan inschatten wat voor een impact het heeft op de kinderen als zij kennis krijgen van dit soort onderwerpen, voordat er duidelijkheid over bestaat. Sinds januari 2023 gaat [de minderjarige] naar een andere school. Vanwege de korte betrokkenheid van de nieuwe school, is er nog maar beperkt zicht en heeft de GI enkel informatie vanuit de vorige school van [de minderjarige] . Gezien werd dat [de minderjarige] met regelmaat te laat kwam, waardoor hij de opstart van de dag miste. [de minderjarige] komt onzeker over, denkt snel dat hij iets niet kan en heeft dan weinig motivatie om door te zetten. Verder heeft de school zorgen geuit over het gedrag dat [de minderjarige] liet zien (onder meer schelden en kleinerende opmerkingen maken naar medescholieren). De GI maakt zich zorgen om de plotselinge veranderingen die de moeder heeft ingezet. [de minderjarige] heeft behoefte aan rust en voorspelbaarheid. De GI is van mening dat de moeder opvoedondersteuning nodig heeft en om dit te verwezenlijken acht zij een ondertoezichtstelling noodzakelijk.
3.3.
Ter zitting heeft de GI desgevraagd aangegeven dat de zorgen die zij heeft voornamelijk baseert op de informatie van [de vorige school] , de vorige school van [de minderjarige] , en de informatie vanuit zijn oude buitenschoolse opvang (BSO). De GI is voornemens om de aankomende periode zowel hulp voor [de minderjarige] in te zetten, als Multi Systeem Therapie (MST) voor het hele gezin. De GI is bezig met een aanmelding bij Horizon en bij de Viersprong voor MST. Omdat er eerder systemische therapie is ingezet vanuit Fier en dit niet het gewenste effect heeft gehad, wil de GI veel aandacht besteden aan de intake zodat de juiste hulp kan worden ingezet. Ook wil de GI onderzoeken wat [de minderjarige] nodig heeft van zijn vader. Tijdens het laatste huisbezoek bleek dat [de minderjarige] zijn vader mist en meer nodig heeft van hem. De GI wil verder onderzoeken wat er mogelijk is in het contact tussen [de minderjarige] en zijn vader en hoe zij hem daarbij kunnen helpen. Dit zal niet gemakkelijk worden, nu de vader heeft aangegeven geen bemoeienis te willen vanuit de GI.
Aanvullend voorwaardelijk verzoek van de GI
3.4.
Ter zitting heeft de GI voorts een voorwaardelijk verzoek gedaan tot vervanging van de WSS als gecertificeerde instelling belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . De vader van de halfzus- en broer van [de minderjarige] (hierna: [de vader van de halfzus- en broer] ) heeft een verzoek gedaan tot vervanging van de WSS door een andere GI wegens een vertrouwensbreuk. Hoewel de GI niet alle grieven van [de vader van de halfzus- en broer] onderschrijft, erkent zij dat het vertrouwen in de samenwerking met de ouders van [de minderjarige] en [de vader van de halfzus- en broer] is beschadigd. Dit heeft zijn weerslag op de samenwerking met de moeder. Indien het verzoek van [de vader van de halfzus- en broer] wordt toegewezen, vindt de GI het wenselijk en praktischer als er één en dezelfde GI betrokken is bij alle kinderen (van de moeder) omdat zij grotendeels in één gezin verblijven. Daarom verzoek de GI, indien het verzoek van [de vader van de halfzus- en broer] wordt toegewezen, te worden vervangen als GI belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Desgevraagd heeft zij voorts aangegeven dat zij de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar een geschikte GI acht voor het gezin.

4.De standpunten

Het standpunt van de moeder:
4.1.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. De moeder betwist de zorgen van de GI en stelt primair dat er geen sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] . Subsidiair stelt zij dat als er wel sprake zou zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft. De moeder vindt het onduidelijk wat de precieze en actuele zorgen van de GI inhouden en wat zij concreet moet doen om de zorgen te verminderen. De zorgen van de GI worden enkel gebaseerd op informatie vanuit de oude school van [de minderjarige] . Het kan niet kloppen dat de informatie ook wordt gebaseerd op informatie vanuit de oude BSO van [de minderjarige] , nu de verslaglegging van de oude BSO positief is. Uit de verslaglegging blijkt bijvoorbeeld dat [de minderjarige] te corrigeren valt, dat hij de dingen goed oppakt en dat er sprake is van open communicatie met de moeder. De moeder benadrukt voorts dat de zorgen over haar middelengebruik niet actueel meer zijn en dat alle aangeboden hulpverlening door de moeder positief is afgerond of is beëindigd door een buiten de moeder gelegen reden. De moeder vindt het daarom des te vervelender dat de GI thans de reden van het beëindigen van het traject bij Loek-Hal heeft gewijzigd in het plan van aanpak en daarbij insinueert dat de reden van het beëindigen wel is gelegen bij de moeder. Voorts is de gang van zaken rondom de wisseling van school niet accuraat beschreven door de GI. Zo is het voornemen om [de minderjarige] te laten van wisselen van school, reeds ter zitting in november 2022 aangekondigd door de moeder. Desgevraagd heeft de moeder aangegeven dat de reden om van school te wisselen is gelegen in de ervaringen van [de minderjarige] op zijn oude school. [de minderjarige] voelde zich niet prettig op die school en kwam daardoor niet tot leren toe. Dit gaat inmiddels veel beter op zijn nieuwe school.
