ECLI:NL:RBNHO:2023:209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
22/1251
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een ZW-uitkering en geschiktheid voor maatgevende arbeid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering per 30 november 2021. Eiseres, die eerder als productiemedewerker werkte, had zich op 14 juni 2021 ziek gemeld en ontving vanaf 5 juli 2021 een ZW-uitkering. De rechtbank behandelt het beroep na een zitting op 1 december 2022, waar zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is, omdat de verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat eiseres per 30 november 2021 weer geschikt was voor haar maatgevende arbeid. Eiseres had aangevoerd dat haar belastbaarheid onjuist was vastgesteld en dat zij door haar oogklachten en andere fysieke klachten niet in staat was om haar werk uit te voeren. De rechtbank oordeelt echter dat de medische beoordeling van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd is en dat er geen aanknopingspunten zijn om deze in twijfel te trekken.

Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen voor de medische beoordeling, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om hierop in te gaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1251

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.E. Stam),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. W. van Nieuwburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 30 november 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 26 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was laatstelijk werkzaam als productiemedewerker bij [bedrijf 1] via [bedrijf 2] B.V. Na beëindiging van haar tijdelijke contract ontving zij vanaf april 2021 een Werkloosheidswet (WW)-uitkering. Op 14 juni 2021 heeft eiseres zich ziek gemeld. Vanaf 5 juli 2021 ontvangt eiseres een ZW-uitkering.
2.1.
Op 25 november 2021 vindt een ziektewetbeoordeling plaats. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres geschikt is om haar arbeid te verrichten.
2.2.
In de bezwaarfase heeft de arbeidsdeskundige een beschrijving van de maatstaf Ziektewet gegeven. Ook heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gevolgd door een lichamelijk onderzoek. De arbeidsdeskundige heeft op 31 december 2021 gerapporteerd en geconcludeerd dat het eigen werk, te weten de functie van productiemedewerker, passend is. In het kader van het onderzoek naar wat onder het eigen werk van eiseres verstaan moet worden heeft de arbeidsdeskundige op 31 december 2021 telefonisch contact opgenomen met de heer [naam] , contactpersoon van [bedrijf 2] B.V. bij de [bedrijf 1] .

