In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan over de kinderbijdrage en zorgregeling tussen een vrouw en een man na de beëindiging van hun relatie in 2018. De vrouw verzocht om een wijziging van de kinderbijdrage, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 423,-- per maand per kind, naar € 263,-- per maand per kind, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift op 16 juni 2022. De vrouw stelde dat de oorspronkelijke bijdrage niet voldeed aan de wettelijke maatstaven en dat er relevante gewijzigde omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De man voerde verweer en stelde dat de kinderbijdrage correct was vastgesteld en dat er geen relevante wijzigingen waren.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende had onderbouwd dat de oorspronkelijke kinderbijdrage niet aan de wettelijke maatstaven voldeed. Wel constateerde de rechtbank dat er sprake was van relevante gewijzigde omstandigheden, zoals een stijging van de inkomens van beide partijen, die een herbeoordeling van de onderhoudsverplichting van de man rechtvaardigden. De rechtbank berekende de nieuwe kinderbijdrage op € 184,-- per maand per kind, met ingang van 16 juni 2022.
Daarnaast werd het verzoek van de man om de zorgregeling te wijzigen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen doorslaggevende redenen waren om de bestaande zorgregeling aan te passen, ondanks de zorgen van de man over de wisselmomenten voor de kinderen. De rechtbank adviseerde beide partijen om in overleg te treden over de zorgregeling, indien nodig met hulp van een mediator.