De GI heeft tijdens een gesprek met de moeder en haar advocaat op 5 januari 2023 zelf aangegeven dat de GI merkt dat zij handelt vanuit een tunnelvisie en dat zij daardoor niet meer weet hoe de situatie kan worden verbeterd. Om deze situatie te doorbreken heeft de GI aangegeven dat zij een expertiseteam zullen inzetten om de koers te bepalen. De moeder heeft hier na deze mededeling niks meer over gehoord en constateert dat er ondertussen geen vorderingen meer worden gemaakt door de GI. De vorderingen die er wel worden gemaakt, zijn teweeg gebracht doordat de moeder zelf actie onderneemt. Zo heeft de moeder zelf een aanmelding gedaan bij de Praktijk (thans Parlan). De moeder vindt namelijk wel dat gekeken moet worden of [de minderjarige] hulp kan gebruiken verwerking van hetgeen hij heeft meegemaakt met zijn ex-stiefvader en zij vindt dat onderzocht worden wat [de minderjarige] nodig heeft in het contact met zijn vader. Dat de GI nu zelf stappen wil gaan zetten richting contactherstel, vindt de moeder onbegrijpelijk. Eerder heeft de GI namelijk gezegd dat de vader aan zet is om de eerste stappen te zetten richting contact met [de minderjarige] . De moeder ervaart het alsof deze stappen nu weer worden aangehaald als reden om de ondertoezichtstelling te verlengen.
Ten aanzien van het aanvullende verzoek van de GI, heeft de moeder aangegeven dat zij zich kan vinden in de vervanging van de GI. Het vertrouwen tussen de moeder en de GI is beschadigd. Dit heeft onder meer te maken met het eerdere verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , waar de GI ook na het afwijzende oordeel van de rechtbank van 1 november 2022 achter bleef staan.
Het standpunt van de opa (mz):
4.2.
De opa heeft aangegeven dat de GI geen zorgen meer kan vinden bij de moeder thuis. De laatste twee jaren heerst er rust en vrede. De opa heeft het idee dat de moeder wordt afgeschilderd als iemand met veel problemen. De ondertoezichtstelling heeft geen toegevoegde waarde meer. De omgang tussen de vader en [de minderjarige] kan ook geregeld worden door de opa en de oma, daarvoor is de GI niet nodig. Desgevraagd heeft de opa daaraan toegevoegd dat zijn verzorgende rol inmiddels is verminderd. Op vrijdagen is het opa-dag en op de woensdag is het oma-dag. De rest van de week geeft de moeder de zorg voor de kinderen zelfstandig vorm.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling:
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] :
  • het zorgelijk gedrag dat [de minderjarige] op school laat zien, zich onder meer uitend in het maken van grove opmerkingen en gebaren naar klasgenoten, en de onduidelijkheid waar dit gedrag vandaan komt;
  • het ontbreken van contact tussen [de minderjarige] en zijn vader terwijl de wens vanuit [de minderjarige] er wel is;
  • de blootstelling van [de minderjarige] aan conflicten en spanningen in de relatie tussen de moeder en [de vader van de halfzus- en broer] ;
  • de zorgen over de stabiliteit en voorspelbaarheid van de moeder en haar vermogen tot constructief handelen in de opvoedsituatie.
5.3.
De kinderrechter deelt niet het standpunt van de moeder dat dat de zorgen van de GI niet concreet genoeg zijn. [de minderjarige] heeft op zijn eerdere school gedragsproblemen laten zien en op dit moment is onvoldoende duidelijk waar dit gedrag vandaan komt en wat [de minderjarige] daarin nodig heeft. Dat [de minderjarige] het op zijn huidige school goed lijkt te doen is fijn maar doet aan het voorgaande niet af, omdat hij hier nog maar zeer recent is gestart.
[de minderjarige] heeft in ieder geval door de spanningsvolle relatie tussen de moeder en [de vader van de halfzus- en broer] veel meegemaakt, hetgeen mogelijk (mede) de oorzaak vormt voor dit gedrag. De moeder heeft deze zorgen over [de minderjarige] ook erkend en ziet de noodzaak van inzet van hulpverlening hiervoor.
Dat [de minderjarige] geen contact heeft met zijn vader is ook een concrete zorg. Hoewel de GI hierin geen eenduidige koers heeft gevaren is het ontbreken van contact in de eerste plaats te wijten aan een kennelijk onvermogen van de ouders om regulier contact tot stand te brengen.