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de ZW-uitkering aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De medische beoordeling
5. Eiseres stelt dat verweerder haar belastbaarheid onjuist heeft vastgesteld. Eiseres kan zich niet vinden in de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres het werk in de vleesfabriek met haar oogklachten kan doen, omdat uit de functiebeschrijving zou blijken dat er in de functie geen beroep op de visuele capaciteiten wordt gedaan. Eiseres kon het werk in de vleesfabriek niet langer uitvoeren. Eiseres was door haar oogproblemen niet in staat om het vlees (zonder verpakking) op de juiste wijze op de band te keuren. Hierdoor gebeurde het dagelijks verscheidene malen dat zij vlees ‘doorliet’ wat afgekeurd diende te worden (en andersom). Ook zag eiseres de nummering op de pakketjes niet goed en had zij moeite met bediening van de machines. Collega’s van eiseres vingen haar fouten op. Eiseres voerde haar werk niet naar behoren uit. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij ernstige oogklachten heeft, heeft eiseres medische informatie van Bergman Clinics van 5 mei 2022 ingebracht.
Ook wordt voorbij gegaan aan de fysieke klachten, zoals klachten aan de rug en aan de knieën. Door het vele staan en tillen en het reiken was het werk ook fysiek te zwaar voor eiseres. Uit de ingebrachte informatie van de huisarts van 27 december 2021 blijkt dat eiseres al een paar jaar kampt met rugklachten. Deze aspecifieke rugklachten zijn objectiveerbaar en hiermee dient rekening te worden gehouden. Ook had door verweerder gemotiveerd moeten worden in hoeverre de rugklachten een probleem vormen bij het tillen aan de lopende band van 2-5 kg. Daarbij is er onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheden tot recuperatie. Door de oogklachten van eiseres kost alles immers heel veel energie en moeite en krijgt zij hoofdpijn. Daarnaast is eiseres al langer bekend met schildklierklachten, wat leidt tot vermoeidheid. Ook is sprake van slaapproblemen. Ten slotte heeft eiseres last van verminderde eetlust en depressieve klachten als gevolg van de oogklachten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij informatie van het ZMC van 17 oktober 2022 overgelegd.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder een gemotiveerde onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat eiseres per 30 november 2021 weer geschikt was voor het verrichten van de maatgevende arbeid. Gelet op de zich in het dossier bevindende medische gegevens waren de verzekeringsartsen op de hoogte van eiseres haar klachten en zijn deze klachten bij de beoordeling betrokken. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het oordeel van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat er beperkingen zijn van de visus, maar constateren dat deze beperkingen niet zodanig zijn dat eiseres niet in staat is de maatgevende arbeid te verrichten. Uit de rapportage van de verzekeringsarts van 25 november 2021 is op pagina vier vermeld dat eiseres vanaf haar vroege jeugd bestaande functionele monoculus heeft en dat er recent geen verergering van de klachten heeft plaatsgevonden. In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 jan 2022 is op pagina vijf vermeld dat uit de ingediende stukken (het uit het Bulgaars vertaalde stuk van maart 2021 van de Nationale commissie medische experts en de informatie van het OMC van 28 juni 2021) geen duidelijke verslechtering is af te leiden. Ook in maart 2021 was de visus van eiseres al fors beperkt. Daarnaast blijkt geen duidelijk appèl op de visuele capaciteiten in de maatstaf functie. De rechtbank kan verweerder volgen dat de in beroep overgelegde informatie – het verslag van Bergman Clinics van 5 mei 2022 – ook geen beeld van een zodanige verslechtering geeft.
6.2.
Ook de overige door eiseres gestelde fysieke klachten zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. Vermeld is dat dit niet leidt tot beperkingen. Het standpunt van eiseres dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen beperkingen zijn vastgesteld voor haar rugklachten is niet met nadere medische informatie onderbouwd. De rechtbank kan verweerders standpunt volgen dat uit de ingebrachte informatie vanuit ZMC van 17 oktober 2022 onvoldoende kan worden afgeleid dat sprake is van zodanige klachten dat eiseres haar werkzaamheden niet kan verrichten. Ook blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 januari 2022 dat de schildklierklachten, de knieklachten en het feit dat eiseres vermoeidheidsklachten had door haar slechte zicht, reeds bekend waren en dat eiseres al jaren heeft gefunctioneerd met de schildklierklachten. Voorts kan de rechtbank het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat de ingediende medische informatie onvoldoende aanleiding geeft om te oordelen dat meer beperkingen hadden moeten worden gesteld in verband met psychische klachten.
De maatgevende arbeid
7. Eiseres stelt dat het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is en voert daarvoor het volgende aan. Uit de functieomschrijving van de arbeidsdeskundige blijkt niet of er sprake is van nummering op de bakjes, terwijl dit wel door eiseres tijdens de hoorzitting is vermeld. Het had op de weg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelegen om van de arbeidsdeskundige een nadere motivering te vragen ten aanzien van de nummering op de bakjes, zodat vervolgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot een weloverwogen oordeel had kunnen komen in hoeverre de visuele beperkingen een probleem waren bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Ook had de verzekeringsarts bezwaar en beroep een oordeel moeten geven of eiseres in staat is tot het keuren van het vlees en of zij in staat is om met de machines om te gaan. De door verweerder geraadpleegde contactpersoon van [bedrijf 2] B.V. kent eiseres niet. De vraag of zij naar behoren haar functie heeft uitgeoefend is volgens eiseres niet relevant; enkel de vraag of zij per datum in geding geschikt is voor de functie.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Bij een beoordeling van (on)geschiktheid tot werken in de zin van artikel 19 van de ZW is geen arbeidskundige beoordeling vereist. Wel dient er in voorkomende gevallen een toereikende werkomschrijving door de arbeidsdeskundige te worden opgesteld. Het is de rechtbank niet gebleken dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de door hem op 31 december 2021 opgestelde functieanalyse is uitgegaan van een ontoereikende omschrijving van de werkzaamheden van productiemedewerker bij een vleesverwerkend- en verpakkingsbedrijf. Ook mocht verweerder afgaan op de verkregen informatie van de contactpersoon van [bedrijf 2] B.V. Ter zitting heeft gemachtigde van verweerder verklaard dat – aangezien er geen sprake was van een zodanige verslechtering van haar klachten – er geen aanleiding was om een meer gedetailleerde functie analyse op te vragen. Eiseres had de betreffende werkzaamheden één jaar gedaan en is niet ziek uit dienst gegaan. Uit de beschikbare informatie is niet gebleken dat eiseres haar functie niet heeft kunnen uitoefenen met haar reeds aanwezige beperkingen. Nu ook niet is gebleken van een zodanige verslechtering van haar klachten, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat eiseres in staat is tot het verrichten van haar arbeid.
Benoeming deskundige
8. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijk deskundige te benoemen voor de medische beoordeling. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten ziet om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.