Tot slot heeft de rechtbank zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder kent een vrij lange hulpverleningsgeschiedenis, en in het leven van de moeder is vaker sprake geweest van (hevige) conflictueuze situaties en impulsieve keuzes die gevolgen hebben gehad voor de opvoedsituatie van de kinderen. Dat het samenwerkingsverband van hulpverleners dat als laatste betrokken is geweest de samenwerking plotseling heeft beëindigd kan niet geheel op het conto van de moeder worden geschreven omdat er kennelijk intern ook onenigheid bestond en omdat onvoldoende duidelijk is wat aan vermeende onveiligheid van de hulpverleners ten grondslag zou hebben gelegen. Desondanks zijn de berichten van onder andere de regievoerder over de houding van de moeder wel zorgelijk en heeft de moeder onlangs weer een ingrijpende keuze gemaakt voor [de minderjarige] , door hem van school te laten wisselen, kennelijk gedreven door onenigheid met school.
Anders dan de moeder, denkt de kinderrechter niet dat het vrijwillig kader voldoende is om voornoemde zorgen weg te nemen. Er is zoals gezegd al veel hulpverlening ingezet waarvan uiteindelijk geconcludeerd kan worden dat dit niet het gewenste effect heeft gehad, omdat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] nog steeds aanwezig is. Hoewel de moeder voor het verbreken van samenwerkingsrelaties en bijvoorbeeld de wisseling van school redenen aandraagt die buiten haarzelf gelegen zijn en deze verklaringen op sommige punten haaks staan op hetgeen de GI heeft verklaard, kan de kinderrechter, zoals hiervoor omschreven, de zorgen van de GI niet zomaar terzijde schuiven. Een en ander sterkt de kinderrechter in de overtuiging dat de houding van de moeder mede debet is aan het voortbestaan van de huidige zorgen en dat de moeder daarom niet in het vrijwillig kader in staat zal zijn de zorgen weg te nemen. In de aankomende tijd zal de GI moeten inzetten op een systemische aanpak in het gezin, dienen te onderzoeken wat [de minderjarige] nodig heeft om te kunnen omgaan met de gebeurtenissen ten tijde van de relatie van de moeder met [de vader van de halfzus- en broer] en dienen te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn tot contactherstel, en welke hulp [de minderjarige] nodig heeft om te kunnen omgaan met de uitkomst daarvan. De kinderrechter ziet ook op dit vlak noodzaak voor de betrokkenheid van een neutrale regievoerder in de vorm van een GI.
Vervanging GI:
5.4.
Ingevolge artikel 1:259 van het BW, voor zover hier van belang, kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert, vervangen door een andere GI.
5.5.
De kinderrechter overweegt allereerst dat zij het verzoek van [de vader van de halfzus- en broer] tot vervanging van de GI bij afzonderlijke beschikking heeft toegewezen, zodat het voorwaardelijk verzoek van de GI ter beoordeling voorligt. De kinderrechter ziet aanleiding het verzoek van de GI toewijzen. Zoals de GI en de moeder ter zitting hebben verklaard is sprake van een inmiddels zeer moeizame samenwerkingsrelatie en van beschadigd vertrouwen. Gebleken is dat de factoren die daaraan hebben bijgedragen onder meer bestaan uit: het stagneren van de hulpverlening vanuit Koel&co en het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] dat bij beschikking van 1 november 2022 is afgewezen. Er is niet langer sprake van een situatie van waaruit op constructieve wijze gewerkt kan worden aan de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] . Dit betekent naar het oordeel van de kinderrechter dat het belang van [de minderjarige] vereist dat er een andere GI wordt benoemd. Daarbij heeft de kinderrechter ook meegewogen dat de moeder achter het verzoek staat en dat het vanuit praktisch oogpunt, mede gelet op de beoogde systemische aanpak in het gezin, wenselijk is dat er één en dezelfde GI betrokken is bij [de minderjarige] en zijn halfbroertje- en zusje.
5.6.
Gelet op het advies ter zitting van de GI en de voorkeur van de moeder, zal de WSS worden vervangen door de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers gevestigd te Alkmaar.
5.7.
De kinderrechter hoopt dat nu de GI zal worden vervangen de samenwerkingsrelatie tussen de moeder en de GI zal verbeteren, en zij gezamenlijk verder kunnen werken aan het verwezenlijken van een stabiele en gezonde opvoedomgeving die bijdraagt aan de ontwikkeling van [de minderjarige] . Mogelijk kan de aanstaande wisseling van GI’s ook een positieve uitwerking hebben op de relatie tussen de vader en de GI, in die zin dat er weer constructief contact kan plaatsvinden over de (on)mogelijkheden tot omgang tussen vader en zoon. [de minderjarige] heeft het nodig dat hier op korte termijn duidelijkheid over komt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige:

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot 21 december 2023;
6.2.
vervangt de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, door de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023 door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 13 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.